Maandelijkse archieven: juli 2021

Mechelen – over kerken, begijnen en brouwerijen

Wie Mechelen zegt, denkt bijna automatisch de Sint-Romboutskathedraal (of toren), dé blikvanger van de stad. Je kan de toren beklimmen (op bijna 100 m hoogte is er een skywalk die je een uniek uitzicht over de stad geeft), maar aangezien er hier een aantal met hoogtevrees zijn, deden we dat toch maar niet 😉

markt met Sint-Romboutstoren

De Sint-Romboutskathedraal werd in de 13de eeuw gebouwd. Ze is van meet af aan groter en indrukwekkender dan alle andere parochiekerken en later werd ze ook nog eens ‘de kerk van de aartsbisschoppen’.  We namen even een kijkje binnenin en mijn oog viel op een staande klok met een bordje bij. Er zijn heel wat groter en belangrijker kunstwerken te zien, maar mijn oog valt dan uitgerekend op zoiets 😉 Het bleek te gaan om een ‘moederklok’, iets waar ik – eerlijk gezegd – nog nooit van had gehoord.

Een moederklok is een soort van regulator, een systeem dat ervoor zorgt dat de torenklok juist blijft lopen en niet voor of achter. Blijkt bovendien dat de uitvinder van dit systeem een Mechelaar is, Louis Michiels, priester en leraar wis- en natuurkunde aan het stadscollege van Pitzemburg. In 1860 vond hij dit ingenieuze systeem uit, het hele verhaal lees je op Mechelenblogt. Laat het nu net dit soort dingen zijn die ik boeiend vind en die ik langer zal onthouden dan de ‘klassieke’ informatie, maar die vind je toch vlot in elke papieren of digitale gids dus dat zoeken we dan wel op als het nodig is 😉

In Mechelen zijn er ook enkele staaltjes van barokkerken terug te vinden, vrij pompeus en overdadig, niet echt mijn ding maar wel heel herkenbaar. Aangezien Maya in de geschiedenisles het voorbije jaar toch een en ander leerde over barok en roccoco wou ik wel eens weten of daarvan ‘iets was blijven hangen’ (en ja, ze herkende de stijl toch wel) 😉

De eerste waar we binnen liepen, was de Sint-Pieter-en-Paulkerk. Het interieur is rijk versierd, duidelijk (jezuiëten)barok. Volgens de legende telde de kerk veel biechtstoelen, omdat ze vlak bij de Veemarkt lag en er bij het verkopen van vee volop werd gelogen en bedrogen. De echte reden? De Sint-Pieter-en-Paulkerk was oorspronkelijk een pelgrimskerk en er waren veel relieken te vinden. Wie die wilde aanraken, moest vrij van zonden zijn. Daarom dus het grote aantal biechtstoelen 🙂

Een andere kerk waar wel iets bijzonder over te vertellen valt, is de Onze-Lieve-Vrouw van Hanswijkbasiliek. In het gehucht Hanswijk, aan de oever van de Dijle, strandde in de 10de eeuw een geladen schip dat niet meer vooruit te krijgen was, tot iemand op het idee kwam om het Onze-Lieve-Vrouwebeeld aan de oever te brengen. Toen voer de boot weer verder. De inwoners besloten hieruit dat Maria op die plek vereerd wou worden. Het beeld werd overgebracht naar een nabije bidplaats en de kapel werd snel een drukbezocht bedevaartsoord. Tijdens de jaarlijkse Hanswijkprocessie wordt trouwens nog steeds een Mariabeeld rondgedragen.
Het huidige gebouw dateert van de 17de eeuw. Achteraan in de kerk bevindt zich een labyrint. Dit labyrint heeft slechts één ingang en het pad leidt automatisch naar het centrale punt. Het labyrint werd aangelegd tijdens de restauratie van 1892 in zwarte en witte marmer.
Nog een weetje: Paus Johannes Paulus II kwam hier op 18 mei 1985, op zijn 65ste verjaardag op bedevaart.

Uiteraard staan er nog veel meer kerken in Mechelen en soms is de buitenomgeving (of het nu gaat om kunst aan de buitenmuren of een speelpleintje vlakbij) minstens even leuk 😉

   

De stad Mechelen telt twee begijnhoven, het Groot en het Klein Begijnhof. Beide liggen slechts enkele straten van elkaar.
Het Groot Begijnhof dateert al uit de 13de eeuw en lag oorspronkelijk buiten de toenmalige stadsmuren. Eerder was er al het Klein Begijnhof dat binnen de wallen lag, maar wegens de grote toestroom van vrouwen kwam er plaatsgebrek. Rond 1560 wordt het begijnhof buiten de stadsmuren vernield. De begijnen trekken opnieuw naar de binnenstad. De rijke, meestal adellijke begijnen kopen bestaande panden op en bouwen nieuwe woningen. Minder rijke begijnen huurden een kamertje en verzorgden er het huishouden. Begijnen zonder bezit vonden een onderkomen in de conventen, kloosters op kleine schaal. Ze werden meestal gesticht door weldoeners, om te garanderen dat er voor hen of hun overleden familieleden werd gebeden. Het Groot-Begijnhof is sinds 1998 Unesco Werelderfgoed. Het merendeel van de woningen en de kerk zijn historisch beschermde gebouwen.

Het grote verschil met kloosters, die vaak enkel welgestelde vrouwen toelieten, was dat de begijnen de eeuwige geloften van kuisheid, armoede en gehoorzaamheid niet aflegden. Aanvankelijk behandelde de kerk hen als ketters, maar geleidelijk werden ze geaccepteerd, op voorwaarde dat ze een vroom leven leidden. Aan het hoofd van een begijnhof stond de grootmeesteres of grootjuffrouw. Zij werd in de organisatie en coördinatie van het begijnhof bijgestaan door meesteressen. Een begijnhof was een kleine stad in een stad. Met een eigen bakkerij, brouwerij, verpleeghuis, kerk en bleekweides. Begijnen in de conventen moesten werken voor hun levensonderhoud. Zo werd het kantklossen vanaf de zeventiende eeuw een van de belangrijkste bezigheden. Het begijnhof speelde dan ook een cruciale rol in de Mechelse kantproductie.

Het is heerlijk wandelen in de eerder smalle, rustige straatjes en wie goed kijkt, kan er trouwens leuke details opmerken zoals een reeks kleine beeldjes 🙂

In het Groot begijnhof vind je ook de stadsbrouwerij Het Anker, een van de oudste brouwerijen van België. Op deze locatie stond in de 15de eeuw het ‘krankenhuis’ van het begijnhof, vandaag zijn er nog steeds enkele gebouwen van de brouwerij die dateren uit de 15e en 16e eeuw, waaronder de oude Sint-Bernardusrefuge van de Abdij van Hemiksem. Brouwerij Het Anker geniet wereldwijd faam met het gerenommeerde Gouden Carolusbier. Je kan de brouwerij bezoeken en er is een brasserie (en zelfs een hotel). Alle info lees je op hun website.

 

 

Mechelen – streetart

In tegenstelling tot steden als Gent of Leuven lijkt Mechelen minder street art te hebben (ofwel hebben wij niet goed genoeg gekeken, dat kan uiteraard altijd bij een eerste bezoek). Toch spotte ik enkele mooie exemplaren die ik graag op foto wilde vastleggen.     

Wanneer je street art in een meer uitgebreide betekenis interpreteert, dan kom je al snel uit bij kunst in de publieke ruimte en dus ook bij standbeelden of andere vormen van kunst en creativiteit en ook daarvan kwamen we enkele mooie en creatieve voorbeelden tegen 😉

 

Bij het laatste beeld moesten wij een beetje aan Harry Potter denken trouwens 😉

 

 

Mechelen – een intro

Eind juni gingen wij even op citytrip in eigen land, meer bepaald naar Mechelen. Wanneer we een stad voor de eerste keer verkennen, dan doen we dat heel graag al wandelend. Wij vinden dat een heel fijne manier om op ontdekking te gaan en zo naast de ‘klassiekers’ ook onverwachte hoekjes en plekjes te leren kennen.

Mechelen is een middelgrote stad, heel erg op maat van de wandelaar (een grote autoluwe zone), ideaal dus voor een verkenningstocht te voet, op tijd en stond onderbroken door een pauze om iets te eten of te drinken want ook op dat vlak is het aanbod uitgebreid.

Flaneren door de straten en onze ogen de kost geven en wie kijkt, die ontdekt mooie dingen. Op mooie pleinen in het centrum, maar even goed in rustige straatjes, oude en nieuwe architectuur  spotten, langs groene en blauwe linten doorheen de stad …

Een impressie

We verkenden de stad vooral langs de buitenkant en bezochten enkel het museum Hof van Busleyden (waar je geen foto’s mocht maken, maar waarvoor het Geluidshuis wel een leuk hoorspel maakte dat je trouwens gratis kan downloaden) en het Speelgoedmuseum (maar meer daarover later).

 

My weekend in pictures

Het voorbije weekend startte in mineur, ik kreeg ’s nachts een migraine-aanval en spendeerde een halve dag extra in bed/zetel. Na de middag mezelf wat ‘bezig gehouden’ in de tuin want schermen of lezen waren duidelijk nog geen goed idee.

Op zondag gelukkig beter en konden we onze dag starten met een lekker ontbijt buitenshuis (Wasbar) in goed gezelschap.

Voordeel van een kleine wandeling op zondagochtend in een stukje binnenstad is dat je streetart kan spotten die je doorgaans niet ziet omdat ze op de rolluiken van winkels staan (en dus enkel zichtbaar tijdens sluitingstijd). 

En daarnaast nog een werk gezien dat er kwam met een duidelijke link naar Van Eyck.

 

Na de middag werden de verorberde calorieën van ’s morgens omgezet in energie, tijdens een wandeling doorheen Sint-Martens-Latem. Een goede 12 km op een gezapig tempo waarbij we de tijd namen om rond te kijken naar het moois dat er te zien was en dat is meer dan huizen of dure auto’s 😉

Mooie dagen, ze zouden altijd langer mogen duren maar wat we gekregen hebben, dat nemen ze ons toch al niet meer af 😉

Home Stories

Op zondag een bezoekje gebracht aan het Design Museum, nog steeds één van de plekken in Gent waar ik graag kom. Hun meest recente tentoonstelling draagt de titel Home Stories. 100 Years, 20 visionary interiors en geeft een overzicht van binnenhuisinrichting de voorbije decennia en de evolutie hierin. In tijden van corona beslist een actueel onderwerp waarover heel wat mensen pakweg anderhalf jaar geleden ongetwijfeld nog een andere visie hadden. Meer dan ooit werd ons huis namelijk plots zoveel meer dan ‘gewoon’ een huis en hopelijk een thuis. Het werd een werkplek, een onderwijsplek, een opvangruimte voor de kinderen, een omgeving waarin we tijdens de lockdown ook heel wat van onze ontspanning moesten organiseren, … Niet voor iedereen waren die extra functies nieuw, maar het feit dat ze zo intensief en soms zelfs allemaal tegelijk ingevuld moesten worden op dezelfde locatie, zorgde er beslist voor dat we op een andere manier naar de inrichting van onze huizen gingen kijken. Of hoe een maatschappelijke situatie ook nu nog een sterke impact kan hebben op de manier waarop we wonen én onze visie ook vrij abrupt kan wijzigen.

De tentoonstelling start met een gedemonteerde kast van Ikea en gaat van het heden terug naar het verleden waarbij maatschappelijke evoluties ook toen telkens weer een impact hebben op de inrichting van de huizen. De lofts, die we toch nog steeds als heel modern ervaren, dateren eigenlijk al van de seventies; in de sixties kreeg het meer informele wonen ingang en in de fifties zie je een heel sterke impact gekoppeld aan de introductie van de huishoudtoestellen.

De tentoonstelling is opgebouwd rond 20 iconische interieurs van architecten als Finn Juhl (voor wiens stijl wij echt wel een hele dikke boon hebben en wiens huis wij in Denemarken zeker ooit nog eens willen bezoeken), Lina Bo Bardi en Assemble; kunstenaars als Andy Warhol en Cecil Beaton en interieurontwerpster Elsie de Wolfe. Toch wel erg fascinerend dat verschillende van die ontwerpers stukken maakten die we nog steeds enorm kunnen waarderen en waarvan je soms versteld staat dat ze al meer dan een halve eeuw geleden gemaakt werden.

Finn Juhl

Pronkstuk van de expo is ongetwijfeld het legendarische Fantasy Landscape (1970) van Verner Panton. Het vertegenwoordigt de radicale ideeën van het interieurontwerp van de jaren 1960 – 1970. Een heerlijk kleuren- en vormenspel waarvan je instant vrolijk wordt (en waarvan er ongetwijfeld al heel wat foto’s op Instagram en andere sociale media gedeeld werden en nog zullen worden, ik pleit ook schuldig trouwens 😉 )

In een rustig museum genoten we andermaal van deze tentoonstelling, een must voor iedereen trouwens die een beetje interesse heeft in (de geschiedenis van) interieurinrichting.

Als toemaatje krijg je er trouwens nog de mini-expositie Het Bureau bovenop met een  evolutie van dit specifieke meubelstuk doorheen de geschiedenis: van schrijfmeubel tot prestigieus pronkstuk. Ik ben alvast fan van de mooie Muller – Van Severen die het museum in haar collectie heeft, die wil ik gerust bij ons thuis ook een plekje geven 😉

                      

 

Home Stories loopt nog tot 22 augustus 2021. Alle praktische info lees je op de website van het museum.

 

De tuin in juni

Juni was warmer dan mei (al een geluk) en droger (ook een geluk) al viel er nog regelmatig een bui waardoor de planten, en vooral het gras en het onkruid stevig doorgroeien.

In mijn vaders tuin mag je intussen wel spreken van weelde op bloemenvlak 🙂 Door de zomerse temperaturen ging het plots heel hard. Het vingerhoedskruid, de pioenen en de kattenstaarten, ze bloeiden sneller en verwelkten dus ook sneller. De overvloed aan duizendschoon is intussen alweer over zijn hoogtepunt (maar er staan al nieuwe plantjes die volgend jaar zullen bloeien en uiteraard werden er ook zaden geoogst).

De rozen die bloeien wel nog volop, de rode rozen op de pergola moest alweer extra opgebonden worden om te vermijden dat sommige takken zouden bezwijken onder het gewicht van de vele bloemen. Even de verwelkte exemplaren wegknippen geeft al gauw een volle emmer bloemblaadjes 😉

Ook de fuchsia en de bloembakken aan het ’tuinhuis’ doen het opnieuw heel goed. Ook bij de fuchsia worden trouwens heel regelmatig de verwelkte bloemen weggehaald zodat de plant voldoende energie heeft om nieuwe bloemen te maken ipv zaaddozen te ontwikkelen. Veel bloemen worden hier opgekweekt uit zaden, maar fuchsia’s koopt hij toch als jonge planten aan.

In de groentetuin zorgde de koude meimaand ervoor dat de boontjes opnieuw gezaaid moesten worden (maar de eerste planten zijn intussen ook al goed aan het groeien), de erwtjes gaven een mooie oogst en zitten intussen al grotendeels in de diepvries.

De tomatenplanten hebben de serre intussen in een half oerwoud omgetoverd en ook de exemplaren buiten beginnen bloemetjes te dragen. De courgetteplanten doen het iets langzamer, maar zowel de gewone groene als de gele en de bolletjes dragen vrucht, nu enkel nog wachten tot ze groot genoeg zijn om te oogsten. Wortel, radijs en sjalot staan er heel goed bij.

Een aantal stukken in de groentetuin moeten nog onkruidvrij gemaakt worden, hier en daar zijn intussen echter bloemen opgedoken die nog een beetje mogen blijven staan omdat ze zo mooi zijn. Die pompoenplanten (die ook dringend uitgeplant moesten worden) krijgen er wel een plekje tussen.

Ook in de bessentuin werd al volop geoogst: frambozen dat het een lieve lust is, aalbesjes (toch weer een pak meer dan aanvankelijk gedacht) en de oogst van de kruisbessen ziet er meer dan veelbelovend uit. Een deel van de kleine aardbeien en frambozen werden al verwerkt tot confituur en de rode besjes werden deels uitgedeeld aan familie en verwerkt tot confituur en ook gewoon zo in de diepvries gestoken. Ik gebruikte de besjes en de frambozenconfituur al om te combineren met een crème van mascarpone en Griekse yoghurt tot een lekker en fris dessertje. Ook de aardbeien werden met veel plezier opgegeten, gewoon puur, heerlijk zoet :p

En onze tuin? Ook daar zit evolutie in. Niet zo spectaculair als bij mijn vader maar toch. In de voortuin blijf ik voor mini’s gaan: klaprozen, kamille en nigella van 5 tot 10 cm hoog, blijft schattig om te zien al mocht het gerust wat meer zijn 😉

Gelukkig zorgen intussen de prikneuzen en de eerste malva’s voor extra kleur (en grotere planten). De kleine viooltjes blijven zichzelf uitzaaien en dat vind ik super.

De bodembedekker die in Zomergem overdadig groeit en bloeit, kreeg hier dit jaar ook voor het eerst enkele bloemetjes en ook de margrieten vormen bot. In het gras verschenen trouwens ook nieuwe bloeiende soorten, blijft boeiend 😉

De kleine aalbessenscheutjes die ik 2 jaar geleden kreeg, zijn intussen struikjes geworden en er stonden zowaar enkele besjes op. Hopelijk mogen we volgend jaar een echte (kleine) oogst verwachten. Ook op de tomatenplanten vormen zich intussen de eerste vruchtjes.

Benieuwd wat de volgende maand gaat brengen 🙂

de tuin in mei

de tuin in april