Tag Archives: museum

Narbonne – NarboVia

Na een tussenstop in Clermont-Ferrand zetten wij onze reis verder naar het zuiden om van Narbonne onze uitvalsbasis te maken. Omdat ons hotel aan de andere kant van de stad lag en we toch nog niet konden inchecken, reden we meteen naar NarboVia, een modern en jong museum over de Romeinse geschiedenis van de stad.

Het museum opende in 2021 en is best bijzonder qua architectuur. Het werd ontworpen door Foster + Partners, die ook de Millennium Bridge en het stadhuis in Londen, het Shangri-La Hotel in New York, het Reichstag-paleis in Berlijn, het Carré d’Art in Nîmes en het viaduct van Millau in hun portfolio steken hebben.

Sommige andere bezoekers vroegen zich ongetwijfeld af wat wij in hemelsnaam aan het bekijken waren en waarvan ik foto’s nam (en tuurden even mee in de hoogte om vervolgens – wellicht inwendig het hoofd schuddend – toch gewoon het museum binnen te stappen). Ik kan echter enorm genieten van de architectuur van een gebouw en trok me dan ook niets aan van die ietwat verbaasde blikken 😉

Narbonne, of Narbo Martius zoals het toen heette, was de eerste Romeinse kolonie die in 118 voor Christus in Gallië werd gesticht en het was ook een van de rijkste Romeinse kolonies buiten Italië. Het museum heeft een collectie van meer dan 7000 stukken, inclusief muurschilderingen en een uitzonderlijke set van 760 fragmenten van grafmonumenten.

Narbo Via is ook een archeologisch onderzoekscentrum met een restauratieatelier (keramiek, mozaïeken, beschilderd gips, lapidaire fragmenten), een studieruimte en een groot auditorium waar conferenties en symposia worden gehouden.
Het middelpunt van het museum is een ‘Lapidary Wall’, die een natuurlijke barrière vormt in het hart van het museum en de openbare galerijen scheidt van de meer private restauratieruimtes. Een grote galerij doorkruist het gebouw en loopt langs een muur waar 760 blokken worden gepresenteerd in een dubbel metalen rek van 10 m hoog en 76 m lang. De blokken kunnen worden verplaatst naar een centrale plek in de wand omgeven door beeldschermen die de steen in kwestie als het ware kunstmatig in zijn oorspronkelijke situatie kunnen plaatsen.

Wat enorm opvalt, is de ruimte die alle stukken krijgen, letterlijk, het museum voelt erg licht en luchtig. Heel wat ruimtes ook waar de geschiedenis aan de hand van video’s in beeld wordt gebracht (in kamers met projecties op 3 muren wat toch een ander effect geeft dan louter projectie op één wand of film op een scherm).

En ook van wat interactie met moderne kunst(enaars) hebben ze duidelijk geen schrik. Het zorgde alvast voor boeiende opstellingen in het museum.

Het was ook erg leuk om samen met Maya een aantal van de Latijnse grafschriften (deels) te ontcijferen. Zo kwamen die lessen Latijn toch nog eens van pas 😉

De collecties van het Narbo Via museum kregen op 14 december 2020 de titel Musée de France. Een erkenning voor de conservatie en presentatie van de collecties en voor de ontwikkeling van de museumactiviteiten die zowel kennis, educatie en het plezier van de bezoekers voor ogen hebben.

Alle praktische info lees je op de website van het museum: https://narbovia.fr/ 

En wie nog meer Romeinse geschiedenis wil ontdekken, kan terecht op 2 andere bijzondere locaties. Het Horreum, in het hart van de moderne stad (en het enige zichtbare en bezoekbare Romeinse monument in het centrum), bestaat uit ondergrondse galerijen gebouwd in de 1e eeuw voor Christus en liggen 5 meter onder de huidige grond. Omdat we vorig jaar in Arles al iets gelijkaardig zagen, lieten we dit echter voor wat het was.
Een tiental kilometer ten noorden van de oude hoofdstad Narbo Martius ligt Amphoralis, in Sallèles-d’Aude, een voormalige werkplaats voor de productie van Gallische amforen.

 

 

Clermont-Ferrand – Gergovia

De omgeving van Clermont-Ferrand kent al een lange geschiedenis. Het gebied rondom de huidige stad zou al in de vierde eeuw voor Christus bewoond geweest zijn door de Averniërs, een Keltische stam. Meer nog, in de buurt zou in het jaar 52 BC een legendarische slag uitgevochten zijn tussen de Romeinen en de Galliërs, waarbij de Romeinen een gevoelige nederlaag leden tegen, jawel, de troepen van Vercingetorix.
Dat we dit zo goed weten, komt omdat Julius Caesar (die de Romeinen toen aanvoerde) van de strijd een verslag heeft gemaakt in zijn befaamde De bello Gallico.
Tot vandaag krijgen leerlingen Latijn nog stukken uit dit werk voorgeschoteld om te lezen / te vertalen. Het stond op mijn curriculum, maar ook op dat van Maya.

Waar de Galliërs de strijd nog wonnen in 52 BC, moesten ze uiteindelijk later toch in de Romeinen hun meerdere erkennen. Hun versterkte stad bleef nog een tijd in gebruik onder Romeins bestuur, maar in de eerste eeuw werd Gergovia wellicht volledig ontruimd en een nieuwe stad gesticht die het huidige Clermont-Ferrand zou worden.

Al sinds de renaissance zochten historici naar wetenschappelijk bewijs voor deze slag. Waar precies lag het Gergovia waarvan sprake in de verhalen? Was het mogelijk om te achterhalen wat er toen effectief gebeurd was? Een oorlogsverslag geschreven door één van beide partijen zou ongetwijfeld onwaarheden bevatten, archeologisch bewijsmateriaal zou misschien een en ander kunnen verduidelijken, nuanceren of bevestigen.
In de 18de eeuw kwamen Gallische resten aan het licht op het plateau. In de 19de eeuw ging men op zoek naar de versterkingen van de Romeinen. In de jaren ’40 van de 20ste eeuw volgden nog enkele kleinere onderzoeken, maar uiteindelijk was het wachten tot het begin van de 21ste eeuw voor een grootschaliger onderzoek. Vandaag is nog steeds maar een klein deel van het plateau onderzocht.

Reden genoeg dus voor ons om richting het plateau te trekken. De tocht bleek wel een tikje uitdagender dan aanvankelijk ingeschat, een vrij steile en kronkelende weg die we toch bleven volgen (zolang de camper voor ons vlotjes verder kon, zou het ons ook wel lukken). Toen we borden zagen staan dat bussen en campers niet verder mochten rijden, besloten wij ook halt te houden op de eerste parkeerplaats die we tegenkwamen en de rest van de weg te voet te doen. We hadden nog dichter kunnen parkeren bleek achteraf, maar we namen liever geen risico. De kleine parking voor 16 wagens (P1), bleek op 1.5 km van het museum te liggen. Al wandelend konden we ook samen genieten van de mooie vergezichten.

Op een site langs de weg was nog archeologisch onderzoek bezig.

Op de volgende, grotere parking (P2, voor ca. 100 wagens) was er een klein onthaalpunt en stond er een pendelbusje dat bezoekers naar het museum reed (waar op ca. 200 m van het museum ook nog een parking voor ca. 50 wagens was). Wij besloten om gewoon verder te wandelen, het was immers niet ver en zo kon je ook meer zien.

Gergovia was in de 1e eeuw BC het belangrijkste bewoningscentrum van de Arverni met een stevige stenen omwalling. Door de ligging op een plateau konden de Romeinen geen belegeringsmachines inzetten tegen deze vestingwerken.

In 1903 is er een monument geplaatst om de overwinning van Vercingetorix te gedenken. Architect Jean Teillard ontwierp een 26 meter hoog bouwwerk in vulkanische steen.

 

En dan zien we ook het museum liggen, een modern gebouw in breuksteen en cortenstaal, heel mooi ingepast in het landschap zodat het totaal niet storend is. Er is heel wat te zien en te lezen/luisteren. Het verhaal van de slag tussen Galliërs en Romeinen wordt vanuit verschillende standpunten in beeld gebracht. Hiervoor worden ook videoprojecties gebruikt waardoor je als bezoeker meer in het verhaal getrokken wordt, wat het toch een stuk boeiender maakt dan louter naar gevonden artefacten kijken en lappen tekst lezen 😉

Het museum is niet supergroot, maar erg interessant. De uitleg is zowel in het Frans als het Engels beschikbaar en het personeel spreekt verschillende talen. En uiteraard heb je ook nog de schitterende omgeving waarvan je kan genieten. Op het plateau zijn een aantal wandelingen uitgetekend.

Bij het terugwandelen naar de auto kregen we een pittig regenbuitje over ons heen (en de paraplu’s lagen uiteraard nog in de wagen), maar we vonden deze uitstap zeker de moeite waard.

Alle praktische info over het museum lees je op hun websitehttps://musee-gergovie.fr/

Clermont-Ferrand – l’Aventure Michelin

L’ Aventure Michelin is een museum in Clermont-Ferrand over de geschiedenis van het Franse bedrijf Michelin, wereldberoemd voor zijn autobanden, maar ook voor de befaamde Guides Michelin.

In het museum leer je meer over de ontwikkeling van het gebruik van rubber voor luchtbanden voor diverse voertuigen, een idee van de gebroeders Michelin. Ze stichtten hun bedrijf in het jaar 1889.
Michelin had al in 1891 een opblaasbare fietsband ontwikkeld, die verwisseld kon worden. Door sponsoring van wielerwedstrijden, zoals Parijs-Brest-Parijs, maakten ze hiervoor promotie. De eerste renner overtuigd krijgen om deze banden te gebruiken, was een uitdaging, maar toen deze met ruime voorsprong de belangrijke wielerwedstrijd won, gingen de anderen gauw overstag 😉

De renners moesten vroeger trouwens hun weg zien te vinden aan de hand van een getekende routebeschrijving op papier, ook dat zal ongetwijfeld een uitdaging geweest zijn en kunnen we ons in de huidige tijd met GPS-toestellen en online Apps nauwelijks nog voorstellen.

Na de fietsbanden volgde de ontwikkeling van banden voor rijtuigen, landbouwvoertuigen, auto’s, vrachtwagens en motorfietsen. Zelfs bij de ontwikkeling van (militaire) vliegtuigen speelde Michelin een pioniersrol in de Eerste Wereldoorlog.

In de eerste helft van de twintigste eeuw ontwikkelde Michelin ook voertuigen op banden voor gebruik op het spoor. Reizigers vonden het comfort fijn, maar toch werd het geen groot succes. Bij de ingang van het museum staat nog een witte Micheline, Vintsy. Deze railbus werd in 1952 gebouwd en jarenlang in Madagaskar gebruikt. Na jaren van stilstand werd ze daar gerestaureerd en naar het museum gebracht.

Het bedrijf ontwikkelde ook speciale voertuigen om banden te kunnen testen op de weg zoals deze oranje kanjer. Ook voor niet technisch aangelegde mensen best interessant om te zien hoe ze dat allemaal aanpakken.

De firma Michelin deed ook heel wat extra inspanning voor hun personeelsleden, die al snel een grote bevolkingsgroep vormden in de stad. Ze stonden in voor diverse sportieve en culturele activiteiten en bouwen in 1922 een ontspanningscentrum uit met een verwarmd zwembad, het eerste van Clermont-Ferrand. Verschillende generaties leerden er zwemmen tot het gesloten werd in de jaren ’80.

Naast sponsoring van de wielersport in de eerste decennia van zijn bestaan was het bedrijf tussen 1977 en 2001 betrokken bij de Formule 1. De laatste jaren focust Michelin zich o.a. op het ontwikkelen van banden voor elektrische competitiemotoren.

 

Minstens even bekend als de banden, is de mascotte van Michelin: Bibendum (maar bij ons beter bekend als het Michelinmannetje), opgebouwd uit autobanden. De naam verwijst naar de Latijnse uitdrukking Nunc est bibendum! (‘Nu moet er gedronken worden!’)


De figuur verscheen voor het eerst op een reclame-affiche uit 1898. Daar heft hij een glas vol spijkers en glasscherven en roept: “NUNC est bibendum!” Onderdaan de affiche staat “Le pneu Michelin boit l’obstacle!” (“De Michelinband drinkt de hindernis!”). De figuur en de slogan hadden zo’n succes dat de figuur al snel de naam Bibendum kreeg.

Het idee voor het figuurtje kwam van een van de stichters. Hij zou bij een stapel banden op een tentoonstellingsstand van Michelin gezegd hebben: “Kijk, met armen eraan lijkt het op een mannetje”.

Bibendum werd het symbool van het bandenimperium. Afbeeldingen en poppen van Bibendum maakten van Michelin een populair merk. In de kaarten en gidsen die Michelin uitgaf (allemaal bedoeld trouwens om ons meer te laten reizen/rijden met de wagen en dus meer banden te verslijten), verschenen vaak grappige illustraties met Bibendum, bv zwemmend of varend in de waterpartijen, die anders gewoon blauwe vlakken zouden zijn op de wegenkaarten.

Bibendum werd in 2000 uitgeroepen tot het beste logo van de eeuw. De figuur is in de loop der jaren verschillende keren gemoderniseerd; een laatste keer bij zijn honderdste verjaardag in 1998, toen hij iets slanker werd.

Wij vonden een bezoek zeker de moeite waard en hebben er best veel bijgeleerd.

Alle praktische informatie lees je op hun website: https://laventure.michelin.com

KMSKA opnieuw open

Op 24 september 2022 gingen bij het vernieuwde Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) de deuren terug open voor het publiek. Na elf jaar bouwen en renoveren was iedereen er opnieuw welkom.

Het KMSKA was 11 jaar gesloten. In die periode werd het historische gebouw gerenoveerd en werd er een nieuw, hagelwit volume aan toegevoegd. De nieuwe toevoeging is geen uitbreiding, maar een ingenieuze inbreiding in de historische patio’s. Hierdoor ontstond er 40% extra tentoonstellingsruimte. KAAN Architecten creëerde hiermee twee werelden in één gebouw en het museum viel hiermee al in de prijzen.

Binnenkomen doe je niet meer via de monumentale trappen, maar langs een kleine ingang linksvoor (bij het blauwe tentje op de foto) die je naar een lager gelegen ontvangstgedeelte brengt met digitale ticketbalie (voor wie nog geen kaartje vooraf kocht), een grote lockerruimte (om jassen en tassen op te bergen, en een vriendelijke reminder om een foto te maken van je lockernummer want met digitaal slot dus geen genummerd sleuteltje om mee te nemen) en een trap naar de voormalige ‘inkomhal’.
Daar kan je meteen de grandeur van het oorspronkelijke museum ervaren terwijl je aanschuift om je ticket te laten valideren. In de inkomhal stond een vleugelpiano voor wie zin heeft om de wachttijd muzikaal wat op te fleuren (bij ons nog niet echt nodig, een uurtje later was de rij al een behoorlijk stuk langer en werden de intermezzo’s wel gesmaakt).

De glanzend witte vloer kwam al tijdens het openingsweekend volop in het nieuws wegens vol zwarte vegen (en wie was er in hemelsnaam op dat idee gekomen om voor een witte museumvloer te kiezen?) Ik vond het persoonlijk wel bijzonder en ook best mooi, helemaal niet ‘clean’ of ‘labo-achtig’ (en de zwarte vegen waren intussen weer netjes weggehaald, respect voor de poetsploeg).

Uiteraard gingen we ook naar de ruimte met colour blocking lijnen, volgens mij de plek die sinds de heropening al het meest op sociale media opdook. Het is dan ook een heel ‘istagrammable’ plekje 😉

In het nieuwe deel van het museum werd ook met heel wat marmer gewerkt, niet direct mijn meest favoriete materiaal, maar hier vond ik het wel passend. De nieuwe trappen goed in beeld brengen met mijn al wat gedateerde smartphone was wel een uitdaging en de werkelijkheid is zeker mooier dan de afbeelding.

 

Het KMSKA is het grootste kunstmuseum van Vlaanderen en heeft een rijke verzameling van absolute topwerken. Van de Vlaamse primitieven en de Antwerpse barok tot een uitgebreide verzameling moderne kunst, de belangrijkste Ensor-collectie ter wereld en de grootste collectie werken van Rik Wouters. Het is ook het enige museum in Vlaanderen met een eigen restauratie-atelier en expertisecentrum rond Rubens, Ensor en de Antwerpse barok.

Wat mij – naast de architectuur – sterk aansprak, is de manier waarop de kunstwerken gecombineerd worden, hoe werken in dialoog gaan met elkaar. Hoe Vlaamse primitieven gecombineerd worden met moderne werken, ik kon het zeker smaken. Er is duidelijk ook een vleugje humor aanwezig bij de curatoren, zo bv een schilderijtje dat scheef lijkt te hangen, maar dat is (uiteraard) helemaal niet zo toevallig 😉

Het nieuwe deel van het museum heeft ook een modern prentenkabinet waar het licht getemperd is om de papieren werken niet te beschadigen. Het tonen van werken op papier houdt door de lichtgevoeligheid altijd grotere risico’s in. Daarom werden veel van de werken op papier vroeger zelden getoond. Hier krijgen ze hun eigen plek.
Het KMSKA kreeg in 2021 een schenking van 57 leemtetekeningen van de kleinkinderen van Michel Seuphor.

De kunstenaar werkt met horizontale lijnen van verschillende lengtes om vormen te creëren. Een hele secure manier om kunst te benaderen, waarvoor Seuphor inspiratie haalde bij abstract kunstenaar Piet Mondriaan én de horizonlijn van de Antwerpse haven. Elk van de 57 tekeningen bestaat op zichzelf, al kunnen sommigen ook gecombineerd worden en een grotere compositie vormen. Ik kende deze kunstenaar niet, noch deze kunstvorm, maar vond het wel heel mooi en bijzonder.

Het nieuwe dak met de vele prefab-schachtjes die voor indirect licht zorgen, vond ik eigenlijk qua beeld wel passen bij de leemtetekeningen. Ze zorgen trouwens ook voor een leuke reflectie op de witte vloer. Misschien niet meteen iets waar iedereen op let, maar ik kan die dingen nu net weer zo mooi vinden aan een gebouw 🙂

 

Ook het werkje ‘Hulde aan Marc Chagall’ van Pablo Gargallo vond ik erg knap en zou ik met plezier thuis een ereplekje geven om er elke dag van te genieten 😉

 

Wie ervan droomde om eens een eigen kunstwerk tentoon te stellen in het KMSKA, kon deelnemen aan De Nationale Expo. Inspiratiebron voor deze wedstrijd was Aanbidding door de koningen, Rubens’ topstuk uit het KMSKA. Iedereen kon meedoen ongeacht kunstvorm of ervaring. Meer dan 2.500 creatieve talenten namen deel en probeerden zoveel mogelijk stemmen te ronselen. Meer dan 125.000 mensen brachten een stem uit op hun favoriet. 100 kunstwerken zullen nog tot 22 januari 2023 schitteren in KMSKA, de 50 populairste werken via de publieksstemmen (één van hen is trouwens onze goede vriend Max van Hemel) en 50 werken gekozen door een vakjury. Via een afgeleide wedstrijd op Ketnet, De Nationale Ket-expo, waagden 270 kinderen hun kans, tien van hen veroverden een plek in het museum. Wie snel is, kan nog een kijkje nemen. Boek maar gauw een ticket zou ik zeggen 😉

 

Alle praktische info lees je op de website van het museum.

Lyon, het Gallo-Romeins museum

Rijkelijk laat om deze reeks te beginnen, maar beter laat dan nooit 😉
Onze zomerreis van 2022 naar Zuid-Frankrijk startte opnieuw met een tussenstop in Lyon, één van onze favoriete Franse steden waar we al meerdere keren logeerden. Lyon is zoveel meer dan de stad die veel reizigers van en naar het zuiden enkel kennen van de files tijdens de rode of zwarte reisdagen.

Deze keer waren het 2 architectuurtips die ons inspireerden om er nog eens halt te houden. Eentje in de stad zelf en eentje iets erbuiten (maar dat is voer voor een volgende post). In 2018 brachten we al een bezoek aan de Romeinse site in de wijk Forvière (gratis toegankelijk trouwens en uniek met twee theaters – een groot theater en een odeon – naast elkaar), maar nog niet aan het Gallo-Romeins museum zelf.

Het museum en de site kregen de naam Lugdunum, verwijzend naar de oude benaming van de stad Lyon, ooit hoofdstad van Gallië en een belangrijke en welvarende stad in de Romeinse tijd. Het museumgebouw werd ontworpen door de architect Bernard Zehrfuss en in gebruik genomen in 1975. Het idee zelf om hier een museum te bouwen, dateerde al van de jaren ’30, maar kreeg pas concreter vorm in de jaren ’60. Het meest opvallende aan het gebouw is eigenlijk dat het zo weinig opvalt in de omgeving, maar perfect geïntegreerd werd door het in te graven in de helling van de historische heuvel die trouwens erkend werd Unesco werelderfgoed. Tegelijk is het museum des te opvallender want volledig opgetrokken uit gewapend beton dat ter plekke werd gestort (geen prefab hier). Uiterst modern en toch uitermate sober, robuust en indrukwekkend en toch ook alle ruimte gevend aan de collectie zelf die heel wat mooie stukken bevat.

Op een infobord dicht bij de ingang van het museum staat het allemaal nog veel beter verwoord 😉

Heel knap zijn ook de twee grote ramen die je een zicht geven op de historische site buiten en tegelijk heel wat daglicht naar binnen trekken. Van buitenaf zijn de ‘kijkvensters’ mooi ingewerkt (of moet ik zeggen uitgewerkt?) in de heuvel en komen ze totaal niet storend over. De architect Zehrfuss wordt dan ook terecht vaandeldrager van de moderne architectuur genoemd.

Het museum bezit één van de rijkste archeologische collecties van Frankrijk en stelt ze tentoon voor de bezoeker op ruim 4.000 m² oppervlakte. Het gaat onder meer over een verzameling gegraveerde stenen, mozaïeken, beelden, sieraden en gebruiksvoorwerpen uit het begin van onze jaartelling waarbij alle aspecten van de toenmalige maatschappij en het leven in een metropool worden toegelicht.

Ook de kinderen worden niet vergeten in het museum. Op verschillende plaatsen staat er uitleg op kindermaat en kunnen de jonge bezoekers kennis maken met stukjes uit het leven in de (Gallo-)Romeinse tijd. Alles is bovendien erg mooi uitgewerkt, vaak in hout en met mooie grafische elementen (een project uitgevoerd samen met Maison Georges).

We genoten zeer van ons bezoek aan deze plek, zowel van de architectuur als van de collectie en de uitwerking voor de kinderen.

Voor een bezoek aan de site buiten was er helaas geen tijd meer omdat er die avond nog een muziekoptreden op het programma stond en de site daardoor vroeger dan anders werd gesloten (maar aangezien we dat een vorige keer al deden, vonden we dat niet zo heel erg).

Na ons bezoek gingen we inchecken in ons hotel voor één nachtje en maakten we nog een kleine wandeling in het moderne Lyon waar we nog een hapje aten voor we onder de lakens kropen.

Wil je graag nog meer lezen over onze eerdere bezoekjes aan Lyon en het vele moois dat er te ontdekken valt? Dat kan via onderstaande links

Over ons bezoek aan la musée des confluences en het museum voor schone kunsten (2019)

Over de moderne wijk Confluence, de oude wijken van Fourvière, de wijk Presqu’ïle en de streetart (2018)

Giverny

Een bezoek aan Giverny stond al lang op mijn verlanglijstje en dat bleek prima inpasbaar bij onze trip naar Versailles 🙂

Het Normandische dorp Giverny werd een van de hoogtepunten van het  impressionisme dankzij Claude Monet, die er zijn reeks waterlelies schilderde en zo Giverny over de hele wereld bekend maakte. Om wachtrijen aan de kassa te vermijden, wordt aangeraden om vooraf een ticket te kopen voor een bezoek aan het huis. Maar vooraf is relatief, want wie een bezoekje brengt aan het Musée des Impressionnismes (in dezelfde straat als het huis en de tuin van Monet) kan daar gewoon een duoticket kopen en dat leek ons een heel handige oplossing om ons nog niet te moeten vastpinnen op een dag of een uur van bezoek. Vervolgens gewoon even letten op de juiste ingang: je hebt er een voor groepen en een voor zij die nog geen ticket kochten, maar dus ook eentje voor individuen die al een ticket vooraf kochten, wat verborgen in een steegje, maar er staat een bordje dat je de weg toont 😉

Claude Monet vestigde zich in 1883 in Giverny. Het dorp trok al snel een kring van Amerikaanse schilders aan die graag impressionistische principes wilden toepassen op de Normandische landschappen. Een eeuw later, in 1992, bracht een Amerikaanse zakenman en groot verzamelaar, deze werken terug naar de plaats van hun creatie en huldigde hij het Museum of American Art in Giverny in. In 2009 werd dit museum het Musée des Impressionnismes Giverny. Het is gewijd aan de geschiedenis van het impressionisme, in het bijzonder van Giverny, en de internationale verspreiding ervan.

Het museum is open van april tot oktober. Ook de museumtuin is mooi ingericht en op het bankje tussen de hoge grassen en klaprozen voelden we ons als het ware figuranten in een schilderij dat van Monet had kunnen zijn 😉

Alle praktische info lees je op de officiële website: https://www.mdig.fr/

Het huis en de tuin van Monet worden beheerd door de Fondation Monet. Vele restauratiewerkzaamheden en tal van tuiniers hebben het huis en de tuin van de schilder omgetoverd tot een bijzondere plek, waar jaarlijks 500.000 bezoekers op afkomen. Het is trouwens de meest bezochte site in Normandië, na de Mont Saint-Michel.
Wat ooit een verlaten woning was, werd door Monet veranderd in een waar meesterwerk. Hij voelde zich thuis in Giverny en woonde er 43 jaar van zijn leven, samen met zijn echtgenote(s) en zijn acht kinderen, tot aan zijn dood in 1926.

Charmant en romantisch. Zo kun je het huis van Claude Monet wel omschrijven. Met veel roze pleisterwerk, omringd door bloemen en bomen. Buiten, langs de rechte paden en onder de metalen bogen, bloeien de bloemen uitbundig in de tuin.

Op de begane grond vind je het atelier, de blauwe kamer, de eetkamer en de keuken. Binnen zijn zoveel mogelijk oude elementen behouden. In het atelier, de blauwe kamer (die gebruikt werd als leeskamer) en de keuken hangen tal van gereconstrueerde werken van Monet (de originelen hangen in musea of maken deel uit van private collecties).

In de eetkamer met de gele muren hangt een prachtige collectie Japanse schilderijen die Monet verzamelde, waaronder grote namen als Katsushika Hokusai.

Op de eerste verdieping kom je eerst in de slaapkamer van Claude Monet zelf, met reproducties van schilderijen van andere impressionistische kunstenaars uit zijn tijd. De andere kamers behoorden toe aan zijn tweede vrouw Alice Hoschedé en haar dochter, Blanche Hoschedé, die een student was van Monet en ook de vrouw van zijn zoon. In 2014 werd de kamer van Blanche gerestaureerd en opnieuw ingericht, zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke staat, met verschillende bloementapijten en grenenhouten meubels.

In de loop der jaren verwierf Monet een stuk land aan de overkant van de straat waar hij zijn Clos-Normand creëerde. Hij maakte van het terrein een heuse watertuin waarin hij een arm van de plaatselijk rivier afleidde. De grote watertuin staat vol met treurwilgen en bloemen.

Monet had een passie voor tuinieren, ook de waterlelies kweekte hij zelf! Hij verzorgde zijn tuin helemaal zelf en deed dit natuurlijk vanuit zijn kunstenaarsoog. De tuin is dan ook een klein paradijs vol kleur en licht. Zijn liefde voor Japan komt ook in de tuin terug in de kleine groene brug, de pioenrozen en de bamboeplanten. Vandaag is er een tuinier die zich louter en alleen bezig houdt met het onderhoud en de verzorging van de waterlelies.

In januari 2022, tijdens de kerstvakantie, trokken we in uitgesteld relais naar Parijs en zagen we in het Musée de l’Orangerie de beroemde waterlelies (Nymphéas) van Monet. Een half jaar later liepen we in de tuin waar hij ze schilderde, in Giverny. Beide bezoeken vond ik zeer de moeite waard, maar vooral van het huis en de tuin zal ik nog lang nagenieten 😉

Meer (praktische) info over het huis en de tuin lees je op de officiële website:  http://fondation-monet.com/

Malmaison

Het leek ons een leuk idee om na de juni-examens enkele dagen op stap te gaan: ideaal om te ontspannen na een stresserende periode – voor Maya zeker en vast, maar ook ik ‘mocht’ delen in de examenstress 😉 – en nog net iets rustiger voor de echte zomervakantie start. Maya had al laten weten dat ze graag eens Versailles wou bezoeken (en wij zagen dat ook helemaal zitten want al lang op ons lijstje), ik wilde sowieso eens naar het huis en de tuin van Monet in Giverny en dus werkte M. een vakantieprogramma van 3 dagen uit met nog een aantal extra’s. Voer dus voor enkele blogverslagjes (die hier hopelijk snel zullen verschijnen).

Onze eerste dag startte uiteraard met een autorit richting Parijs. De stad en de Périphérique konden we grotendeels links laten liggen, letterlijk en figuurlijk want wij reden richting Rueil-Malmaison, eigenlijk een grote voorstad van Parijs, op pakweg 10 km ten westen van het centrum, aan de linkeroever van de Seine. Ons doel: het kasteel van Malmaison, vooral bekend als de woning van Napoleon I en zijn vrouw Joséphine de Beauharnais.

In de zesde eeuw stond op de plaats van het huis al een koninklijke villa, met de naam mala-mansio, eigendom was van een zoon van de Frankische koning Clovis I. In het begin van de 17e eeuw werd het landhuis gebouwd. Joséphine de Beauharnais woonde er in de buurt en zij besloot het huis te kopen. Toen was Napoleon nog gewoon generaal en helemaal niet blij met de aankoop want het pand moest dringend gerenoveerd worden (de naam malmaison paste duidelijk bij de staat van het huis).
Toen hij er kort daarna wel de middelen voor had, werd het huis verbouwd in Empirestijl. De ingang kreeg de vorm van een legertent (net als de slaapkamer trouwens), ter herinnering aan zijn tocht naar Egypte.

De verschillende kamers (en dat zijn er wel wat) zijn meestal rijkelijk versierd, vaak met verwijzingen naar de klassieke oudheid, en duidelijk bedoeld om gasten te ontvangen (en te imponeren).

Voor de bibliotheek werden twee ruimtes samengevoegd tot één, bijzonder mooi geheel.

Ook bijzonder, en tegelijk een beetje grappig, is hoe de slaapkamers inderdaad zijn ingericht als was het een tent, met ronde vormen en speciale doeken tegen de muren om de suggestie van een tent te creëren. Eentje voor meneer en eentje voor mevrouw.

In de tuin kwam een openluchttheater, een passie van Napoleon, die zijn familie en personeel liet optreden. Joséphine richtte zich vooral op de parkaanleg.

Toen Napoleon – om politieke redenen – in 1809 van Joséphine scheidde, schonk hij haar Malmaison. Zij kreeg bovendien voldoende financiële middelen om het huis verder op te knappen.
Josephine kocht alle in de omgeving van Malmaison beschikbare bossen en landerijen op en liet haar passie voor de dieren- en plantenwereld de vrije loop. Ze beschikte over een volledige menagerie met struisvogels, fazanten, zwarte zwanen, emoes, gemzen, lama’s, een zeehond en apen. Tientallen soorten exotische planten werden aangevoerd om op te groeien in het park of in de kassen. Naar het schijnt, zou de hortensia naar haar dochter vernoemd zijn. Heel bijzonder waren haar rozen. Malmaison werd een botanische tuin met grote faam, waaraan kosten noch moeite waren bespaard.
Er staan vandaag nog een aantal machtige oude en grote bomen in het park en de tuin werd deels in de oorspronkelijke staat hersteld.

Na haar dood in 1814 erfde haar zoon uit haar eerste huwelijk Malmaison. Na de Slag bij Waterloo woonde Napoleon van 22 tot 29 juni op Malmaison voordat hij vluchtte naar Rochefort. Malmaison kreeg nog verschillende eigenaars, tijdens de Frans-Duitse Oorlog werd het zwaar beschadigd, de gronden rondom het huis werden deels verkaveld en verkocht tot er enkel nog een park van 6 ha bleef.

Sinds 1904 is Malmaison eigendom van de Franse staat en vind je er een museum ter nagedachtenis aan Napoleon (en Joséphine).

Op de bovenste verdieping vind je nog heel wat info over de periode van het ballingschap van Napoleon. Aan comfort bleek het hem precies toch niet te ontbreken op Sint-Helena wanneer je onderstaand meubilair ziet 😉

Op een boogscheut van het wereldberoemde Versailles is een bezoekje aan Malmaison zeker de moeite waard. Er ligt een gratis parking, weliswaar een beetje verborgen, vlakbij (bussen moeten in de buurt gewoon in een straat staan wat voorbijrijden soms wat moeilijker maakt, maar wij zagen dat er tussen elke bus toch wat ruimte gelaten was waar een auto even kon opzij gaan staan om een tegenligger door te laten). Naast een bezoek aan het kasteel en de tuin, kan je ook nog een wandeling maken in de omgeving.

Alle praktische informatie (openingsuren, tickets, tijdelijke tentoonstellingen etc.) vind je op de website van de site.

Parijs 2022 – deel 2

Door de coronamaatregelen begin dit jaar werden we op het moment van ons bezoek nog verplicht om vooraf tickets te boeken voor musea wat we dan ook deden voor een paar bezoeken als aanvulling op de stadswandelingen.

In het Jardin des Tuileries ligt het Musée de l’Orangerie. Het museum is vooral bekend door de serie waterlelies (Nymphéas) van Claude Monet. De grote doeken hebben als onderwerp de waterlelies in Monets tuin in Giverny (een plek die ik zeker nog eens wil bezoeken trouwens). Licht, de breking van het licht en kleur spelen een grote rol in deze werken, typisch voor het impressionisme. Deze werken zijn gemaakt in de periode 1914-1926, de laatste 15 jaren van zijn leven.

Monet schonk de werken trouwens aan Franse staat de dag na de wapenstilstand van 11 november 1918 als een symbool van vrede. Volgens zijn wensen werden de Waterlelies geïnstalleerd in het Musée de l’Orangerie in 1927, een paar maanden na zijn dood.

Toen ik jaren geleden een eerste keer het werk van Monet in het echt zag, was ik toch wel onder de indruk van zijn schilderkunst (of van het effect dat zijn werk op mij had). Ik keek er dan ook naar uit om deze grote doeken eens in het echt te kunnen zien. Misschien lag het aan een opkomende migraine-aanval, maar ik had deze keer geen ‘klik’ met de werken, al blijf ik het wel een heel mooi geheel vinden. Ik vroeg me trouwens af hoe het moet zijn om hier in ‘normale’ toeristische tijden langs te komen: je kan eigenlijk niet in deze zaal rondlopen zonder een deel van de bezoekers te hinderen in hun zicht op de schilderijen. Ik vond het nu al meer dan druk genoeg om hier even te zitten/staan en rustig naar de werken te kijken…

In het museum vind je trouwens ook werken van verschillende andere bekende kunstenaars zoals Renoir, Cézanne, Picasso en beelden van Rodin.
Bij ons bezoek stond er werk van David Hockney in de kijker. In maart 2020, tijdens de lockdown, verbleef Hockney in zijn huis in Normandië. Hij maakte van het huis en de omgeving het belangrijkste onderwerp van zijn kunstwerken en hield zich bezig met het vastleggen van het licht en de verschillende seizoenen. Zou hij de geest van de impressionisten gevoeld hebben?

Ik schrijf trouwens kunstwerken en niet schilderijen want hij maakte de werken op zijn Ipad (een techniek die hij blijkbaar al 10 jaar toepast) en hij bundelde ze vervolgens tot één groot geheel: een fries van 80 m lang die hij liet afdrukken op papier. Inspiratie hiervoor haalde hij blijkbaar zowel bij het historische tapijt van Bayeux als bij oude Chinese en Japanse papierrollen.

 

Van de Orangerie wandelden we naar onze volgende museumhalte: op donderdag is het Musée d’Orsay open tot 21.45u; ideaal dus om een avondlijk bezoek in te plannen. Normaal gezien is het hier rijtje schuiven, maar door corona was het beduidend kalmer dan anders. De linten die de aanschuifrijen moeten markeren, stonden er eenzaam bij, en  aan de kassa’s slechts een handvol bezoekers.

Het Musée d’Orsay hoort thuis in het rijtje van meest bezochte bezienswaardigheden in Parijs. Het was oorspronkelijk een treinstation, gebouwd in het begin van 1900, maar werd omgebouwd tot museum in 1986.

Het museum bezit voornamelijk Franse kunst uit het midden van de 18e eeuw tot het begin van de 20e eeuw, niet enkel schilderijen, maar ook meubels, beeldhouwwerken en meer. Je vindt er o.a. werken van Matisse, Monet, Manet, Van Gogh, Cézanne, Degas …

Het gebouw op zich is al bijzonder en uiteraard zijn er ook heel wat topwerken te zien. Een deel van het museum was echter gesloten voor renovatiewerken (ideaal om die in deze luwe tijden uit te voeren natuurlijk) waardoor we toch net iets sneller dan verwacht rond waren met ons bezoek (nadat ik de foto van de klok maakte, liepen we er zeker nog een dik uur rond hoor). We wandelden terug richting hotel, met intussen ruim 30.000 stappen op onze teller!

Alle praktische info over beide musea: Musée de l’Orangerie en Musée d’Orsay

 

Art & food & friends

Eindelijk nog eens op stap met vrienden op de manier zoals we het graag doen: bezoekje aan één van de Gentse stadsmusea (gratis op zondagvoormiddag voor Gentenaars) en een brunchke dabei.

Op het programma POPART in het Smak en daarna een brunch/lichte lunch bij Cozette. Onze eerste poging om de tentoonstelling in december te bezoeken, was mislukt omdat we er niet op gelet hadden een ticketje en timeslot te boeken (even de toenmalige verstrengingen door corona uit het oog verloren) en alles was volzet. Deze keer tijdig geboekt, zowel het museum als een leuk eetplekje trouwens (want ook die zijn – zeker op zondag – vaak helemaal vol).

In 2019 verwierf de Vlaamse Gemeenschap ‘Great American Nude #45’ (1963) van Tom Wesselmann uit de Collectie Matthys-Colle. De aankoop werd gekoppeld aan de langdurige bruikleen van 39 andere kunstwerken uit diezelfde collectie aan het museum. Deze gebeurtenis vormt het startpunt van een publiek-private samenwerking, waaruit deze tentoonstelling voortvloeit. Representatieve popartwerken uit de Collectie Matthys-Colle van onder meer Andy Warhol, Tom Wesselmann, Roy Lichtenstein en Konrad Klapheck werden samengebracht met een selectie uit de collectie van S.M.A.K.

   

In oorsprong is popart een westerse kunststroming, ontstaan in de jaren vijftig in Londen en New York. Popart was een visueel antwoord op een materialistische cultuur die in de jaren zestig nieuwe hoogten bereikte en waarvan de beeldtaal ontleend is aan de massamediawereld van reclame, tijdschriften, televisie en film. Al snel sprak de toegankelijke stijl tot de verbeelding van vele jonge Europese artiesten en omarmden ook zij de stroming.
Afbeeldingen van algemeen bekende beroemdheden als Elvis Presley, Marilyn Monroe en Mao, maar ook soepblikken, spaghettiverpakkingen, colaflessen en andere supermarktproducten konden in de kunstwerken als onderwerp uitgebeeld worden.

De tijdelijke tentoonstelling loopt nog tot 8 mei 2022; alle info lees je op de site van het SMAK. 

We wandelden ook nog even door de rest van het museum en lieten ons verrassen door details van installaties of stukken die we nog niet kenden of lang niet meer gezien hadden.

Daarna wandelden we in het zonnetje naar een leuke – vrij nieuwe – eetplek waarover ik al enkele positieve reviews gelezen had.

Cozette wordt uitgebaat door Turit & Dirtzen, moeder en dochter. Je kan er zowel tijdens de week als in het weekend terecht voor ontbijt, brunch, lunch, koffie & taart. Op vrijdagavond ben je er welkom om het weekend in te zetten met een hapje en een drankje en zijn ze iets langer open. Je kan er het gezellig maken in lage zeteltjes in het salon of op een krukje aan de bar, wij kozen voor de tafeltjes in de orangerie (en genoten van de zon op onze rug).

Op de kaart een misschien niet al te uitgebreid aanbod van verse en huisgemaakte gerechten, maar wel een wekelijks wisselend aanbod. Ons gezelschap koos onder meer de toast champignons, de zoete aardappelburger met rode bietjes, een gehaktrolletje in savooikool, een winterse salade, soep van de dag en pancakes.

Gezien de wisselende kaart komen we hier graag nog eens terug om een volgende keer nieuwe gerechtjes of een stukje taart te proeven met een lekkere tas koffie erbij 🙂
Je kan er zo binnen springen, maar wil je echt zeker zijn van een plekje dan reserveer je best vooraf. Dat kan trouwens heel vlot via de website.

 

 

Het GUM – Gents Universiteitsmuseum

Het stond met stip in mijn agenda voor de officiële opening vorig jaar, maar daar stak Corona een dikke stok voor. In de kerstvakantie waren alle timeslots uitverkocht, maar in de krokusvakantie waren we gelukkig wel op tijd om een weekendbezoekje in te plannen aan het GUM.

Sinds oktober 2020 is Gent namelijk een nieuw museum rijker. Het gloednieuwe Gents Universiteitsmuseum staat midden in de Gentse Plantentuin, om de hoek van het MSK en het  S.M.A.K. Het GUM noemt zichzelf “een museum over wetenschap, onderzoek en kritisch denken, waar de bezoeker kan ontdekken dat wetenschap het resultaat is van vallen en opstaan, twijfel en verbeelding”. Forum voor wetenschap, twijfel en kunst luidt ook de ondertitel op de website.

Het gebouw waarin het GUM kwam, kreeg een grondige opknapbeurt en op één van de gevels kan je niet naast het kunstwerk van de wereldberoemde (Gentse!) street-artkunstenaar ROA kijken: een stapel skeletten van een olifant, een neushoorn, een grizzlybeer en een okapi. ROA liet zicht inspireren door de verhalen en de collectie van het GUM, die perfect aansluiten bij zijn liefde voor de dierlijke anatomie.

In het nieuwe wetenschapsmuseum duiken we in het brein van de wetenschapper. Welke uitdagingen komt zij of hij tegen? Hoe gaat zij of hij te werk? Welke ruimte is er voor verbeelding, twijfel en falen? En welke impact heeft dat alles op ons leven en denken? En natuurlijk, welke bijzondere objecten illustreren dit verhaal?

Als bezoeker wandel je door een waardevolle en uitzonderlijke collectie uit verschillende disciplines, van biologie tot archeologie, van psychologie tot geneeskunde. De collectie verwijst zowel naar de geschiedenis van de wetenschappen als naar hedendaags onderzoek, met een blik op de toekomst; ook de brug tussen wetenschap en kunst wordt onder de loep genomen.

Aan het eind van de 19de eeuw zochten experimentele psychologen naar manieren om hun onderzoeksresultaten in objectieve cijfers uit te drukken, naar analogie met de natuurkunde. Ze gebruikten daarvoor o.m. deze chronoscoop van Hipp. In wezen een elektronische stopwatch: hij kan zeer korte tijdsintervallen meten, tot een duizendste van een seconde. Dit toestel werd bv ingezet om de reactietijd te meten op zintuiglijke prikkels als pijn of geluid. (infofiche GUM)

Rechtstreeks de samenstelling van de zeebodem onderzoeken is bijna onbegonnen werk, maar met wat creativiteit kom je al een heel eind. In de tweede helft van de jaren 1990 ontwikkelde de vakgroep Mariene Geologie van de UGent de deeptowsparker. Het toestel wordt op grote diepte voortgetrokken en geeft krachtige elektrische ladingen af. Daardoor ontstaan geluidsgolven, die weerkaatst en vertrooid worden door de zeebodem. Een hydrofoon vangt de weerkaatsingen op. Op basis daarvan kan de samenstelling van de zeebodem bepaald worden. (infofiche GUM)

De Universiteit Gent beschikt over waardevolle en omvangrijke wetenschappelijke erfgoedcollecties (meer dan 400.000 objecten) uit alle mogelijke wetenschappelijke disciplines. Deze collecties ontstonden tijdens de 200-jarige geschiedenis van de universiteit en blijven groeien door het hedendaags wetenschappelijk onderzoek. Het GUM staat in voor het beheer van die collecties, brengt ze in kaart, toont ze aan het publiek en wil ze duurzaam bewaren voor toekomstige generaties onderzoekers, studenten en bezoekers.

Het museum heeft een a-typische opbouw, heel eclectisch en ook interactief. Overal staan er schermen die je uitnodigen om te luisteren naar wetenschappers en zelf deel te nemen aan testjes of digitaal op onderzoek te gaan in de collecties.

De combinatie van oude stukken met nieuwe inzichten en technieken sprak mij heel erg aan. Het historische (en nostalgische) maakt integraal deel uit van het geheel, het toont hoe nieuwsgierigheid mensen steeds tot onderzoek leidde en nieuwe inzichten heeft bijgebracht, hoe men vroeger met beperkte middelen toch kennis probeerde te delen, hoe schilderijen, tekeningen en maquettes vandaag steeds meer vervangen (of zeker aangevuld) worden door geavanceerde technieken en computermodellen die ervoor zorgen dat we vaak sneller en efficiënter nieuwe inzichten kunnen verwerven en theorieën uittesten.

De link tussen wetenschap en kunst wordt mooi geïllustreerd door de tijdelijke expo ‘Van Eyck in de Diepte. Frictie en harmonie door het oog van architecten en kunstenaars’.

Vanuit een architecturale bril worden de kunstwerken van Van Eyck in detail bekeken en geanalyseerd.

 

Een bezoekje aan het GUM is boeiend en verrassend, er is zoveel te zien, te lezen en te horen. Wees nieuwsgierig, kijk, lees en luister en probeer ook eens één (of meer) van de testen uit. Ze zetten je aan het denken en/of aan het twijfelen 😉

Alle praktische info lees je op de website van het GUM
‘Van Eyck in de Diepte’ werd verlegd tot 30 juni 2021. Deze expo kadert binnen het themajaar ‘OMG! Van Eyck was here’ dat eveneens verlengd wordt tot eind juni 2021.

Zolang er nog coronamaatregelen van kracht zijn, kan je het museum enkel bezoeken op reservatie. In de plantentuin kan je vrij wandelen, voor een bezoek aan de serres moet je ook een tijdsblok reserveren.