Na het kasteel mag een bezoekje aan de tuinen zeker niet ontbreken. Je komt ogen te kort in het kasteel, maar dat geldt net zozeer voor de tuinen, die verrassend (en) groot zijn. De wereldberoemde tuinen van Versailles zijn aangelegd door tuinarchitect André Le Nôtre, die wel meer knappe tuinen op zijn palmares heeft (en graaf Caraman, voor de 18e-eeuwse tuinen van het Klein Trianon).
De tuinen tellen heel wat vijvers en fonteinen, honderden beelden, paviljoenen, zuilengalerijen, bloemperken, lusthofjes, een oranjerie, een grot en een groot kanaal. Tijdens het ancien régime was het park 6.000 ha groot en omsloten door 43 km muur. De totale oppervlakte bedraagt nu nog steeds 815 ha (waarvan 300 ha bos en woud). De tuin staat trouwens in het Guinness Book of Records als de grootste aangelegde tuin ooit.
Het dichtst bij het kasteel liggen de meer strakke en heel typische tuinen met mooie (bloemen)perken en geometrische structuren, uiteraard ook met de nodige waterpartijen en fonteinen. Het (uit)zicht op de omgeving is ronduit indrukwekkend.
Heel bijzonder in Versailles zijn het grote aantal werkende fonteinen die er nog precies bij liggen zoals in de tijd van de Zonnekoning. Lodewijk IVX was echt verzot op waterpartijen. De vergulde fonteinen en bassins staan allemaal perfect symmetrisch opgesteld. Het waterverbruik was enorm, er werden daarom speciale kanalen en aquaducten van de Seine aangelegd om Versailles van water te voorzien en de fonteinen werden zelfs enkel in werking gesteld als de koning in de buurt was. De fonteinmeesters floten naar elkaar om de komst van de koning te melden en de fontein op te starten. Er was in de 18de eeuw immers niet genoeg waterdruk om alle fonteinen tegelijk te laten spuiten. Er zijn 55 vijvers en bassins, die per uur 3.600 m³ water verbruiken, en ruim 2.400 fonteinen, waarvan 600 antieke die nog steeds werken dankzij 35 km buizen. Indrukwekkende cijfers, toch?
Ook nu spuiten niet alle fonteinen continu, het is even kijken op het kaartje om de locaties en de tijdschema’s zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen. Uiteraard is het leuker om de fonteinen ‘in actie’ te zien, maar heel wat locaties zijn zelfs zonder stromend water zeer de moeite om te bezoeken. Het moet hier in de tijd van Louis XIV écht wel de moeite geweest zijn om dit te kunnen en mogen meemaken.
De koning genoot van de natuur in Versailles. Hij was zeer trots op zijn eigen tuin en wilde ze steeds vergroten. Hij liet grote perken met gras inzaaien, tapis verts genoemd, zodat de hovelingen erop konden wandelen tijdens de vele feesten. Lodewijk XIV organiseerde trouwens schitterende spektakels met vuurwerk, muziek en toneel in het park.
Het Grand Canal is 1.560 meter lang en 120 meter breed. Er werd ruim drie jaar gewerkt aan de bouw ervan. Vanaf 1669 vonden er waterfeesten plaats en er werden zelfs gondels uit Venetië overgebracht. Op het Grote Kanaal werden zeeslagen nagebootst met kleine kanonnen en vuurwerk. De gasten kon zich vergapen aan een ongeëvenaarde pracht.
Waar de omgeving direct rondom het kasteel meer als tuin is ingericht, is de rest veeleer als park te omschrijven, een reusachtig park dan wel. Er zijn grote lanen die samen met kleinere laantjes nog steeds een strak geometrisch patroon vormen (alleen kan je dat als wandelaar moeilijker zien, zo zonder plan). In het park zijn open plekken met gras- en bloemenperken, maar even goed met vijvers, fonteinen, heuse tuinkamers vol beeldhouwwerken en toegangspoorten, de ene al indrukwekkender dan de ander. Er is zelfs een grot vol standbeelden!
Een deel van het park is vrij toegankelijk, waaronder de omgeving van het Grand Canal. Wie dat wil, kan er picknicken langs het water of zelfs een bootje huren om op het water te varen, een zondagse activiteit die nog steeds veel bezoekers kan bekoren, zagen we.
Heel verrassend vond ik het ‘Bosquet du théâtre d’eau’, in de 17de eeuw ontworpen als een openluchttheater waarin ‘uiteraard’ het meest spectaculaire wat toen mogelijk was op vlak van fonteinen aan bod kwam. Dit watertheater was echter extreem duur in onderhoud en werd in de 18de eeuw al vervangen door een meer bescheiden inrichting. In 2009 lanceerde men een wedstrijd om dit stukje bos in ere te herstellen en wat er nu te zien is, werd in 2015 opgeleverd. Heel modern, heel bijzonder, maar ik vond het wel zeer geslaagd. Oud en nieuw kunnen er duidelijk heel mooi samen gaan 🙂