Door de coronamaatregelen begin dit jaar werden we op het moment van ons bezoek nog verplicht om vooraf tickets te boeken voor musea wat we dan ook deden voor een paar bezoeken als aanvulling op de stadswandelingen.
In het Jardin des Tuileries ligt het Musée de l’Orangerie. Het museum is vooral bekend door de serie waterlelies (Nymphéas) van Claude Monet. De grote doeken hebben als onderwerp de waterlelies in Monets tuin in Giverny (een plek die ik zeker nog eens wil bezoeken trouwens). Licht, de breking van het licht en kleur spelen een grote rol in deze werken, typisch voor het impressionisme. Deze werken zijn gemaakt in de periode 1914-1926, de laatste 15 jaren van zijn leven.
Monet schonk de werken trouwens aan Franse staat de dag na de wapenstilstand van 11 november 1918 als een symbool van vrede. Volgens zijn wensen werden de Waterlelies geïnstalleerd in het Musée de l’Orangerie in 1927, een paar maanden na zijn dood.
Toen ik jaren geleden een eerste keer het werk van Monet in het echt zag, was ik toch wel onder de indruk van zijn schilderkunst (of van het effect dat zijn werk op mij had). Ik keek er dan ook naar uit om deze grote doeken eens in het echt te kunnen zien. Misschien lag het aan een opkomende migraine-aanval, maar ik had deze keer geen ‘klik’ met de werken, al blijf ik het wel een heel mooi geheel vinden. Ik vroeg me trouwens af hoe het moet zijn om hier in ‘normale’ toeristische tijden langs te komen: je kan eigenlijk niet in deze zaal rondlopen zonder een deel van de bezoekers te hinderen in hun zicht op de schilderijen. Ik vond het nu al meer dan druk genoeg om hier even te zitten/staan en rustig naar de werken te kijken…
In het museum vind je trouwens ook werken van verschillende andere bekende kunstenaars zoals Renoir, Cézanne, Picasso en beelden van Rodin.
Bij ons bezoek stond er werk van David Hockney in de kijker. In maart 2020, tijdens de lockdown, verbleef Hockney in zijn huis in Normandië. Hij maakte van het huis en de omgeving het belangrijkste onderwerp van zijn kunstwerken en hield zich bezig met het vastleggen van het licht en de verschillende seizoenen. Zou hij de geest van de impressionisten gevoeld hebben?
Ik schrijf trouwens kunstwerken en niet schilderijen want hij maakte de werken op zijn Ipad (een techniek die hij blijkbaar al 10 jaar toepast) en hij bundelde ze vervolgens tot één groot geheel: een fries van 80 m lang die hij liet afdrukken op papier. Inspiratie hiervoor haalde hij blijkbaar zowel bij het historische tapijt van Bayeux als bij oude Chinese en Japanse papierrollen.
Van de Orangerie wandelden we naar onze volgende museumhalte: op donderdag is het Musée d’Orsay open tot 21.45u; ideaal dus om een avondlijk bezoek in te plannen. Normaal gezien is het hier rijtje schuiven, maar door corona was het beduidend kalmer dan anders. De linten die de aanschuifrijen moeten markeren, stonden er eenzaam bij, en aan de kassa’s slechts een handvol bezoekers.
Het Musée d’Orsay hoort thuis in het rijtje van meest bezochte bezienswaardigheden in Parijs. Het was oorspronkelijk een treinstation, gebouwd in het begin van 1900, maar werd omgebouwd tot museum in 1986.
Het museum bezit voornamelijk Franse kunst uit het midden van de 18e eeuw tot het begin van de 20e eeuw, niet enkel schilderijen, maar ook meubels, beeldhouwwerken en meer. Je vindt er o.a. werken van Matisse, Monet, Manet, Van Gogh, Cézanne, Degas …
Het gebouw op zich is al bijzonder en uiteraard zijn er ook heel wat topwerken te zien. Een deel van het museum was echter gesloten voor renovatiewerken (ideaal om die in deze luwe tijden uit te voeren natuurlijk) waardoor we toch net iets sneller dan verwacht rond waren met ons bezoek (nadat ik de foto van de klok maakte, liepen we er zeker nog een dik uur rond hoor). We wandelden terug richting hotel, met intussen ruim 30.000 stappen op onze teller!
Alle praktische info over beide musea: Musée de l’Orangerie en Musée d’Orsay