Category Archives: Op stap

Boekentorenliefde

De Boekentoren is een symbool in Gent. Het is de jongste van de torens die de Gentse skyline bepalen, maar voor mij eigenlijk wel de mooiste. Het is niet de hoogste toren op zich, maar doordat hij op de Blandijnberg staat, ‘torent’ hij toch maar mooi boven de omgeving uit 😉
De toren vormt de spreekwoordelijke kroon op het werk van architect en kunstenaar Henry Van de Velde en groeide uit tot een symbool van het modernisme in de Belgische architectuur.

‘Een machtige boekenkast in de hoogte aangelegd’, zo presenteerde Henry Van de Velde in 1934 zijn ontwerp. Op 15 oktober 1942 opende de nog onvoltooide Boekentoren voor het eerst zijn deuren. De toren liep heel wat oorlogsschade op en moest dus al meteen worden hersteld. In de loop van de decennia ging de staat van toren sterk achteruit, maar uiteindelijk kwam er recent dan toch een renovatie, uitgevoerd door een team onder leiding van het vermaarde duo Robbrecht en Daem. In 2021 was de parel van de Universiteit Gent terug in ere hersteld en wilde ik dolgraag het resultaat gaan bekijken.

Tijdens mijn opleiding Germaanse talen volgde ik o.a. het keuzevak bibliotheekwetenschappen en was toen al eens tot boven in de toren geweest. Later, in 2010, toen ik verslaggever was voor Gentblogt, kon ik samen met Maya nog eens op bezoek naar aanleiding van een workshop met Pieter Gaudesaboos over zijn boek Tommy en de torenhoge boterham (link naar het verslag van toen, bij de archivering zijn er wel wat rare tekens in de tekst gekomen).

Dat Van de Velde veel aandacht had voor de lijn en natuurlijk licht hoeft geen betoog, de inrichting van de Boekentoren maakt dat overduidelijk. Ook zijn aandacht voor functionalisme vind je terug in het ontwerp. De afstand tussen de kolommen werd aangepast aan de breedte van de boekenrekken en de hoogte van de plafonds in het boekenmagazijn werd precies berekend zodat het personeel zonder ladder de bovenste plank kon bereiken.

De volledige inrichting is trouwens zakelijk en functioneel, geen overbodige krullen en ornamenten, maar strakke lijnen en afgeronde hoeken.


Door het uitbreken van Wereldoorlog II kon hij helaas niet alle materiaal gebruiken zoals in het ontwerp voorzien, Belgisch Sint-Anna marmer werd het alternatief voor het zwarte rubber of linoleum dat hij aanvankelijk gekozen had als materiaal voor de meeste vloeren. De houten wandpanelen in de Belvedère zijn van inlandse eik, de donkere omlijsting van wengé, afkomstig uit Congo.

De Belvedère is de parel aan de kroon van de Boekentoren, al was de functie minder duidelijk. Van de Velde wilde er een museum van het boek van maken, de universiteit wilde het gebruiken voor lezingen en recepties. Door het ontbreken van een goede liftverbinding (die kwam er met de renovatie wel) bleek dat echter niet haalbaar en werd de mooie Belvedère een plek waar het personeel mocht eten of op de biljart spelen.
Die bewuste biljart heb ik er nog zien staan tijdens mijn studentenbezoek, hoe hij ooit op zijn plaats is geraakt, kon niemand ons vertellen. Nu is hij verdwenen en een vriendelijke jongedame wist me te vertellen dat ze hem op het dak van de lift (wan er in lukte niet) naar beneden zouden hebben gebracht! New urban legend or true story, wie zal het zeggen?

Heel fijn trouwens om deze buurt eens vanuit de hoogte te bekijken.

Na ons bezoek aan de toren ‘moesten’ we uiteraard ook nog eens een kijkje nemen in de leeszaal. In de inkomhal nu geen fichebakken meer (maar lockers) en ook de tafels en stoelen in de leeszaal bleken intussen vervangen. Waar wij enkel over onze papieren cursus en boeken gebogen zaten, zaten er nu vooral studenten met laptops en vele ook met koptelefoons, maar de stilte hing er nog steeds, net zoals ‘in onze tijd’ 😉

Terug buiten liepen we nog even verder naar de hoek van straat, richting HIKO. Het Hoger Instituut voor Kunstgeschiedenis en Oudheidkunde (HIKO) werd opgericht in 1920. Van de Velde werd niet enkel docent, maar ontwierp ook het gebouw dat nu de westvleugel vormt van het Boekentoren-complex. De bijzonder ingang met de afgeronde hoek en de grote raampartij trekt nog steeds de aandacht van menig voorbijganger. Bij mooi weer kregen de studenten vroeger soms les op het buitenterras onder de betonnen luifel die uitkeek op de binnentuin, een privilege dat ik zelf jammer genoeg niet mocht ervaren in mijn studentenjaren (ik volgde er o.a. lessen Duits terwijl mijn lief op mij zat te wachten en de luide stem van prof W. DC tot in de gang kon horen).
Collecties die toen in de tentoonstellingsruimte werden getoond, maken vandaag deel uit van het Gents Universiteitsmuseum (GUM), ook een hele fijne plek om eens te bezoeken trouwens.

‘t Was heel fijn om de Boekentoren en de universiteitsbibliotheek in ere hersteld te zien en daarnaast was het ook een leuke trip down memory lane voor ons beide 🙂

 

Kunst in d’ Oude kliniek

De gemeenschapsinstelling De Zande in Beernem wordt vernieuwd. Vooraleer het oude gebouw te slopen, staat het nog 1 weekend open voor de inwoners, met de tentoonstelling Kunst in d’Oude Kliniek. Met de sloop van het gebouw verdwijnt immers ook een stukje Beernemse geschiedenis. Het gebouw was sinds de jaren ’30 een ziekenhuis en later een kraamkliniek. Heel wat inwoners van Beernem zagen er dus het levenslicht 😉

Op zaterdag 25 en zondag 26 maart, tussen 10.00 en 18.00 u, kan je nog een laatste keer een bezoek te brengen aan de voormalige kraamkliniek. Er is een fototentoonstelling over de geschiedenis van de Sint-Andreaskliniek en ruim 34 Beernemse kunstenaars palmen de kamers in met hun kunstwerken. Aangezien eentje van de 34 een collega is, besloten we op zaterdagmiddag toch even richting Beernem te rijden en een kijkje te gaan nemen 🙂

Fotografie, schilderkunst, beeldhouwwerken, muziek, keramiek, mixes media, … heel wat uiteenlopende kunstvormen waarbij het een ons al meer aansprak dan het ander, maar dat is wel vaker zo met kunst natuurlijk. Wil je zelf nog een kijkje gaan nemen, dan moet je snel zijn, want enkel nog te zien op zondag 26 maart, tussen 10u en 18u. De lokale TV kwam alvast een kijkje nemen en maakte een reportage. Meer beelden van de verschillende werken van de kunstenaars en de tentoonstelling vind je ook op de Instragrampagina Kunst in de Zande. De namen van alle deelnemende kunstenaars lees je op de website van de gemeente Beernem.

   

KMSKA opnieuw open

Op 24 september 2022 gingen bij het vernieuwde Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) de deuren terug open voor het publiek. Na elf jaar bouwen en renoveren was iedereen er opnieuw welkom.

Het KMSKA was 11 jaar gesloten. In die periode werd het historische gebouw gerenoveerd en werd er een nieuw, hagelwit volume aan toegevoegd. De nieuwe toevoeging is geen uitbreiding, maar een ingenieuze inbreiding in de historische patio’s. Hierdoor ontstond er 40% extra tentoonstellingsruimte. KAAN Architecten creëerde hiermee twee werelden in één gebouw en het museum viel hiermee al in de prijzen.

Binnenkomen doe je niet meer via de monumentale trappen, maar langs een kleine ingang linksvoor (bij het blauwe tentje op de foto) die je naar een lager gelegen ontvangstgedeelte brengt met digitale ticketbalie (voor wie nog geen kaartje vooraf kocht), een grote lockerruimte (om jassen en tassen op te bergen, en een vriendelijke reminder om een foto te maken van je lockernummer want met digitaal slot dus geen genummerd sleuteltje om mee te nemen) en een trap naar de voormalige ‘inkomhal’.
Daar kan je meteen de grandeur van het oorspronkelijke museum ervaren terwijl je aanschuift om je ticket te laten valideren. In de inkomhal stond een vleugelpiano voor wie zin heeft om de wachttijd muzikaal wat op te fleuren (bij ons nog niet echt nodig, een uurtje later was de rij al een behoorlijk stuk langer en werden de intermezzo’s wel gesmaakt).

De glanzend witte vloer kwam al tijdens het openingsweekend volop in het nieuws wegens vol zwarte vegen (en wie was er in hemelsnaam op dat idee gekomen om voor een witte museumvloer te kiezen?) Ik vond het persoonlijk wel bijzonder en ook best mooi, helemaal niet ‘clean’ of ‘labo-achtig’ (en de zwarte vegen waren intussen weer netjes weggehaald, respect voor de poetsploeg).

Uiteraard gingen we ook naar de ruimte met colour blocking lijnen, volgens mij de plek die sinds de heropening al het meest op sociale media opdook. Het is dan ook een heel ‘istagrammable’ plekje 😉

In het nieuwe deel van het museum werd ook met heel wat marmer gewerkt, niet direct mijn meest favoriete materiaal, maar hier vond ik het wel passend. De nieuwe trappen goed in beeld brengen met mijn al wat gedateerde smartphone was wel een uitdaging en de werkelijkheid is zeker mooier dan de afbeelding.

 

Het KMSKA is het grootste kunstmuseum van Vlaanderen en heeft een rijke verzameling van absolute topwerken. Van de Vlaamse primitieven en de Antwerpse barok tot een uitgebreide verzameling moderne kunst, de belangrijkste Ensor-collectie ter wereld en de grootste collectie werken van Rik Wouters. Het is ook het enige museum in Vlaanderen met een eigen restauratie-atelier en expertisecentrum rond Rubens, Ensor en de Antwerpse barok.

Wat mij – naast de architectuur – sterk aansprak, is de manier waarop de kunstwerken gecombineerd worden, hoe werken in dialoog gaan met elkaar. Hoe Vlaamse primitieven gecombineerd worden met moderne werken, ik kon het zeker smaken. Er is duidelijk ook een vleugje humor aanwezig bij de curatoren, zo bv een schilderijtje dat scheef lijkt te hangen, maar dat is (uiteraard) helemaal niet zo toevallig 😉

Het nieuwe deel van het museum heeft ook een modern prentenkabinet waar het licht getemperd is om de papieren werken niet te beschadigen. Het tonen van werken op papier houdt door de lichtgevoeligheid altijd grotere risico’s in. Daarom werden veel van de werken op papier vroeger zelden getoond. Hier krijgen ze hun eigen plek.
Het KMSKA kreeg in 2021 een schenking van 57 leemtetekeningen van de kleinkinderen van Michel Seuphor.

De kunstenaar werkt met horizontale lijnen van verschillende lengtes om vormen te creëren. Een hele secure manier om kunst te benaderen, waarvoor Seuphor inspiratie haalde bij abstract kunstenaar Piet Mondriaan én de horizonlijn van de Antwerpse haven. Elk van de 57 tekeningen bestaat op zichzelf, al kunnen sommigen ook gecombineerd worden en een grotere compositie vormen. Ik kende deze kunstenaar niet, noch deze kunstvorm, maar vond het wel heel mooi en bijzonder.

Het nieuwe dak met de vele prefab-schachtjes die voor indirect licht zorgen, vond ik eigenlijk qua beeld wel passen bij de leemtetekeningen. Ze zorgen trouwens ook voor een leuke reflectie op de witte vloer. Misschien niet meteen iets waar iedereen op let, maar ik kan die dingen nu net weer zo mooi vinden aan een gebouw 🙂

 

Ook het werkje ‘Hulde aan Marc Chagall’ van Pablo Gargallo vond ik erg knap en zou ik met plezier thuis een ereplekje geven om er elke dag van te genieten 😉

 

Wie ervan droomde om eens een eigen kunstwerk tentoon te stellen in het KMSKA, kon deelnemen aan De Nationale Expo. Inspiratiebron voor deze wedstrijd was Aanbidding door de koningen, Rubens’ topstuk uit het KMSKA. Iedereen kon meedoen ongeacht kunstvorm of ervaring. Meer dan 2.500 creatieve talenten namen deel en probeerden zoveel mogelijk stemmen te ronselen. Meer dan 125.000 mensen brachten een stem uit op hun favoriet. 100 kunstwerken zullen nog tot 22 januari 2023 schitteren in KMSKA, de 50 populairste werken via de publieksstemmen (één van hen is trouwens onze goede vriend Max van Hemel) en 50 werken gekozen door een vakjury. Via een afgeleide wedstrijd op Ketnet, De Nationale Ket-expo, waagden 270 kinderen hun kans, tien van hen veroverden een plek in het museum. Wie snel is, kan nog een kijkje nemen. Boek maar gauw een ticket zou ik zeggen 😉

 

Alle praktische info lees je op de website van het museum.

Bond in motion

James Bondfilms, je houdt ervan of je hebt er een hekel aan denk ik. Ons vader heeft er altijd van gehouden en ik zag thuis verschillende Bondfilms meerdere keren de revue passeren op TV (één toestel en dus werd er samen gekeken of niet gekeken 😉 )
Ook M. bleef fan en dus zagen we ook alle meer recente films, soms in de bioscoop, maar zeker op TV.
Toen mijn vader opmerkte dat hij graag naar de Bondtentoonstelling was geweest, maar de trip naar Brussel niet zag zitten, was mijn keuze voor een kerstcadeautje dan ook snel gemaakt en reden we in de kerstvakantie nog richting Heizel  😉

“Bond in Motion” is een belevingstentoonstelling met echte voertuigen uit de films van James Bond. Van het eenpersoonshelikoptertje “Little Nellie” over (speed)boten en ijsvehikels tot dé James Bond-auto: de Aston Martin. Op een oppervlakte van 6000 m² kan je naast 50 originele voertuigen op ware grootte ook een hele reeks miniaturen en schaalmodellen van auto’s, vliegtuigen, helikopters bewonderen. Het zijn allemaal modellen die effectief gebruikt zijn in de 25 James Bond-films. Op sommige auto’s kan je nog sporen zien van de stunts tijdens de filmopnames.

Bij elk voertuig zijn er fragmenten uit de films te zien. Ideaal dus om te checken of je nog wist uit welke film het voertuig komt en in welke scene het gebruikt werd. Je krijgt er meteen nog enkele weetjes bovenop zoals bv de maximumsnelheid van de verschillende wagens of hoeveel exemplaren van een voertuig ze nodig hadden om de volledige opname in te blikken.

De Aston Martin duikt op in 13 van de 25 Bondfilms, de eerste keer in Goldfinger. Voor Spectre werd zelfs een special Aston Martin DB10 gebouwd. Van deze wagen bestaan er maar 10 exemplaren en 8 daarvan werden gebruikt in de film! Roger Moore is dan weer de enige Bond die nooit met een Astor Martin reed (maar hij had wel een coole Lotus die je kon omvormen tot een duikboot).

Het grootste voertuig is een metrostel uit de film Skyfall. De makers hadden de volledige lengte van het terrein van de opnamestudio nodig om de set te kunnen bouwen.

De tentoonstelling geeft je een inkijk in en een kleine blik achter schermen van de verschillende Bondfilms. Interessant ook om te lezen welke scènes met echte voertuigen en welke met miniaturen opgenomen werden en ook hoe beide soms gecombineerd worden (miniatuurvliegtuig, maar wel tegen de achtergrond van de echte vluchttoren bv).

James Bond spreekt duidelijk alle generaties aan, op de tentoonstelling zie je letterlijk alle leeftijden rondlopen, van heel jong tot een pak ouder. Iedereen heeft wel zijn favoriete Bond-acteur, van Sean Connery tot Daniel Craig. Vaak is dat diegene die je het eerst zag. Wat mij betreft, klopt dat wel. Ik zal altijd een boon blijven hebben voor Sean Connery, maar Daniel Craig heeft het door de ietwat andere invulling van het personage – na een periode van wennen – intussen toch tot een eervolle tweede plek geschopt.
Nu afwachten wat de volgende Bondfilm zal brengen en wie de nieuwe vertolker zal worden.

De tentoonstelling is beslist een aanrader voor echte Bondfans. Zag je de films (nog) niet, dan weet ik niet of ik een relatief duur ticket zou betalen voor een tentoonstelling waar je op 1.5u-2u rond bent (23 euro voor een volwassene, 17 euro voor kinderen vanaf 7 tot 18j).
Je bestelt best vooraf tickets online, zo ben je zeker van een plekje. Parkeren kon ‘voor de deur’ (en kostte 10 euro), je kan ook met het openbaar vervoer komen (de metro rijdt tot de Heizel dus ook vlakbij, maar je bent wel een tijdje onderweg).
Wij waren 20 minuten voor de opening aanwezig en er stond al een rij wachtenden voor ons (die nog een pak langer werd). Het inchecken verliep heel vlot en ondanks de drukte konden wij toch vlot alles bekijken. De digitale schermen bij elk voertuig tonen de fragmenten uit de film en geven extra informatie, afwisselend in het Nederland, Frans en Engels (wil je alles in het Nederlands kunnen lezen, dan moet je dus soms wel enkele minuten wachten). Via je smartphone kan je ook een app downloaden.
Er zijn photobooths op de tentoonstelling waar je zowel met als zonder attributen jouw innerlijke Bond naar boven kan laten komen en in de bar kan je uiteraard terecht voor een passende cocktail (maar ook een frisdrank voor 3 euro of een wijntje voor 5 euro staan er op de kaart, de cocktails waren 15 euro per glas).

De tentoonstelling loopt nog tot 14 mei 2023 in Paleis 1 van Brussels Expo aan de Heizel. Alle praktische info vind je op de website van de tentoonstelling.

Chenonceau

We sloten onze zomervakantie in Frankrijk opnieuw af met een bezoek aan een Loirekasteel. Deze keer werd het dat van Chenonceau, ook wel bekend als het vrouwenkasteel, gelegen in Chenonceaux (met een x).

Het is een van de meest bijzondere kastelen van het Loiregebied omdat het over het water van de rivier de Cher ligt en het goed onderhouden tuinen heeft. Het kasteel is in privébezit, maar het hele jaar geopend voor bezoekers. Er zijn ruime, deels door bomen overschaduwde parkings en je vindt er zelfs verschillende picknicktafels (waarvan volop gebruikt wordt gemaakt). Aan de ingang hield de kasteelkat alles mee in de gaten 🙂

Bij het kasteel staat een aparte toren (waarvan we eerst dachten dat hij deel uitmaakte van het gebouw, maar dat was dus optisch bedrog).

Het oude kasteel dateert van 1432. Hendrik II erfde het en schonk het kasteel aan zijn maîtresse Diane de Poitiers. Na het overlijden van Hendrik in 1559 liet zijn echtgenote Catharina de Medici Diane uit het kasteel zetten. In ruil daarvoor kreeg Diane het veel kleinere kasteel van Chaumont-sur-Loire. Door deze gebeurtenissen kreeg het kasteel de bijnaam Château des Dames. Ook een andere dame heeft in het kasteel gewoond, namelijk Louise van Lotharingen. Zij rouwde in het kasteel over haar overleden echtgenoot, koning Hendrik III, die in 1589 was vermoord.
Claude Dupin, een Franse financier, kocht het kasteel in 1733 van de hertog van Bourbon. Zijn tweede echtgenote, Louise Dupin, hield er salon en ontving beroemdheden als Voltaire, Montesquieu en Rousseau, die er zijn beroemde boek Émile schreef. Louise Dupin introduceerde ook naar het schijnt het verschil in schrijfwijze tussen het kasteel (zonder x) en het dorp Chenonceaux (met x). Tijdens de Franse Revolutie liet zij de kapel binnen het kasteel ombouwen tot houtopslagplaats, waardoor de kapel behouden bleef.

In de kelders van het kasteel bevinden zich de keukens en de verblijfplaatsen voor het personeel. Het reusachtige fornuis en de vele koperen pannen doen ook nu nog ongetwijfeld het hart van menig kok sneller slaan 😉

Op het gelijkvloers en de eerste en tweede verdieping heel wat mooie kamers, de meeste daarvan ook met mooie grote bloemstukken. Enkele Vlaamse (Oudenaardse) wandtapijten sieren er nog steeds de muren. De twee verstrengelde C’s zijn een verwijzing naar Catherine de Medici.

Voor 1576 lag er een de brug tussen het kasteel en zijn landgoed. In 1577 liet Catharina de Medici de brug overdekken met een galerij van 60m lang en 6m breed. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd in deze ruimte een ziekenhuis geïnstalleerd.
Van 1940 tot 1942 maakte de Cher deel uit van de demarcatielijn, die de grens markeerde tussen het door Duitsland bezette deel van Frankrijk en het onbezette Vichy-Frankrijk. Via het kasteel kon men vanuit de noordzijde het vrije deel van Frankrijk bereiken. Toen dat niet meer mogelijk was, probeerde men de Cher over te zwemmen of met een vlot over te steken.

De zwaluwen profiteren trouwens ook ten volle van de ligging van het kasteel over het water en bouwen hun nesten tegen de gevel. Niet altijd even ‘netjes’ – de vogelpoep ‘siert’ de muren en de kleine balkons – maar wel heel leuk om de beestjes te zien rondvliegen terwijl ze op insectenjacht zijn 🙂

Vanuit het kasteel zagen we trouwens niet enkel de zwaluwen, maar ook de typische platbodems die, nu met toeristen i.p.v. met vracht, over de rivier voorbijgleden.

Bij het kasteel ligt zowel een tuin die ontworpen is voor Diane de Poitiers, als een voor Catharina de Medici. Beide tuinen hebben een formeel ontwerp, en zijn o.a. van bovenaf, uit het kasteel te bewonderen.

Bij het kasteel hoort een boerderij, die fraai gerestaureerd is.
Voor eigen gebruik heeft het kasteel nog steeds een grote moestuin en bloementuin.

De bloemen worden gebruikt voor de fraaie bloemstukken in het kasteel. Geef toe dat ze er daar precies wel wat ervaring hebben in het kweken van mooie (hele) grote bloemen (zelden zo’n grote hibiscus gezien) 😉

Wij vonden een bezoek aan dit Loirekasteel en omgeving meer dan de moeite waard.

Alle praktische info voor een bezoek aan het kasteel vind je op deze website: https://www.chenonceau.com/

 

 

Blois, une troisième fois

Ook dit jaar planden we onze tussenstop bij de terugreis in de Loirestreek en andermaal kozen we voor een nachtje in het Mercurehotel aan de kade in Blois.

Aangezien we al twee keer op verkenning gingen in de stad hielden we het nu bij een kortere wandeling waar we nog eens teruggingen naar enkele mooie plekjes.

En deze keer wel een treffelijke foto van het Maison des acrobates

We gingen uiteraard ook kijken naar de vele treden van l’ Escalier Denis Papin om te zien of en welk kunstwerk ze deze keer sierden. Het werk was misschien iets minder ons ding dan de vorige edities, maar misschien had dat ook gewoon te maken met het feit dat we de artiest in kwestie, George Maciunas, niet kenden. De man is (of was, want hij overleed in 1978) een Amerikaans kunstenaar van Litouwse afkomst. Hij studeerde in de US aan de School of Arts en werd bekend als een van de oprichters van de artistieke beweging Fluxus. Fluxus wilde als tegenbeweging tegen het abstract expressionisme de beeldende kunst uit zijn ‘ivoren toren’ halen; mengvormen ontwikkelen en demystificeren, zoals John Cage dit in de muziek had gedaan. ‘Fluxus-composities’ zijn vaak speels, meestal tijdgebonden (soms zeer kort) en vaak zeer onorthodox. Ons was deze stroming in elk geval onbekend, maar een mens is nooit te oud om bij te leren 😉    

En verder waren ook hier hard de sporen te zien van de hete zomer, met een Loire die extreem laag stond voor de tijd van het jaar en overal aanmaningen om zuinig te zijn met water.

Meer over Blois kan je lezen in verslagjes van eerdere reizen en bezoeken aan Blois in 2018 en in 2019 en aan het kasteel van Blois

 

Nîmes

Tijdens onze zomervakantie in Zuid-Frankrijk stond uiteraard ook een bezoek aan Nîmes op het programma. De stad kwam tot bloei in de Romeinse tijd, vooral onder de regering van keizer Augustus. Vers water werd aangevoerd langs de machtige pont du Gard. Heel wat monumenten en overblijfselen verwijzen nog naar de Romeinse geschiedenis van de stad.

We parkeerden ons aan de rand van de stad en gewapend met een stadsplan en onze camera gingen we op verkenning… meteen richting centrum, naar de grootste publiekstrekker: de arena van Nîmes. Dit amfitheater stamt uit de eerste eeuw na Christus, is geïnspireerd op het Colosseum in Rome en nog heel goed bewaard gebleven. Het biedt plaats aan maar liefst 24.000 toeschouwers, verdeeld over 34 tribunes en 4 zones (ingedeeld volgens sociale rang en stand). Vroeger vonden er gladiatorengevechten en publieke executies plaats, vandaag vooral theatervoorstellingen en concerten en soms zelfs stierengevechten.


Je kan toegangskaartjes (vooraf) online bestellen, in het toeristisch infopunt vlakbij of aan de ingang van het amfitheater zelf. Hoewel het vrij druk was, liep dat allemaal behoorlijk vlot om ter plekke nog kaartjes te kopen.

We liepen door de gangen en probeerden ons in te beelden hoe het leven er moet uitgezien hebben in het verleden. In de wandelgangen zagen we trouwens nog een ‘verdwaalde Romein’ die zich duidelijk aan het voorbereiden was op een of ander 😉

Vlak naast het amfitheater vind je het Musée de la Romanité. Dit nieuwe museum opende in 2018 haar deuren en bevindt zich in een modern gebouw met een dakterras met 360° uitzicht over de stad.

Wij hielden het bij een (gratis) bezoekje aan de archeologische tuin, maar ‘t zag er best interessant uit.

Een andere belangrijke bezienswaardigheid in Nîmes is het Maison Carrée, één van de best bewaard gebleven tempels uit de Romeinse tijd, gebouwd tijdens de heerschappij van keizer Augustus. In de middeleeuwen diende de tempel als stadhuis en kerk. Tegenwoordig worden er exposities gehouden en kun je er een 3D-film over de geschiedenis van Nîmes bekijken.

Aan de overkant van Maison Carrée pronkt een modern gebouw: le Carré d’art. Het Carré d’Art moest als 21e-eeuwse kunsttempel een tegengewicht vormen voor zijn 2000 jaar oudere voorbeeld. De bouwwerken zijn tegengestelden in stijl – het ene is gesloten en robuust, het andere volledig open en vooral opgetrokken uit glas. Het Carré d’Art herbergt de bibliotheek van Nîmes en het Musée d’Art Contemporain met Franse en internationale kunstwerken uit de 2e helft van de vorige eeuw. Boven zit er een rooftop restaurant/bar.

De letterlijke vertaling van ‘carré’ is uiteraard vierkant, maar noch het Carré d’Art, noch het Maison Carrée hebben een vierkante vorm.

Jardins de la Fontaine is het bekendste stadspark van Nîmes en één van de eerste stadsparken van Europa. Het park is gebouwd rond de oude bronnen van Nîmes. De geschiedenis van de tuinen gaan al terug tot de klassieke oudheid. Toen de Romeinen kwamen, bouwden ze rond de waterbron thermische baden, huizen en tempels. Omdat de bron niet genoeg water leverde om de Romeinen in hun basisbehoeften te voorzien, bouwden ze een aquaduct, waarvan de machtige Pont du Gard nu nog steeds te bezoeken is.

De Tempel van Diana en de Tour Magne getuigen nog van het verre verleden. Het 18e-eeuwse park ligt op een heuvel in het oude centrum van de stad en is de ideale plek om te relaxen tijdens een zomerse dag. Je ziet er heel wat locals die hier ‘s middags hun lunchpauze nemen of een boek komen lezen. Wat het park zo bijzonder maakt zijn de geometrisch gerangschikte bekkens op verschillende niveaus. 

De Temple de Diane is een historische ruïne uit de Romeinse tijd. Hoewel de naam anders suggereert, is het gebouw nooit gewijd geweest aan de Romeinse godin Diana. Het gebouw dateert uit de 2e eeuw na Chr. en had vermoedelijk een culturele functie, mogelijk als bibliotheek. In de 16e eeuw werd het omgebouwd tot kerk en later deed het dienst als opslagplaats voor hout en hooi. In de loop der tijd werd de gevel ontdaan van zijn zuilen en frontons, stortte het dak in, en werd de zuidelijke muur gesloopt. Bij opgravingen in 1745, werd de oude bodem ontdekt, gemaakt van marmeren platen van verschillende kleuren. De naam “Diana” is pas later aan het gebouw gegeven (en is historisch onjuist).

De Tour Magne is een pre-Romeinse uitkijktoren die in de Romeinse tijd onderdeel was van de stadsmuur. De oudste sporen tonen aan dat de toren van Keltische origine is. De oorspronkelijke functie van de toren is onduidelijk. Toen Keizer Augustus in 16 v. Chr. een stadsmuur liet bouwen, werden verschillende bestaande bouwwerken in de nieuwe muur opgenomen, waaronder de Tour Magne. Hierbij werd de toren in hoogte verdubbeld. Na de Romeinse tijd heeft de toren zijn militaire functie behouden, zoals in de Honderdjarige Oorlog om de stad te beschermen tegen de Engelsen. In de 19de eeuw werd de toren gerestaureerd en je kan hem ook bezoeken.

Slotsom: de stad Nîmes is meer dan een bezoekje waard. Het was behoorlijk warm, maar we vonden verkoeling in het grote stadspark en konden daarna nog even ontspannen aan het hotelzwembad 🙂

 

Vaison la Romaine

Vanuit Firminy reden we verder zuidwaarts, zij het met een klein omwegje voor nog een tussenstop, deze keer in Vaison-la-Romaine. We kwamen hier al eerder op bezoek, maar het was alweer lang geleden en dus leek een kleine pauze wel gepast, zeker na een autorit met vrij veel verkeer en vertraging op de snelweg als gevolg van werken.
De herkenning kwam er snel na het verlaten van de snelweg, toen we de Mont Ventoux steeds vaker aan de horizon zagen verschijnen 🙂

Behalve de Romeinse opgravingen, is ook het oude gedeelte van Vaison-la-Romaine de moeite waard om te bezoeken. Het stadsdeel ligt hoger op de heuvel (of berg) en wordt door een oude Romeinse brug over de rivier Ouvèze verbonden met het nieuwere gedeelte van de stad.

We vonden een parkeerplekje aan de rand van de stad en besloten enkel een wandeling naar het oude stadsdeel te maken, vandaag geen Romeinse sites voor ons. De droge zomer had hier duidelijk ook al sporen nagelaten, de rivierbedding van de Ouvèze stond bijna droog en dat terwijl het nog maar eind juli was, best onrustwekkend eigenlijk.

Onze wandeling naar boven voelde vrij stevig, vooral omdat de thermometer intussen boven de 35° C gestegen was. Gelukkig compenseerden de mooie omgeving en de rustieke straatjes onze inspanningen 😉

We klommen helemaal tot aan het oude kasteel op de top om vervolgens, voorzichtig (want steil en met keien die vaak schuin lagen en soms erg glad bleken te zijn) terug onze weg naar beneden te zoeken.

We vroegen ons wel af hoe oudere mensen hier kunnen leven, in straatjes waar vaak niet eens een wagen kan komen (of enkel met heel veel behendigheid en stuurmanskunst) en je dus op een andere manier je boodschappen thuis moet zien te krijgen, op kasseien die bij nat weer of ijzel ongetwijfeld meer dan een uitdaging vormden om niet onderuit te gaan… Toch blij dat wij enkel een rugzak met wat water en een fotocamera mee hadden en dat we na onze klim even konden uitblazen op een terrasje in de schaduw met een fris drankje.

Ons eerder kort bezoek aan deze plek had toch deugd gedaan en vol goede moed en met les Dentelles de Montmirail aan de horizon begonnen we aan het laatste stukje autorit richting eindbestemming in het zuiden.

 

Firminy Vert, site Le Corbusier

Na ons bezoek aan het Gallo-Romeins museum en een nachtje in Lyon, reisden we alweer door, maar onze eerste stop was niet zo heel ver. We hielden halt in Firminy waar we een heel bijzondere wijk wilden bezoeken, nl. Firminy Vert, een groep gebouwen ontwikkeld door Le Corbusier in de jaren ’60 en wereldwijd geprezen als één van de meest geslaagde na-oorlogse ruimtelijke ontwikkelingsplannen in Europa. Op de site vind je o.a. een kerk, een sportstadion, een cultureel centrum en een woonunit, allemaal gebouwd volgens de architecturale principes van het modernisme.

We besluiten eerst een kijkje te nemen aan het cultureel centrum en toevallig start er net een rondleiding met gids waarbij we nog kunnen aansluiten. Het wordt een rondleiding ‘en petit comité’, onze groep bestaat slechts uit 7 personen. Geboeid luisteren we naar het verhaal over het ontstaan van deze site. Hoe Firminy een plek was waar vooral arbeiders woonden in minder comfortabele omstandigheden (ze gingen meestal werken in de fabrieken in Sainte Etienne en omgeving), in gebouwen die grotendeels dateerden van voor 1914, hoe een burgemeester in de jaren ’50 vond dat dit anders en beter kon en een urbanisatieproject opstartte. We horen de gids vertellen over de visie dat een goede leefomgeving veel meer was dan een eigen woning, dat het grotere geheel een belangrijke meerwaarde had, met aandacht voor sport en ontspanning, met functioneel openbaar groen, aparte fiets- en wandelstructuren weg van het autoverkeer, met woongelegenheden waarin gemeenschappelijke ruimtes minstens even belangrijk waren als private delen, waar nagedacht werd over materiaalkeuzes die duurzaam waren, waar geëxperimenteerd werd met nieuwe technieken (geen zware steunmuren of balken voor het dak, maar spankabels die het geheel bij elkaar hielden en houden in het cultureel centrum), …

Ongelooflijk fascinerend, verrassend modern en actueel. Wat nu vaak als vernieuwend wordt voorgesteld, lag meer dan een halve eeuw geleden gewoon al op tafel bij Le Corbusier en werd daar – toch voor een stuk – gebouwd!

Le Corbusier stierf al in 1965, toen was enkel nog maar het cultureel centrum bijna klaar. Zijn leerling André Wogenscky zette zijn werk verder met de bouw van het sportcomplex en de woontoren (opgetrokken met een specifiek systeem van verhoudingen in gedachten, ontwikkeld door Le Corbusier, de Modulor) waarin ook een schooltje geïntegreerd was.
Het wooncomplex konden we hier niet bezoeken, maar in 2019 bezochten we al La cité radieuse tijdens ons verblijf in Marseille, dat volgens dezelfde principes was gebouwd.

Meer over de site in Firminy kan je ook zien in onderstaand filmpje.

 

De bouw van de kerk startte pas in 1971, zes jaar na de dood van Le Corbusier, en kreeg te maken met heel wat hindernissen. Als gevolg van politieke conflicten, o.a. over de scheiding van kerk en staat (en ongetwijfeld ook de economische crisis) lagen de werken stil van 1975 tot 2003. Uiteindelijk werd het gebouw toch afgewerkt door José Oubrerie, een oud-leerling van Le Corbusier. Het gebouw kreeg verschillende bestemmingen, van school tot schuilplaats.
Gezien de scheiding van kerk en staat mogen publieke middelen niet gebruikt worden voor religieuze gebouwen en daarom is het nu een culturele plek en geen officiële kerk (al kunnen er wel bepaalde diensten georganiseerd worden).

De vorm van het kerkgebouw is sowieso bijzonder. Het heeft best wel wat gelijkenissen met een pakboot. Het geheel is van buitenaf heel gesloten, maar binnen wordt er op een heel fijne manier met het daglicht gespeeld. Het licht komt binnen langs een aantal gekleurde schachten op verschillende momenten van de dag en door een reeks kleine gaten die samen het sterrenbeeld Orion vormen.

Ook de akoestiek in het gebouw is bijzonder en ik kan me voorstellen dat een concert meemaken hier een aparte beleving is.

In het onderste deel van het gebouw worden wisselende tentoonstellingen gegeven. Op het moment van ons bezoek liep er een boeiende interpretatie van enkele van de ideeën van Le Corbusier. Het erfgoed van deze bijzondere man inspireert duidelijk nog steeds verschillende ontwerpers.

Firminy stond al een tijdje op onze must visit list en we waren erg blij dat we de plek een bezoekje konden brengen, de rondleiding met de gids vormde een mooie aanvulling en deed ons met nog meer be- en verwondering rondkijken. En ja, ook onze tiener vond het een interessante plek om eens rond te kijken en de toelichting van de Franse gids waren nog net te volgen dus ook dat was een meevallertje 😉

Meer weten of zelf zin om de site eens te bezoeken? Alle info lees je op https://sitelecorbusier.com/

 

 

Lyon, het Gallo-Romeins museum

Rijkelijk laat om deze reeks te beginnen, maar beter laat dan nooit 😉
Onze zomerreis van 2022 naar Zuid-Frankrijk startte opnieuw met een tussenstop in Lyon, één van onze favoriete Franse steden waar we al meerdere keren logeerden. Lyon is zoveel meer dan de stad die veel reizigers van en naar het zuiden enkel kennen van de files tijdens de rode of zwarte reisdagen.

Deze keer waren het 2 architectuurtips die ons inspireerden om er nog eens halt te houden. Eentje in de stad zelf en eentje iets erbuiten (maar dat is voer voor een volgende post). In 2018 brachten we al een bezoek aan de Romeinse site in de wijk Forvière (gratis toegankelijk trouwens en uniek met twee theaters – een groot theater en een odeon – naast elkaar), maar nog niet aan het Gallo-Romeins museum zelf.

Het museum en de site kregen de naam Lugdunum, verwijzend naar de oude benaming van de stad Lyon, ooit hoofdstad van Gallië en een belangrijke en welvarende stad in de Romeinse tijd. Het museumgebouw werd ontworpen door de architect Bernard Zehrfuss en in gebruik genomen in 1975. Het idee zelf om hier een museum te bouwen, dateerde al van de jaren ’30, maar kreeg pas concreter vorm in de jaren ’60. Het meest opvallende aan het gebouw is eigenlijk dat het zo weinig opvalt in de omgeving, maar perfect geïntegreerd werd door het in te graven in de helling van de historische heuvel die trouwens erkend werd Unesco werelderfgoed. Tegelijk is het museum des te opvallender want volledig opgetrokken uit gewapend beton dat ter plekke werd gestort (geen prefab hier). Uiterst modern en toch uitermate sober, robuust en indrukwekkend en toch ook alle ruimte gevend aan de collectie zelf die heel wat mooie stukken bevat.

Op een infobord dicht bij de ingang van het museum staat het allemaal nog veel beter verwoord 😉

Heel knap zijn ook de twee grote ramen die je een zicht geven op de historische site buiten en tegelijk heel wat daglicht naar binnen trekken. Van buitenaf zijn de ‘kijkvensters’ mooi ingewerkt (of moet ik zeggen uitgewerkt?) in de heuvel en komen ze totaal niet storend over. De architect Zehrfuss wordt dan ook terecht vaandeldrager van de moderne architectuur genoemd.

Het museum bezit één van de rijkste archeologische collecties van Frankrijk en stelt ze tentoon voor de bezoeker op ruim 4.000 m² oppervlakte. Het gaat onder meer over een verzameling gegraveerde stenen, mozaïeken, beelden, sieraden en gebruiksvoorwerpen uit het begin van onze jaartelling waarbij alle aspecten van de toenmalige maatschappij en het leven in een metropool worden toegelicht.

Ook de kinderen worden niet vergeten in het museum. Op verschillende plaatsen staat er uitleg op kindermaat en kunnen de jonge bezoekers kennis maken met stukjes uit het leven in de (Gallo-)Romeinse tijd. Alles is bovendien erg mooi uitgewerkt, vaak in hout en met mooie grafische elementen (een project uitgevoerd samen met Maison Georges).

We genoten zeer van ons bezoek aan deze plek, zowel van de architectuur als van de collectie en de uitwerking voor de kinderen.

Voor een bezoek aan de site buiten was er helaas geen tijd meer omdat er die avond nog een muziekoptreden op het programma stond en de site daardoor vroeger dan anders werd gesloten (maar aangezien we dat een vorige keer al deden, vonden we dat niet zo heel erg).

Na ons bezoek gingen we inchecken in ons hotel voor één nachtje en maakten we nog een kleine wandeling in het moderne Lyon waar we nog een hapje aten voor we onder de lakens kropen.

Wil je graag nog meer lezen over onze eerdere bezoekjes aan Lyon en het vele moois dat er te ontdekken valt? Dat kan via onderstaande links

Over ons bezoek aan la musée des confluences en het museum voor schone kunsten (2019)

Over de moderne wijk Confluence, de oude wijken van Fourvière, de wijk Presqu’ïle en de streetart (2018)