Omdat we onze spruit vorige maand naar het VKSJ-kamp in Wezemaal moesten voeren en dat eigenlijk maar op een boogscheut van Leuven ligt, besloten we van de nood een deugd te maken en onszelf op een stadsbezoek te trakteren.
Als ‘echte’ toerist parkeerden we ons aan de rand van de stad en trokken dan te voet naar het centrum en de toeristische dienst. Daar kochten we een combiticket Iluvleuven dat ons toegang gaf tot 3 attracties.
We trokken eerst naar M, een museum dat vrij recent nog onder handen werd genomen door architect Stephane Beel. Momenteel loopt er een tijdelijke tentoonstelling, Ravage, in het kader van de viering van 100 jaar Wereldoorlog I. We begonnen echter met de vaste collectie, o.a. een reeks bijzondere houten beelden en ook diverse schilderwerken uit de Middeleeuwen en Renaissance, maar ook werk uit de 19de en begin 20ste eeuw van o.a. Meunier. Een deel van het museum is heel modern van constructie en materiaalkeuze en met een schitterend dakterras trouwens, een ander deel is eigenlijk een prachtig gerestaureerde woning van Vander Kelen, na diens overlijden geschonken aan de stad om er een museum van te maken. Bij de restauratie heeft men geprobeerd om het gebouw zoveel mogelijk in de oude glorie te herstellen én het te integreren in het moderne gedeelte en dat is heel goed gelukt. In het hôtel, dat de kern uitmaakte van het oude museum, zijn bijvoorbeeld de negentiende-eeuwse kleuren weer toegepast, is opnieuw bladgoud aangebracht en werden replica’s van de oorspronkelijke parketten gelegd. Enkele latere toevoegingen zijn ongedaan gemaakt en de stijlkamers komen opnieuw volop tot hun recht.
We spendeerden er enkele uren en het was vooral de honger die ons iets sneller een einde deed maken aan ons bezoek. Nadat we de inwendige mens hadden versterkt, niet direct een probleem in Leuven, trokken we naar onze volgende bestemming: het stadhuis.
De gids was uitermate vriendelijk en deed erg zijn best om de toelichting in twee talen te geven maar het Engels was toch ietwat bedenkelijk van kwaliteit en maakte het blijven luisteren soms wat vermoeiend (al kan dat ook aan een middagdip gelegen hebben). Het gebouw an sich was wel de moeite om eens te kunnen bekijken (en is enkel toegankelijk met gids trouwens).
Als laatste onderdeel van ons toeristenticket trokken we nog naar de universiteitsbibliotheek waar we de toren gingen beklimmen. We hadden maar een half uurtje meer voor sluitingstijd en dus werd het een bezoek op een drafje. Maar op een drafje een draaitrap naar boven en naar beneden nemen, dat bleek nog niet zo vanzelfsprekend. Eens bovengekomen was het even naar adem happen en ietwat onvast op de benen (al helemaal omdat er toch wel een stevige bries om de hoek kwam gewaaid), maar toch nog goed genoeg om te genieten van de omgeving en het uitzicht. Dan snel weer naar beneden en helaas geen tijd meer om de tentoonstelling te bekijken die ook hier was opgebouwd naar aanleiding van de honderdjarige herdenking van Wereldoorlog I. Voor we het gebouw verlieten, gingen we nog even piepen in de bibliotheekzaal waar menig student naarstig zat te blokken voor zijn/haar tweede zit. Het riep toch enkele herinneringen op aan onze eigen studententijd in Gent (maar toch ook wel blij dat wij niet meer moesten zwoegen op dikke boeken en cursussen).
Na nog een terrasje besloten we nog even de stad te doorkruisen om de fameuze ‘balk van Beel’ eens in werkelijkheid te gaan aanschouwen. Ondanks alle lovende artikels over het bouwwerk waren wij niet onverdeeld enthousiast. We vonden het gebouw niet helemaal tot zijn recht komen in de omgeving enerzijds en waren ook niet zo dol op de materiaalkeuze anderzijds. Smaken verschillen echter en we hadden zeker geen spijt van onze wandeling want de architectuur in deze wijk was zeker boeiend te noemen.
Kortom, het werd een intensieve maar zeer geslaagde dag en de weergoden waren zo vriendelijk geweest om te wachten met de regendruppels tot we in de auto zaten. Meer moet dat niet zijn 🙂