Vorig jaar schreef ik al een postje met een tuinvogelervaringen. Door de lockdown hebben we immers een veel beter zicht – letterlijk en figuurlijk – gekregen op de gevleugelde vrienden in onze tuin 🙂
Intussen werk ik eigenlijk nog steeds grotendeels thuis en kon ik ook blijvend onze vogelvoederplek (en bij uitbreiding de rest van de tuin) in de gaten houden.
Deze winter maakte ik samen met mijn vader een voederbakje van een voormalig portokistje. Het plexi schuifje werd gehalveerd en vastgezet (om te vermijden dat de grotere vogels – kauwen, eksters, duiven – er het voer zouden kunnen weghalen). Het deksel van een chocopot werd vastgeschroefd op de bodem en daar zou ik zaadjes in leggen. Helaas zorgt de slagregen er voor dat het deksel eerder een zwembadje werd en voorlopig laat ik het dan ook leeg. Enkele zaadjes die vast raakten tussen het deksel en de achterwand ontkiemden intussen ook waardoor er nu groene sprietjes staan, maar dat is niet zo erg 😉
Vooraan klopten we ook nog een spijker in het hout waarop ik een zelfgemaakte vetbol kan steken. De meesjes komen er met plezier van snoepen en ik zag zelfs de specht al eens aan het bakje hangen (al verkiest hij de voormalige koffietas die ook in de takken hangt of het voederbakje met de noten (maar dat staat soms een tijdje leeg wegens gebrek aan okkernoten). De kauwen en eksters proberen soms ook met halsbrekende toeren aan de vetbol te pikken, meestal lukt het hen niet, maar soms is er toch eentje straf genoeg met zijn capriolen om een stuk te pakken te krijgen.
De pimpel- en koolmezen zijn dagelijkse gasten, meestal zijn we elk wel met een stuk of vier. De koolmezen zijn bij momenten serieuze ‘smospotten’ en dol op de zonnebloempitten. Soms gaan ze zo driftig tekeer dat ze heel wat kleinere zaadjes gewoon uit het bakje kieperen om aan de zonnebloempitten te raken :p De vogels die beneden zitten, zijn hier erg gelukkig mee 😉
Ook de staartmeesjes krijgen we opnieuw op bezoek. Soms met vier, soms per twee, zelden alleen en nog steeds allerschattigst.
De roodborstjes (dagelijks eentje, maar we zagen er ook al eens 2 in de hazelaar zitten), de specht (zowel de bonte als de groene, die laatste dan wel in het grasveld, op zoek naar mieren), de merels (meer dan vorig jaar, ik denk intussen toch wel een viertal) en de heggenmus (nog steeds eentje, steevast op de grond) komen dagelijks langs op de voederplek.
Helaas ook dagelijks van de partij zijn een tweetal bosduiven, een familie eksters (2 tot 6, ze hebben vorig jaar duidelijk een goed broedsel gehad) en een troep kauwen (4 tot 10). Vooral die laatste kunnen serieus kabaal maken en zijn altijd van de partij om het vogelvoer uit de hazelaar te trekken (meestal zonder al te veel succes, houden zo). Zij moeten het stellen met wat er op de grond te vinden is, wat er uit de vetbollen en zadensilo’s op de grond valt en wat ik in de wintertijd (beperkt) op de grond strooi. De appelschillen komen in de winter niet in de GFT-bak terecht, maar snij ik in kleine stukjes (op die manier kunnen de grote niet met hele schillen vertrekken, maar krijgen er meer vogels kans om een stukje mee te pikken), stukjes kaas- en broodkruimels.
Wel fijn om vast te stellen dat we dit jaar ook nieuwe gasten mochten verwelkomen aan de voederplek: vinken. Eerst was er één vinkje, intussen zijn ze met een viertal mannetje en een paar vrouwtjes, ook een koppeltje groenlingen konden we al spotten en zowaar onze eerste keep!
Vogels spotten terwijl je gezellig een koffietje zit te drinken of een minibreak neemt tussen twee online meetings door, het blijft een erg leuke bezigheid 🙂