Wie Mechelen zegt, denkt bijna automatisch de Sint-Romboutskathedraal (of toren), dé blikvanger van de stad. Je kan de toren beklimmen (op bijna 100 m hoogte is er een skywalk die je een uniek uitzicht over de stad geeft), maar aangezien er hier een aantal met hoogtevrees zijn, deden we dat toch maar niet 😉
De Sint-Romboutskathedraal werd in de 13de eeuw gebouwd. Ze is van meet af aan groter en indrukwekkender dan alle andere parochiekerken en later werd ze ook nog eens ‘de kerk van de aartsbisschoppen’. We namen even een kijkje binnenin en mijn oog viel op een staande klok met een bordje bij. Er zijn heel wat groter en belangrijker kunstwerken te zien, maar mijn oog valt dan uitgerekend op zoiets 😉 Het bleek te gaan om een ‘moederklok’, iets waar ik – eerlijk gezegd – nog nooit van had gehoord.
Een moederklok is een soort van regulator, een systeem dat ervoor zorgt dat de torenklok juist blijft lopen en niet voor of achter. Blijkt bovendien dat de uitvinder van dit systeem een Mechelaar is, Louis Michiels, priester en leraar wis- en natuurkunde aan het stadscollege van Pitzemburg. In 1860 vond hij dit ingenieuze systeem uit, het hele verhaal lees je op Mechelenblogt. Laat het nu net dit soort dingen zijn die ik boeiend vind en die ik langer zal onthouden dan de ‘klassieke’ informatie, maar die vind je toch vlot in elke papieren of digitale gids dus dat zoeken we dan wel op als het nodig is 😉
In Mechelen zijn er ook enkele staaltjes van barokkerken terug te vinden, vrij pompeus en overdadig, niet echt mijn ding maar wel heel herkenbaar. Aangezien Maya in de geschiedenisles het voorbije jaar toch een en ander leerde over barok en roccoco wou ik wel eens weten of daarvan ‘iets was blijven hangen’ (en ja, ze herkende de stijl toch wel) 😉
De eerste waar we binnen liepen, was de Sint-Pieter-en-Paulkerk. Het interieur is rijk versierd, duidelijk (jezuiëten)barok. Volgens de legende telde de kerk veel biechtstoelen, omdat ze vlak bij de Veemarkt lag en er bij het verkopen van vee volop werd gelogen en bedrogen. De echte reden? De Sint-Pieter-en-Paulkerk was oorspronkelijk een pelgrimskerk en er waren veel relieken te vinden. Wie die wilde aanraken, moest vrij van zonden zijn. Daarom dus het grote aantal biechtstoelen 🙂
Een andere kerk waar wel iets bijzonder over te vertellen valt, is de Onze-Lieve-Vrouw van Hanswijkbasiliek. In het gehucht Hanswijk, aan de oever van de Dijle, strandde in de 10de eeuw een geladen schip dat niet meer vooruit te krijgen was, tot iemand op het idee kwam om het Onze-Lieve-Vrouwebeeld aan de oever te brengen. Toen voer de boot weer verder. De inwoners besloten hieruit dat Maria op die plek vereerd wou worden. Het beeld werd overgebracht naar een nabije bidplaats en de kapel werd snel een drukbezocht bedevaartsoord. Tijdens de jaarlijkse Hanswijkprocessie wordt trouwens nog steeds een Mariabeeld rondgedragen.
Het huidige gebouw dateert van de 17de eeuw. Achteraan in de kerk bevindt zich een labyrint. Dit labyrint heeft slechts één ingang en het pad leidt automatisch naar het centrale punt. Het labyrint werd aangelegd tijdens de restauratie van 1892 in zwarte en witte marmer.
Nog een weetje: Paus Johannes Paulus II kwam hier op 18 mei 1985, op zijn 65ste verjaardag op bedevaart.
Uiteraard staan er nog veel meer kerken in Mechelen en soms is de buitenomgeving (of het nu gaat om kunst aan de buitenmuren of een speelpleintje vlakbij) minstens even leuk 😉
De stad Mechelen telt twee begijnhoven, het Groot en het Klein Begijnhof. Beide liggen slechts enkele straten van elkaar.
Het Groot Begijnhof dateert al uit de 13de eeuw en lag oorspronkelijk buiten de toenmalige stadsmuren. Eerder was er al het Klein Begijnhof dat binnen de wallen lag, maar wegens de grote toestroom van vrouwen kwam er plaatsgebrek. Rond 1560 wordt het begijnhof buiten de stadsmuren vernield. De begijnen trekken opnieuw naar de binnenstad. De rijke, meestal adellijke begijnen kopen bestaande panden op en bouwen nieuwe woningen. Minder rijke begijnen huurden een kamertje en verzorgden er het huishouden. Begijnen zonder bezit vonden een onderkomen in de conventen, kloosters op kleine schaal. Ze werden meestal gesticht door weldoeners, om te garanderen dat er voor hen of hun overleden familieleden werd gebeden. Het Groot-Begijnhof is sinds 1998 Unesco Werelderfgoed. Het merendeel van de woningen en de kerk zijn historisch beschermde gebouwen.
Het grote verschil met kloosters, die vaak enkel welgestelde vrouwen toelieten, was dat de begijnen de eeuwige geloften van kuisheid, armoede en gehoorzaamheid niet aflegden. Aanvankelijk behandelde de kerk hen als ketters, maar geleidelijk werden ze geaccepteerd, op voorwaarde dat ze een vroom leven leidden. Aan het hoofd van een begijnhof stond de grootmeesteres of grootjuffrouw. Zij werd in de organisatie en coördinatie van het begijnhof bijgestaan door meesteressen. Een begijnhof was een kleine stad in een stad. Met een eigen bakkerij, brouwerij, verpleeghuis, kerk en bleekweides. Begijnen in de conventen moesten werken voor hun levensonderhoud. Zo werd het kantklossen vanaf de zeventiende eeuw een van de belangrijkste bezigheden. Het begijnhof speelde dan ook een cruciale rol in de Mechelse kantproductie.
Het is heerlijk wandelen in de eerder smalle, rustige straatjes en wie goed kijkt, kan er trouwens leuke details opmerken zoals een reeks kleine beeldjes 🙂
In het Groot begijnhof vind je ook de stadsbrouwerij Het Anker, een van de oudste brouwerijen van België. Op deze locatie stond in de 15de eeuw het ‘krankenhuis’ van het begijnhof, vandaag zijn er nog steeds enkele gebouwen van de brouwerij die dateren uit de 15e en 16e eeuw, waaronder de oude Sint-Bernardusrefuge van de Abdij van Hemiksem. Brouwerij Het Anker geniet wereldwijd faam met het gerenommeerde Gouden Carolusbier. Je kan de brouwerij bezoeken en er is een brasserie (en zelfs een hotel). Alle info lees je op hun website.