Maandelijkse archieven: december 2022

Chenonceau

We sloten onze zomervakantie in Frankrijk opnieuw af met een bezoek aan een Loirekasteel. Deze keer werd het dat van Chenonceau, ook wel bekend als het vrouwenkasteel, gelegen in Chenonceaux (met een x).

Het is een van de meest bijzondere kastelen van het Loiregebied omdat het over het water van de rivier de Cher ligt en het goed onderhouden tuinen heeft. Het kasteel is in privébezit, maar het hele jaar geopend voor bezoekers. Er zijn ruime, deels door bomen overschaduwde parkings en je vindt er zelfs verschillende picknicktafels (waarvan volop gebruikt wordt gemaakt). Aan de ingang hield de kasteelkat alles mee in de gaten 🙂

Bij het kasteel staat een aparte toren (waarvan we eerst dachten dat hij deel uitmaakte van het gebouw, maar dat was dus optisch bedrog).

Het oude kasteel dateert van 1432. Hendrik II erfde het en schonk het kasteel aan zijn maîtresse Diane de Poitiers. Na het overlijden van Hendrik in 1559 liet zijn echtgenote Catharina de Medici Diane uit het kasteel zetten. In ruil daarvoor kreeg Diane het veel kleinere kasteel van Chaumont-sur-Loire. Door deze gebeurtenissen kreeg het kasteel de bijnaam Château des Dames. Ook een andere dame heeft in het kasteel gewoond, namelijk Louise van Lotharingen. Zij rouwde in het kasteel over haar overleden echtgenoot, koning Hendrik III, die in 1589 was vermoord.
Claude Dupin, een Franse financier, kocht het kasteel in 1733 van de hertog van Bourbon. Zijn tweede echtgenote, Louise Dupin, hield er salon en ontving beroemdheden als Voltaire, Montesquieu en Rousseau, die er zijn beroemde boek Émile schreef. Louise Dupin introduceerde ook naar het schijnt het verschil in schrijfwijze tussen het kasteel (zonder x) en het dorp Chenonceaux (met x). Tijdens de Franse Revolutie liet zij de kapel binnen het kasteel ombouwen tot houtopslagplaats, waardoor de kapel behouden bleef.

In de kelders van het kasteel bevinden zich de keukens en de verblijfplaatsen voor het personeel. Het reusachtige fornuis en de vele koperen pannen doen ook nu nog ongetwijfeld het hart van menig kok sneller slaan 😉

Op het gelijkvloers en de eerste en tweede verdieping heel wat mooie kamers, de meeste daarvan ook met mooie grote bloemstukken. Enkele Vlaamse (Oudenaardse) wandtapijten sieren er nog steeds de muren. De twee verstrengelde C’s zijn een verwijzing naar Catherine de Medici.

Voor 1576 lag er een de brug tussen het kasteel en zijn landgoed. In 1577 liet Catharina de Medici de brug overdekken met een galerij van 60m lang en 6m breed. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd in deze ruimte een ziekenhuis geïnstalleerd.
Van 1940 tot 1942 maakte de Cher deel uit van de demarcatielijn, die de grens markeerde tussen het door Duitsland bezette deel van Frankrijk en het onbezette Vichy-Frankrijk. Via het kasteel kon men vanuit de noordzijde het vrije deel van Frankrijk bereiken. Toen dat niet meer mogelijk was, probeerde men de Cher over te zwemmen of met een vlot over te steken.

De zwaluwen profiteren trouwens ook ten volle van de ligging van het kasteel over het water en bouwen hun nesten tegen de gevel. Niet altijd even ‘netjes’ – de vogelpoep ‘siert’ de muren en de kleine balkons – maar wel heel leuk om de beestjes te zien rondvliegen terwijl ze op insectenjacht zijn 🙂

Vanuit het kasteel zagen we trouwens niet enkel de zwaluwen, maar ook de typische platbodems die, nu met toeristen i.p.v. met vracht, over de rivier voorbijgleden.

Bij het kasteel ligt zowel een tuin die ontworpen is voor Diane de Poitiers, als een voor Catharina de Medici. Beide tuinen hebben een formeel ontwerp, en zijn o.a. van bovenaf, uit het kasteel te bewonderen.

Bij het kasteel hoort een boerderij, die fraai gerestaureerd is.
Voor eigen gebruik heeft het kasteel nog steeds een grote moestuin en bloementuin.

De bloemen worden gebruikt voor de fraaie bloemstukken in het kasteel. Geef toe dat ze er daar precies wel wat ervaring hebben in het kweken van mooie (hele) grote bloemen (zelden zo’n grote hibiscus gezien) 😉

Wij vonden een bezoek aan dit Loirekasteel en omgeving meer dan de moeite waard.

Alle praktische info voor een bezoek aan het kasteel vind je op deze website: https://www.chenonceau.com/

 

 

Blois, une troisième fois

Ook dit jaar planden we onze tussenstop bij de terugreis in de Loirestreek en andermaal kozen we voor een nachtje in het Mercurehotel aan de kade in Blois.

Aangezien we al twee keer op verkenning gingen in de stad hielden we het nu bij een kortere wandeling waar we nog eens teruggingen naar enkele mooie plekjes.

En deze keer wel een treffelijke foto van het Maison des acrobates

We gingen uiteraard ook kijken naar de vele treden van l’ Escalier Denis Papin om te zien of en welk kunstwerk ze deze keer sierden. Het werk was misschien iets minder ons ding dan de vorige edities, maar misschien had dat ook gewoon te maken met het feit dat we de artiest in kwestie, George Maciunas, niet kenden. De man is (of was, want hij overleed in 1978) een Amerikaans kunstenaar van Litouwse afkomst. Hij studeerde in de US aan de School of Arts en werd bekend als een van de oprichters van de artistieke beweging Fluxus. Fluxus wilde als tegenbeweging tegen het abstract expressionisme de beeldende kunst uit zijn ‘ivoren toren’ halen; mengvormen ontwikkelen en demystificeren, zoals John Cage dit in de muziek had gedaan. ‘Fluxus-composities’ zijn vaak speels, meestal tijdgebonden (soms zeer kort) en vaak zeer onorthodox. Ons was deze stroming in elk geval onbekend, maar een mens is nooit te oud om bij te leren 😉    

En verder waren ook hier hard de sporen te zien van de hete zomer, met een Loire die extreem laag stond voor de tijd van het jaar en overal aanmaningen om zuinig te zijn met water.

Meer over Blois kan je lezen in verslagjes van eerdere reizen en bezoeken aan Blois in 2018 en in 2019 en aan het kasteel van Blois

 

Nîmes

Tijdens onze zomervakantie in Zuid-Frankrijk stond uiteraard ook een bezoek aan Nîmes op het programma. De stad kwam tot bloei in de Romeinse tijd, vooral onder de regering van keizer Augustus. Vers water werd aangevoerd langs de machtige pont du Gard. Heel wat monumenten en overblijfselen verwijzen nog naar de Romeinse geschiedenis van de stad.

We parkeerden ons aan de rand van de stad en gewapend met een stadsplan en onze camera gingen we op verkenning… meteen richting centrum, naar de grootste publiekstrekker: de arena van Nîmes. Dit amfitheater stamt uit de eerste eeuw na Christus, is geïnspireerd op het Colosseum in Rome en nog heel goed bewaard gebleven. Het biedt plaats aan maar liefst 24.000 toeschouwers, verdeeld over 34 tribunes en 4 zones (ingedeeld volgens sociale rang en stand). Vroeger vonden er gladiatorengevechten en publieke executies plaats, vandaag vooral theatervoorstellingen en concerten en soms zelfs stierengevechten.


Je kan toegangskaartjes (vooraf) online bestellen, in het toeristisch infopunt vlakbij of aan de ingang van het amfitheater zelf. Hoewel het vrij druk was, liep dat allemaal behoorlijk vlot om ter plekke nog kaartjes te kopen.

We liepen door de gangen en probeerden ons in te beelden hoe het leven er moet uitgezien hebben in het verleden. In de wandelgangen zagen we trouwens nog een ‘verdwaalde Romein’ die zich duidelijk aan het voorbereiden was op een of ander 😉

Vlak naast het amfitheater vind je het Musée de la Romanité. Dit nieuwe museum opende in 2018 haar deuren en bevindt zich in een modern gebouw met een dakterras met 360° uitzicht over de stad.

Wij hielden het bij een (gratis) bezoekje aan de archeologische tuin, maar ’t zag er best interessant uit.

Een andere belangrijke bezienswaardigheid in Nîmes is het Maison Carrée, één van de best bewaard gebleven tempels uit de Romeinse tijd, gebouwd tijdens de heerschappij van keizer Augustus. In de middeleeuwen diende de tempel als stadhuis en kerk. Tegenwoordig worden er exposities gehouden en kun je er een 3D-film over de geschiedenis van Nîmes bekijken.

Aan de overkant van Maison Carrée pronkt een modern gebouw: le Carré d’art. Het Carré d’Art moest als 21e-eeuwse kunsttempel een tegengewicht vormen voor zijn 2000 jaar oudere voorbeeld. De bouwwerken zijn tegengestelden in stijl – het ene is gesloten en robuust, het andere volledig open en vooral opgetrokken uit glas. Het Carré d’Art herbergt de bibliotheek van Nîmes en het Musée d’Art Contemporain met Franse en internationale kunstwerken uit de 2e helft van de vorige eeuw. Boven zit er een rooftop restaurant/bar.

De letterlijke vertaling van ‘carré’ is uiteraard vierkant, maar noch het Carré d’Art, noch het Maison Carrée hebben een vierkante vorm.

Jardins de la Fontaine is het bekendste stadspark van Nîmes en één van de eerste stadsparken van Europa. Het park is gebouwd rond de oude bronnen van Nîmes. De geschiedenis van de tuinen gaan al terug tot de klassieke oudheid. Toen de Romeinen kwamen, bouwden ze rond de waterbron thermische baden, huizen en tempels. Omdat de bron niet genoeg water leverde om de Romeinen in hun basisbehoeften te voorzien, bouwden ze een aquaduct, waarvan de machtige Pont du Gard nu nog steeds te bezoeken is.

De Tempel van Diana en de Tour Magne getuigen nog van het verre verleden. Het 18e-eeuwse park ligt op een heuvel in het oude centrum van de stad en is de ideale plek om te relaxen tijdens een zomerse dag. Je ziet er heel wat locals die hier ’s middags hun lunchpauze nemen of een boek komen lezen. Wat het park zo bijzonder maakt zijn de geometrisch gerangschikte bekkens op verschillende niveaus. 

De Temple de Diane is een historische ruïne uit de Romeinse tijd. Hoewel de naam anders suggereert, is het gebouw nooit gewijd geweest aan de Romeinse godin Diana. Het gebouw dateert uit de 2e eeuw na Chr. en had vermoedelijk een culturele functie, mogelijk als bibliotheek. In de 16e eeuw werd het omgebouwd tot kerk en later deed het dienst als opslagplaats voor hout en hooi. In de loop der tijd werd de gevel ontdaan van zijn zuilen en frontons, stortte het dak in, en werd de zuidelijke muur gesloopt. Bij opgravingen in 1745, werd de oude bodem ontdekt, gemaakt van marmeren platen van verschillende kleuren. De naam “Diana” is pas later aan het gebouw gegeven (en is historisch onjuist).

De Tour Magne is een pre-Romeinse uitkijktoren die in de Romeinse tijd onderdeel was van de stadsmuur. De oudste sporen tonen aan dat de toren van Keltische origine is. De oorspronkelijke functie van de toren is onduidelijk. Toen Keizer Augustus in 16 v. Chr. een stadsmuur liet bouwen, werden verschillende bestaande bouwwerken in de nieuwe muur opgenomen, waaronder de Tour Magne. Hierbij werd de toren in hoogte verdubbeld. Na de Romeinse tijd heeft de toren zijn militaire functie behouden, zoals in de Honderdjarige Oorlog om de stad te beschermen tegen de Engelsen. In de 19de eeuw werd de toren gerestaureerd en je kan hem ook bezoeken.

Slotsom: de stad Nîmes is meer dan een bezoekje waard. Het was behoorlijk warm, maar we vonden verkoeling in het grote stadspark en konden daarna nog even ontspannen aan het hotelzwembad 🙂

 

Aigues Mortes

In het bezoekerscentrum aan de Pont du Gard bevindt zich ook een toeristisch infopunt van de streek. Aangezien we dicht bij Aigues-Mortes zaten, leek het ons een goed idee om daar ook even een kijkje te nemen.

Aigues-Mortes (letterlijk vertaald: ‘dode wateren’) is een zwaar versterkte vestingstad met diverse stadspoorten en torens. In 791 werd er door de Franken een wachttoren gebouwd midden in het moeras. Er was toen een kleine nederzetting waar de bevolking leefde van de visvangst en de zoutwinning. Niet veel later werd de benedictijnerabdij van Psalmody gesticht. In de 13de eeuw ontstond er een stad, die dienst deed als uitvalsbasis voor de kruistochten voor de Franse koning, die liever niet in een vreemde haven als Marseille (dat toen nog geen deel uitmaakte van Frankrijk) inscheepte. In die periode lag Aigues-Mortes nog direct aan zee en was het dus de eerste Franse uitweg naar de Middellandse Zee. Na de inlijving van de Provence bij Frankrijk in 1481 nam Marseille de strategische rol van Franse haven aan de Middellandse Zee over. De haven van Aigues-Mortes verzandde door aanslibbingen van de Rhône en intussen ligt de stad zeker vijf kilometer van de zee vandaan. In de 18e eeuw raakte Aigues-Mortes in verval.

Aigues-Mortes is ook vandaag nog volledig ommuurd en parkeren doe je buiten de stadsmuren. Wie er niet tegenop ziet om een klein eindje te stappen, kan trouwens probleemloos gratis parkeren (al staat dat niet zo heel goed aangegeven op de wegwijzers naar de verschillende parkings, die info vonden we via een snelle zoektocht online ;-))

Ook al zijn er verschillende toegangspoorten, zowat iedereen komt langs dezelfde kant het stadje binnen. Je belandt ook meteen in een echte toeristenstraat vol souvenirwinkeltjes en eetgelegenheden, niet echt ons ding eigenlijk en ook heel druk. De straat eindigt op een plein met nog meer restaurants, maar ook het toeristisch bureau waar we binnensprongen voor een kaart (aangezien dit een ongepland bezoek was, hadden we nog geen info of kaartje online opgezocht vooraf).

Gewapend met een stadsplan liepen we even later verder door kleine straatjes waar het een stuk rustiger was, maar ook niet zo heel veel te zien was. Het meest opvallende vond ik eigenlijk hoe klein dit stadje was en hoe je op een kruispunt van straten (straatjes) gewoon van de ene toegangspoort naar de andere kon kijken.

We waren vrij snel uitgewandeld en besloten buiten de stadsomwalling, waar het een stuk rustiger was en we ook een taverne gespot hadden, nog iets te drinken. Op de indrukwekkende en nog volledige stadsomwalling na was dit bezoek nu niet meteen het meest memorabele, maar hier en daar zijn er wel charmante hoekjes te spotten.
Ben je in de buurt, hou er dan toch maar even halt 🙂

 

Meer info over de stad op: https://ot-aiguesmortes.com/

 

Pont du Gard

Tijdens onze zomervakantie in Zuid-Frankrijk moesten we uiteraard ook een bezoekje brengen aan de wereldberoemde Pont du Gard, een grote Romeinse aquaduct, die later werd uitgebreid tot brug.

We vertrokken op tijd zodat het (hopelijk) nog niet al te druk zou zijn en dat bleek te kloppen. Er was nog heel veel plaats op de grote parking. Enig minpuntje: de zon liet het afweten, er vielen zelfs enkele druppels, maar we lieten het niet aan ons hart komen.
We besloten eerst een bezoekje te brengen aan het bezoekerscentrum met La Grande Expo.

We installeerden ons eerst in de ruime theaterzaal en kijken (op ons eentje!) naar een inleidend filmpje. Vervolgens gingen we naar de eigenlijke tentoonstellingsruimte. Hier leer je heel wat bij over de bouw van aquaducten en de technische kennis die de Romeinen toen al hadden.

Het is behoorlijk indrukwekkend om te zien en te lezen hoe ze er toen in slaagden om via bruggen en aquaducten het (bron)water tot in de steden te brengen en welke afwegingen er gemaakt moesten worden om die plannen te doen slagen.

In de 1e eeuw na Chr. ontwierpen en bouwden de Romeinen een 50 kilometer lange aquaduct voor waterlevering aan Nemausus (het huidige Nîmes). De inlaat bevond zich op 71,5 meter hoogte aan de Source d’Eure-bron te Uzès, en het water arriveerde op 60 meter hoogte in Nemausus, meer bepaald in het castellum divisorium (het ‘verdeelcentrum’) van de stad. Het geheel was zo gebouwd dat het water vanzelf naar de stad stroomde.

Via de Pont du Gard passeerde de kunstmatige waterloop de rivier de Gardon. Het werk aan de Pont du Gard begon in 38 na Chr. en werd voltooid in 52 na Chr. Behoorlijk snel als je ziet hoe groot de constructie is en beseft met welk materiaal er gewerkt moest worden. Ongeveer 1000 arbeiders gebruikten meer dan 50.000 ton kalksteen, vaak in grote blokken, dat in de buurt werd gewonnen.

Na de tentoonstelling binnen, gingen we uiteraard naar het aquaduct in kwestie zelf gaan kijken.

Het kolossale bouwwerk is 49 meter hoog, en bestaat uit drie niveaus, waarvan het bovenste 275 meter lang is. De waterbedding is afgedekt met stenen platen. Het aquaduct had een capaciteit van 35.000 kubieke meter water per dag en voorzag de badhuizen, bronnen en fonteinen van Nîmes van water tot ongeveer de 3e eeuw na Chr. In de 18e eeuw is naast het onderste niveau van het aquaduct een brug aangelegd.

Ook hier veel sporen van de droge zomer, met een extreem lage rivierbedding.

Een streepje zon had ongetwijfeld voor mooiere beelden gezorgd, maar het blijft een indrukwekkend bouwwerk om te zien en over te lopen. Het moet in de Romeinse tijd wellicht nog veel meer indruk gemaakt hebben op de mensen.

Je kan er in de buurt ook wandelen, maar neem dan zeker een kaartje mee (of een goede app op je telefoon) want de wegwijzers leken ons niet helemaal betrouwbaar. Toen wij de site verlieten, stond de parking al een heel stuk voller. De Pont du Gard is duidelijk nog steeds een toeristische trekpleister, zelfs op minder mooie dagen.

Alle praktische info en tickets: https://www.pontdugard.fr/fr

 

Montpellier

Montpellier is een van de weinige grote steden in Zuid-Frankrijk zonder Romeins of Grieks verleden. De geschiedenis van deze stad begint eigenlijk pas in de vroege middeleeuwen. Omdat het gebied regelmatig geplunderd werd door piraten, werden de inwoners van het plaatsje gedwongen om meer naar het binnenland te trekken. Om de bewoners te beschermen tegen de plunderingen, werden er twee kleine gehuchten samengevoegd waarrond een grote verdedigingsmuur werd gebouwd en een kasteel opgetrokken. Deze vesting kreeg de naam Montpellier.
De gunstige ligging aan de kust maakte het mogelijk om handel te drijven met andere landen aan de Middellandse Zee. De plaats groeide uit tot een grote stad waarin verschillende culturen met elkaar samen leefden en zou uitgroeien tot één van de belangrijkste steden van heel Frankrijk. De uitbraak van de Pest betekende het einde van de groei van de stad. In de 15de eeuw nam Marseille de rol van economisch centrum over.

Wij parkeerden onze wagen aan de rand van de stad (op een parking die naar Franse normen vrij duur was), in de architectonische wijk in het oosten van het centrum Antigone. Vroeger bestond deze wijk enkel uit legerbarakken, maar sinds de jaren 80 vind je er nu bijzondere nieuwbouw. De wijk is ontworpen door de Spaanse Ricardo Bofill en vormt een groot contrast met de andere historische wijken uit de stad. Al wandelend gingen we verder op verkenning en ontdekking…

De historische binnenstad heeft nog steeds een middeleeuws karakter met smalle straatjes en veel winkeltjes en restaurants.  Het belangrijkste plein in het centrum van Montpellier is Place de la Comédie waar je ook de Opéra Comédie vindt. Op het plein zijn regelmatig straatartiesten en muzikanten te vinden. In het midden ligt de Place de l’Oeuf, een ovaal pleintje op het eigenlijke plein, met in het midden de fontein Trois Grâces.

In de Middeleeuwen werd Montpellier omringd door een kilometerslange verdedigingsmuur. Vandaag de dag is daar niet heel veel meer van over, maar de Tour des Pins, uit de 12de eeuw en zo’n 25 meter hoog, is nog één van de 25 torens die de verdedigingsmuur vroeger had. De toren behield tot eind 16de eeuw een verdedigingsfunctie en diende tijdens de Franse Revolutie als gevangenis. Rondom de toren ligt een kleine tuin waar je doorheen kunt wandelen.
Aan de overkant van de straat ligt de Jardin des plantes, die ook al dateert van de 16de eeuw. Het is één van de oudste botanische tuinen van Europa en de eerste botanische tuin van Frankrijk. De tuin is opgedeeld in 3 delen: een park, een bomentuin en een oranjerie. Zeker op warme dagen is het een aangename plek om even te vertoeven.

De Porte du Peyrou is een triomfboog en stadspoort in Dorische stijl voor koning Lodewijk XIV. Ze vervangt een middeleeuwse toegangspoort die moest wijken. Aan de stadszijde ligt de rue Foch en aan de andere zijde ligt de Promenade du Peyrou met het ruiterstandbeeld van de Zonnekoning en de watertoren (op de achtergrond in de foto).

De Kathedraal van Montpellier of de Sint-Pieterskathedraal is een gotisch gebouw dat dateert van de 14e eeuw, maar grondige verbouwingen kende in de 17de en 19de eeuw.
Montpellier lag op een pelgrimsroute naar Santiago de Compostella. In de 14de eeuw bouwden de benedictijnen een kapel voor hun kapittelschool Saint-Benoît. Het huisvestte de faculteit Geneeskunde, een faculteit waarvan de oorsprong terug gaat tot de 12de eeuw. De universiteit van Montpellier is dan ook één van de oudste van Europa. Na jaren van verval en verbouwingen trok de faculteit geneeskunde in de 19de eeuw opnieuw in een voormalig abdijpand van de Benedictijnen.

Het Ursulinenconvent was oorspronkelijk een 17de-eeuws klooster met meisjes-onderwijs. Later deed het dienst als gevangenis en werd een rotonde toegevoegd van waaruit alle cellen bewaakt konden worden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog had de Gestapo er haar foltergevangenis ingericht. Van 1945 tot 1986 had het Franse leger er een kazerne. Daarna rezen er plannen om het eeuwenoud gebouw af te breken. De stad Montpellier besloot daarop het voormalige convent te kopen en te restaureren. In 1991 volgde de erkenning als monument historique. Vandaag biedt het een plek aan enkele artistieke instellingen, zoals een school voor choreografie en voor dans en kreeg het de naam Agora.

Montpellier is een mooie stad en je merkt ook wel dat het een universiteitsstad is. Er zijn heel wat hippe plekjes te vinden om iets te eten of te drinken, leuke hoekjes om gezellig bij te praten of wat te flaneren door de stad of in één van de parken en groenzones. Ik had niet direct een ‘klik’ met de stad zoals bij Lyon of Nantes, maar het Montpellier is zeker een bezoekje waard 🙂