Als je van paleizen houdt, dan moet je in Berlijn zeker een bezoekje brengen aan Schloss Charlottenburg. Het stamt uit de tijd van Pruisische vorsten en werd gebouwd eind 17de eeuw in opdracht van Sophie Charlotte, echtgenote van keurvorst Frederik III die later koning van Pruisen zou worden. Het slot was oorspronkelijk bestemd als zomerhuis voor Sophie Charlotte, later (na haar dood) zou het worden uitgebreid met een orangerie, de kenmerkende koepel en nog later met een volledig nieuwe oostelijk vleugel.
De paleistuin is eigenlijk een groot publiek park van 55 hectare dat vrij toegankelijk is en graag gebruikt wordt door de Berlijners om te wandelen, de hond uit te laten, te joggen, te picknicken, … Omdat het er later op de dag nog regen voorspeld werd, verkenden wij eerst het park.
Direct achter het paleis liggen de barokke tuinen in Franse stijl, de eerste barokke tuin in Duitsland die naar Frans voorbeeld werd aangelegd. Het achterste gedeelte van het park is net het tegenovergestelde. Hier vind je kronkelweggetjes, een natuurlijk grasveld en hoge bomen, veel meer Engelse stijl.
In het natuurlijker deel van het park hadden we een onverwacht leuke ontmoeting met hongerige en vooral nieuwsgierige eekhoorntjes en koolmeesjes. Het zorgde ervoor dat we ons een hele tijd lieten entertainen en probeerden deze vliegensvlugge diertjes op foto en film vast te leggen. Een superschattige terriër kwam een de idylle verstoren, al was het beestje zelf eigenlijk ook een streling voor het oog en uitermate gehoorzaam. Maya maakte tientallen foto’s, ik deed een poging om filmpjes te maken met mijn smartphone.
Met een brede glimlach op ons gezicht gingen we verder op verkenning.
In het park staan verschillende bouwwerken. Halverwege de tuin staat een mausoleum met een kleine zuilengalerij. Hier vind je de tombes van koning Friedrich Wilhelm III, keizer Wilhelm I en hun echtgenotes. Met een algemeen toegangsticket voor het paleis mag je ook hier een kijkje binnen nemen. Het gebouw is sober aan de buitenkant, maar toch behoorlijk indrukwekkend ingericht aan de binnenkant.
Aan de noordoostzijde van de tuin, langs de rivier de Spree, staat ook nog het Belvedere. Een paviljoen dat deed dienst als vakantieonderkomen, theehuis en in tijden van oorlog ook als uitkijktoren. Dat zag er echter gesloten uit en dus liepen we maar weer verder want er was uiteindelijk nog een volledig kasteel te bezoeken 😉
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het slot vrijwel volledig vernietigd, maar intussen is het volledig opnieuw heropgebouwd. De inboedel ging echter ook verloren en wat je nu ziet, is dus niet meer origineel. Dat betekent echter niet dat het niet mooi is, wel integendeel. Je hebt niet veel verbeelding nodig om je even een prins(es) of koning(in) te wanen terwijl je door de gangen wandelt en van kamer naar kamer gaat. Prachtige houten vloeren, mooie wandbekleding, imposante luchters, indrukwekkende hoeveelheden zilverwerk, porselein en een kamer die volledig volgepropt is met Delfts blauw. In de grote zalen kon heel wat volk ontvangen worden voor een stevig feestje en kon je een blik op de (Franse) tuin werpen.
Als afsluiter gingen wij nog even naar de taverne in de orangerie. Een eenvoudige taverne met deels zelfbediening en een ietwat bohemien inrichting, misschien niet meteen wat je zou verwachten bij een paleis, maar wel verrassend gezellig (allen jammer dat we de zon moesten missen). We gingen elk voor een koffie of thee en een ander stukje gebak, en ze waren alle drie erg lekker 🙂