Monthly Archives: August 2021

Préhistomuseum

Ik denk dat het inmiddels 2 jaar geleden is dat een artikeltje in een tijdschrift mijn aandacht trok: in Wallonië kon je met pijl en boog op prehistorische dieren schieten en Maya had me – naar aanleiding van een demo op een sportdag – al meermaals gezegd dat ze nog eens wou boogschieten. Misschien konden we die twee wel combineren en hier een leuke uitstap van maken? In het prehistomuseum bleek er immers nog veel meer te doen wat er interessant uit zag 😉
Helaas kwam toen corona en werden onze plannen uitgesteld. Deze zomer dachten we medio juli een nieuwe datum te prikken en toen besloten de weergoden boven alle sluizen open te zetten met de gekende gevolgen bij onze zuiderburen. Nog maar eens uitstellen dus want ramptoerist wilden we toch ook niet spelen. Deze maand was het dan uiteindelijk toch zover.

De rit naar Flémalle voert je een stukje door een ‘grijze’ streek. De regio maakt(e) deel uit van het Luikse steenkoolbekken met verouderde industrieën en dat zie je toch nog wel. Van eerder grijs langs de Maas reden we vervolgens ietwat omhoog richting groen. De site van het Préhistomuseum ligt immers in een Natura 2000-reservaat.
Het Préhistomuseum is de voormalige ‘Préhistosite van Ramioul’ en werd in 2015 uitgebouwd tot een educatief toeristisch centrum dat zich richt op de prehistorie. Je hebt er eigenlijk een soort avonturenpark van de prehistorie naast – of eerder als uitbreiding van – het museum. Het is de bedoeling om de bezoeker zelf de Prehistorie een stukje te laten ervaren en te beleven en daar wilden wij graag eens van proeven.

We waren ‘s morgens op tijd vertrokken en iets voor tien uur hadden we alle plaats op de parking, we waren duidelijk de eerste bezoekers. We liepen langs de taverne (die ook voor niet-bezoekers van de site toegankelijk is) en de speeltuin naar de ingang van het moderne en strakke gebouw in cortenstaal. Iets verder en hoger zagen we al enkele grote tipitenten staan, onze eerste indruk was al meteen veelbelovend.

We werden erg vriendelijk ontvangen en ja, door de minder mooie weersvoorspelling zouden er waarschijnlijk minder bezoekers zijn. Naar aanleiding van corona heeft men er trouwens een leuk systeem uitgevonden om op drukkere momenten de bezoekers te verdelen over de site en de verschillende activiteiten: per groep/gezin krijg je een label waarop je een naam voor jouw ‘stam’ mag zetten. Per activiteit/deelgebied staan er totempalen (kleine berkenstammen) opgesteld waaraan een aantal stokjes zitten. Bovenaan de totem staat vermeld hoeveel stammen/groepjes er toegelaten zijn op de locatie, dat aantal komt overeen met de stokjes waaraan je jouw label kan hangen. Hangen alle stokjes vol, dan is het maximum aantal bereikt en moet je eerst een andere activiteit kiezen en later eens terugkomen. Origineel en voor iedereen duidelijk, toch?

Alle activiteiten in het park zijn gericht op ervaring. Ze zijn op een speelse en educatieve manier ontworpen, met als doel iets bij te leren terwijl je plezier maakt. Wanneer je zelf iets beleeft en doet, dan blijf je dit doorgaans ook veel beter onthouden dan wanneer je gewoon naar informatie kijkt of luistert. Door nieuwsgierigheid te triggeren en verwondering of verbazing te stimuleren, ontstaat meestal enthousiasme om meer over een thema te weten te komen. Wanneer bezoekers zo ons eigen erfgoed beter leren kennen en  (her)ontdekken, zullen ze het hopelijk ook meer waarderen.

Op de site is een prehistorische woning gereconstrueerd met verschillende materialen. De verschillende infoborden maken de bezoeker duidelijk dat we al veel weten, maar dat we sommige zaken eigenlijk enkel maar kunnen vermoeden omdat vergankelijk materiaal niet altijd sporen nalaat. Er zijn geen bronnen die alles zwart-op-wit kunnen bewijzen, maar door zaken te onderzoeken, te experimenteren en te vergelijken, kunnen archeologen wel tot redelijke of ‘prehistocompatibele’ aannames komen over bepaalde zaken.

Zo leert experimentele archeologie dat er ongeveer 5000 werkuren nodig zijn voor 5 personen om het huis op de site te bouwen, houttransport inbegrepen.  Alleen al het dak bedekken met riet (maar dat kon dus ook ander materiaal zijn zoals graan of huiden of schors vastgezet met pinnen of gras) neemt 2/3 van de voorbereidingstijd en 1/3 van de montagetijd. De constructie van het huis zit ingenieus in elkaar en kan bij een storm weerstaan aan winden sneller dan 120km/u. Knap staaltje vakwerk van die prehistorische mensen als je het mij vraagt 😉

Omdat we niet zeker waren dat het de hele dag droog zou blijven, besloten we in de voormiddag het jagen op wild uit te testen. We hingen onze naamtag aan de totempaal bij de grote tipitent, een kort instructiefilmpje gaf ons meer uitleg over het schieten en welke veiligheidsregels we moesten volgen en dan mochten we vertrekken met pijl en boog. Het pad leidde ons meteen het bos in en langs de weg kregen we via verschillende infoborden nog extra informatie over het landschap en de dieren. Het pad van de boogschieter, dat wij kozen, voert je door een landschap typisch voor een gematigd klimaat. Het pad van de speerdrijvers voert je door een landschap dat vergelijkbaar is met dat uit de ijstijden en de dieren die je dan kon jagen (zoals de mammoet).

En dan zie je plots een reconstructie van een dier dat je mag proberen schieten. Elk om beurt stelden we ons op in het schietvak, legden de pijl aan, richtten onze boog en probeerden het doel te raken. Het was even zoeken en we schoten niet altijd raak maar toch regelmatig. Uiteindelijk deden we ruim een uur over dit parcours en we hadden veel plezier. We konden onze tijd nemen en moesten ons niet haasten voor een andere stam die er al aan kwam. Maya kon het toch niet over haar hart krijgen om op het hertekalfje (?) te schieten dus dat beestje lieten we maar ongedeerd 😉
Zorg best voor goede stapschoenen. Wij hadden onze sneakers aan en door het vochtige weer moesten wij hier en daar toch opletten voor een slippertje.

Nadat we boog en pijlenkoker terug naar de tipi hadden gebracht, wandelden we naar het plantaardig labyrint. Afhankelijk van de keuzes die je maakt op elke splitsing, kom je uit het parcours als mens of als aap. Een originele manier om het verhaal van evolutie te brengen, een verhaal dat niet rechtlijnig blijkt te zijn, maar het gevolg van toeval en genetische mutaties die ons gemaakt hebben tot wat we vandaag zijn, inclusief alle diversiteit (de beste garantie  voor het voortbestaan van een soort). Onze stamboom is immers geen rechte lijn maar veeleer een boom met vele takken, een doolhof waarin je kan verdwalen, waarin soorten zijn ontstaan, sommige hebben samengeleefd en andere intussen verdwenen zijn.

Van het labyrint wandelden we door naar de boerderij. Het is nog maar 12000 geleden dat de mens zich op een vaste woonplaatst vestigde, dat de landbouw zich geleidelijk begon te ontwikkelen en men dieren ging hoeden. Die evolutie zou echter een reusachtige impact hebben op de toekomst van de mens…

Als bezoeker kan je zelf raden of bepaalde diersoorten wel al of nog niet bij de prehistorische mensen verbleven. Het bordje omdraaien, geeft je meteen het antwoord op je vraag. Op kleine demoveldjes krijg je de verschillende graansoorten te zien die geïntroduceerd werden doorheen de tijd. Je mag trouwens zelf ook eens proberen om graan tot meel te malen met een maalsteen. Dat gaat nog niet zo snel merkt Maya, de prehistorische mens moest ‘iets’ meer moeite doen dan wij om aan voedsel te komen 😉

Bij de dieren staat ook een reconstructie van een neolithische palissade of omheining die ontdekt werd in het West-Vlaamse Spiere. Het indrukwekkende bouwwerk was 500 m lang en bakende een oppervlakte van 3,5 ha af langs de Schelde. Dit was eigenlijk nog een redelijk bescheiden omheining want vaak werden oppervlaktes van 30 tot 40 ha afgeschermd. Toch is het extreem zeldzaam om bewoningssporen terug te vinden binnen deze omheiningen die vaak onderbroken zijn door veel toegangspoorten. Dat doet vermoeden dat ze wellicht minder als verdediging gebruikt werden, maar meer als plaats om bijeen te komen, te feesten of offerandes te brengen.

Ook in het Neolithicum werd er al op beperkte schaal aan ontbossing gedaan om licht te brengen op de akkerlanden. Wie zich geroepen voelt, kan zelf eens proberen om met een werktuig van toen aan de slag te gaan, opnieuw minder evident dan je zou denken 😉

Onze buitenactiviteiten hadden intussen onze eetlust aangewakkerd. Je kan perfect jouw eigen picknick meebrengen, maar wij besloten om onze voeten onder tafel te steken in de archéobistrot. Op de kaart een eerder eenvoudig aanbod met een archeotwist en bereid met lokale producten lazen we. We bestelden een mammoetburger, een croque magnon en Luikse balletjes. Elk op zich lekkere en smaakvolle gerechten voor een redelijke prijs, zeker een aanrader.

Na onze lunch gingen we op verkenning in het museum. We bezochten de tijdelijke kattententoonstelling, opgebouwd rond de vondst van een fosiele sabeltandkat. Deze tentoonstelling was door corona verlengd tot eind augustus. In december 2021 mag je een nieuwe tijdelijke tentoonstelling verwachten, met als thema : Lascaux experiences, visite virtuelle, klinkt alvast veelbelovend (vorige zomer gingen wij naar Lascaux in de Dordogne en het was prachtig!). Een idee voor een uitstapje in de kerstvakantie?

De vaste collectie van het museum is opgebouwd rond de vele fossielen die in de streek gevonden werden in de de loop der jaren. Het zijn misschien geen grote of erg spectaculaire vondsten (al blijkt die vondst van de sabeltandkatfossiel toch best bijzonder), maar het zijn er wel heel wat.

Ook hier probeert men op verschillende plaatsen kleine belevingselementen toe te voegen zoals bv een stukje dierenhuid waarvan je zelf de binnenkant mag proberen afschrapen of een stukje leisteen waarop je even kan graveren. Het zijn die zaken die er voor zorgen dat onze tiener toch met iets meer aandacht bij een aantal vitrines blijft kijken en lezen. Missie geslaagd dus!

Daarna trekken we terug naar buiten. We gaan in de tipitent onze helmen ophalen voor een bezoek aan de grot van Ramioul waarmee alles uiteindelijk begonnen is.

Voor archeologie een echt beroep werd, waren er al liefhebbers van de prehistorie, zoals de Chercheurs de la Wallonie. In het begin van de 20ste eeuw wilde deze vereniging de sites uit de streek, die bedreigd werden door de industrialisering, bekijken en beschermen. Toen ze deze grot ontdekten en de opgravingen startten, zagen er heel wat voorwerpen uit de prehistorie het daglicht. Hun inspanningen om de site te bewaren, hadden resultaat want de grot werd in 1938 geklasseerd en zo beschermd. Vanaf 1960 installeerden ze er een laboratorium in de biospeologie en werd de grot zorgvuldig bestudeerd. De vereniging is trouwens nog steeds actief en zorgt via publicaties, lezingen en proeven voor een verder onderzoek van en het verspreiden van kennis over het het verleden van de streek.

In de grot werd de aangebrachte verlichting grotendeels weggehaald en moeten de lichtjes op onze helmen ervoor zorgen dat we de grot ontdekken zoals de amateur-archeologen ze zagen met hun zaklampen. Zodra onze ogen gewend zijn aan de duisternis van de grot en het licht op onze helmen, kijken we in alle richtingen om de gangetjes en de druipstenen te ontdekken. Het moet gezegd, de ervaring is echt wel anders op deze manier. De grot is op zich niet zo groot en de druipstenen niet zo spectaculair als bv de grotten van Han, maar de beleving is totaal verschillend. Een heel geslaagde aanpassing vonden wij 🙂

Bij het verlaten van de grot volgen we een stukje van de landschapsbelevingsroute, een wandeling rondom de geklasseerde site van de grot. Ook daar opnieuw infoborden die verschillende stukjes informatie geven over het landschap in dit mooie natuurgebied.
Het bos van Ramioul wordt beheerd als een integraal natuurreservaat. De natuur kan er zoveel mogelijk zijn gang gaan, het beheer is vooral gericht op de veiligheid van de wandelpaden.

Het blotevoetenpad – waar je volgens het plannetje toch gauw een uurtje zoet bent – doen we niet, want we hebben nog een afspraak in de tipitent voor 2 workshops.
De eerste is eerder een demo, over hoe de prehistorische mens vuur maakte. Aangezien wij de enige Vlaamse aanwezigen zijn en wel een woordje Frans kunnen, melden we de begeleider dat hij niet alles voor ons hoeft te vertalen. Hij blijft echter heel alert en wanneer wij onder elkaar reacties geven op vragen die hij stelt, geeft hij ons meteen feedback in het Nederlands. En nu weten wij dus ook waar de tondelzwam zijn naam gehaald heeft 😉

De meeste medewerkers die op de site rondlopen zijn trouwens meertalig, iets wat vroeger toch niet zo vanzelfsprekend was in Wallonië. Het feit dat de site niet zo ver van de taalgrens ligt en hier veel Vlamingen en Nederlanders op bezoek komen, zal hier niet vreemd aan zijn, maar toch. We waren best wel aangenaam verrast hierdoor. Voor mensen met jonge kinderen is dit toch een voordeel.

We sluiten onze dag af met een creatieve workshop: we gaan met echte klei aan de slag om een (prehistorisch) dierenkopje te maken. Onze begeleider legt in enkele stappen uit hoe we van een bol klei tot een dierenhoofdje kunnen komen. Na de demo is het uiteraard onze beurt om het te proberen. Een half uurtje later komen we tot een resultaat dat niet zo mooi is als het voorbeeld, maar het kon slechter, toch?

Met een voldaan gevoel sloten wij onze dag hier af en reden terug richting Gent met onze ervaringen en verhalen om te delen. Zo blij dat we hier eindelijk geraakt zijn. Wat ons betreft, is een bezoek aan het préhistomuseum meer dan de moeite waard, voor jong én oud(er)!

Zelf ook zin gekregen in een bezoek aan deze site? Het museum is elke dag open tijdens de schoolvakanties, daarbuiten gesloten op maandag. Tijdens het zomerseizoen (april tem herfstvakantie) open van 10u tot 18u, in het winterseizoen gaan de deuren een uurtje vroeger dicht.
Alle praktische info ivm bereikbaarheid en toegangsprijzen lees je op de website.

Je kan Préhistomuseum ook volgen op sociale media (Instagram, Facebook, twitter, YouTube).

Maya maakte nog een kleine samenvattende videomontage van onze dag:

 

 

Speelgoedmuseum Mechelen

Als kind bezocht ik ooit het speelgoedmuseum in Mechelen, vermoedelijk als schoolreis in de lagere school, heel goed kan ik het me eigenlijk niet meer herinneren. Omdat het dus al een eeuwigheid geleden was, een ‘trip down memory lane’ meestal wel eens leuk is én de huisgenoten het museum nog niet bezochten, leek het me ideaal om een bezoekje in te plannen tijdens onze citytrip naar Mechelen 🙂

Het Speelgoedmuseum Mechelen heeft een unieke collectie oud en hedendaags speelgoed op een oppervlak van ruim 7000 m².  Het museum bestaat sinds april 1982, sinds 1998 is het een erkend museum. Het pand ligt in de wijk Nekkerspoel, wij wandelden erheen vanuit het centrum en genoten ondertussen nog een beetje van de omgeving, de huizen, het water, de groene pleintjes, …

Ik was helemaal vergeten hoe het museum er uit zag en uitermate gecharmeerd door de buitenkant van het gebouw. De ingang was ietwat donker en er waren amper mensen te bespeuren, maar dat zorgde er dan weer voor dat we in alle rust en comfort konden genieten van ons bezoek.

Het is misschien niet het meest hippe en flitsende museum, maar de speelgoedcollectie is dermate uitgebreid dat jong en oud er de ene leuke herinnering na de andere heeft en er over de generaties heen verhalen kunnen worden verteld van stukken waarmee je zelf speelde als kind. Het begint eigenlijk al bij de ingang waar in een aantal vitrines de meest representatieve of iconische speelgoedstukken verzameld liggen per decade, te beginnen vanaf de fifties. Het is best verrassend om vast te stellen hoe oud sommige stukken al zijn, zowel voor ons als voor Maya 😉

Heel frappant dat de jaren ’80 duidelijk niet enkel in de mode aan een heuse revival bezig zijn, spelletjes als Vier op en rij, Twister of Rubiks’ Cube doen het nog steeds erg goed en ook de rolschaatsen van toen zijn weer volop te koop, zij het dan in iets hippere kleuren misschien 😉

De uitgebreide collectie is verdeeld in verschillende afdelingen. We startten bij de poppen en de poppenhuizen. Sommige poppenhuizen herinnerden me aan het behoorlijk grote houten poppenhuis dat mijn vader ooit voor ons maakte en dat we dan inrichtten met plastieken meubeltjes die je toen overal kon kopen en met zelfgemaakte gordijntjes voor aan de ramen, dekentjes voor op de bedjes en allerlei kleine attribuutjes in zoutdeeg.

 

Bij Circus en kermis vinden we heel wat knappe maquettes van draaimolens en andere kermistoestellen waarvan er trouwens heel wat ook effectief blijken te bewegen.

Ook heel wat poppenkasten en bijbehorende poppen trouwens, sommige hebben ook nog in onze eigen speelgoedkoffer gelegen 😉

Vandaag vind je ze vaak onder de noemer Smart games, maar ook vroeger was er al heel wat leerzaam en creatief speelgoed op de markt (thuis schooltje spelen was zeker geen probleem).

In het museum vind je ook een mooie afdeling ‘constructiespeelgoed‘: bouwen door de decennia heen, in diverse materialen met echt knappe realisaties in de vitrines. Je zou voorwaar zin krijgen om zelf nog eens iets te bouwen.
Als kind vond ik een meccano trouwens veel leuker speelgoed dan een pop en van de sint kreeg ik ooit een houten set zoals op de vierde foto hieronder (een babypop heb ik me ooit eens gevraagd ‘omdat iedereen zo’n pop had’ maar eigenlijk heb ik daar nooit echt mee gespeeld, ik zette ze gewoon op de kast).

Interessant trouwens hoe door de jaren heen de collecties van Lego en Playmobil – vaak subtiel – evolueerden, zowel qua vorm als inhoud. Wist je dat één van de oprichters van het museum zowat elke Playmobiluitgave gekocht heeft en er zelfs een apart budget voor werd vrijgemaakt/verzameld om dit te kunnen blijven doen?

Uiteraard is er ook een afdeling knuffeldieren, waarbij uiteraard bij de beren het verhaal van de Teddybeer, beertje Paddington, Steiff beren en Winnie the Pooh niet mogen ontbreken naast de vele andere bekende en minder bekende knuffels. Wie kent er trouwens nog de Troetelbeertjes?

Ook leuke dingen te zien in de afdeling Mechanisch en blikken speelgoed waar je o.a. ook hele reeksen autootjes kan bekijken (deze vitrines werden trouwens net ‘iets’ uitgebreider bekeken door de wederhelft).

Uiteraard ook optisch en geluidgevend speelgoed, van kleine spulletjes tot heuse ruimtetoestanden, maar even goed ook de obligate puzzels en gezelschapsspellen die menig kind en volwassene  uren vol plezier hebben geschonken.

Treinen zijn sinds jaar en dag speelgoed van klein én groot, een afdeling rond dit thema kon dus niet ontbreken. Bovendien reed de eerste trein in België, en op het Europese continent, op 5 mei 1835 tussen Brussel en Mechelen!

Via één van Breugels schilderijen stap je (letterlijk en figuurlijk) nog een stukje verder de geschiedenis is. Heel wat speeltuigen die hij op zijn kunstwerk zette, liggen daar verzameld. Daarnaast ook een aantal spellen (sjoelbak, vogelpik, …) die je nog decennia kon terugvinden in de vele volkscafés die Vlaanderen rijk was.

De bovenverdieping van het museum is voor wisselende tentoonstellingen.

Nog tot eind augustus 2021 ontdek je er het verhaal van de Mechelse televisiemaker Mil Lenssens die mee aan de wieg stond van kinderprogramma’s als Klein, klein kleutertje, Carolientje en Kapitein Snorrebaard, Tik Tak, Prikballon, Draaimolen, …

Je kan er de originele figuur Kraakje uit Klein, klein kleutertje en het bootje uit Carolientje en kapitein Snorrebaard zien. Mechelaar Mil Lenssens is niet alleen de regisseur maar ook de bedenker van het unieke programma voor peuters! Tik Tak wordt voor het eerst uitgezonden op 1 november 1981. Gedurende tien jaar werden er 366 afleveringen gemaakt, voor elke dag één unieke Tik Tak met zelfs een extra aflevering voor de schrikkeljaren 😉

Spelen is een universeel gegeven, alle kinderen over de hele wereld doen het en veel spelletjes lijken op elkaar ook al is de context soms heel verschillend.

Een bezoek aan het Speelgoedmuseum is reizen in het verleden maar even goed ervaringen uitwisselen over het heden. Het motto op de muur is in elk geval eentje om eens over na te denken 😉

 

Zelf zin om een bezoekje te brengen? Meer info lees je op hun website.

 

De tuin in juli

Ik loop een beetje achter met mijn tuinverslag, bij deze nog een overzichtje van vorige maand.

Veel kleur in mijn vaders tuin: van de stokrozen, reukerwten, prikneuzen, daglelies, phloxen, slaapmutsjes en nog zoveel meer…

Maya maakte foto’s van de reukerwten (lathyrus) en de bijtjes er op; wist mijn app Obsidentify me toch wel te vertellen dat het een lathyrusbijtje was zeker!

O.a. op de lavendel probeerde ze de vlinders op hun mooist in beeld te brengen, voor zover die snelle vrolijke fladderaars zich door de lens lieten vastleggen 😉 Ook daar een nieuweling gespot trouwens, de luzernevlinder (naast citroenvlinder en witjes).

In onze eigen tuin blijft het allemaal iets minder uitbundig maar toch. Er bloeit kaasjeskruid, kerrieplant, margriet, alium, anjer, lavendel, hortensia, aster, herfstanemoon … meestal kleine plantjes, maar ook die worden beetje bij beetje groter.
De zonnebloemen zijn ook later dan vorig jaar, maar dat betekent (hopelijk) dat we er bij een mooie nazomer nog lang van zullen kunnen genieten 😉

De alium vormt samen met de lavendel een gegeerde voedselbron voor de bijtjes, van deze plantjes mogen er dus gerust veel staan in onze tuin. De lavendel blijft zich uitzaaien à volonté dus staan er intussen heel wat potten gevuld met kleintjes die allemaal mogen uitgroeien tot mooie plantjes die dan een plekje zullen krijgen in onze tuin (of uitgedeeld worden aan de liefhebbers) wanneer ze groot genoeg zijn.

En tussendoor wordt er uiteraard ook onkruid gewied, zaden geoogst en uitgebloeide planten afgeknipt of weggehaald. In een tuin is er altijd werk, zelfs wanneer je aan ‘slow gardening’ doet zoals ik het al eens noem in mijn tuin 😉

Sculpture Link – Knokke

Wandelen is nog altijd dat tikkeltje leuker wanneer er iets bijzonders te zien is en dus trokken richting Knokke waar nog tot 15 augustus Sculpture Link loopt.
Op de Zeedijk tussen Heist en het Zoute vind je er een twintigtal grote bronzen werken van Franse beeldhouwer Nicolas Lavarenne. De tentoonstelling kreeg de naam Veerkracht mee, inhoudelijk ook wel passend in deze coronatijden.

De bronzen beelden van vooral mannelijke en ook enkele vrouwelijke naakten vallen op van ver. Bijna allemaal staan ze immers op lange stelten of driepotige elementen. Die elementen maken ook duidelijk deel uit van het geheel van het kunstwerk. Bij sommige personages zijn de stelten een duidelijke verlenging, bij andere werken vormen de stokken eerder een kader of een web voor het lichaam of een suggereren ze een extra element dat de beweging van het lichaam versterkt en verduidelijkt.

De huisgenoten waren niet meteen fan van de beelden. Ze vonden de lichamen vaak te mager en het mannelijke lid te prominent aanwezig (wat ik niet kan ontkennen, maar vanop een afstand of vanuit het ‘juiste’ standpunt viel dat wel mee en ging het niet met de aandacht lopen). Mij spraken ze wel aan, al moet ik toegeven dat ik ze op foto soms nog beter vind overkomen dan wanneer ik er vlak bij stond. Tegen de wolken en de felblauwe lucht vond ik het in elk geval erg leuk om ze op foto vast te leggen, ook al was dat vaak met een stuk tegenlicht.

Wie de beelden zelf ook nog eens wil bekijken, moet snel zijn want op 15 augustus loopt de tentoonstelling af.

Twee jaar geleden gingen we ook naar Sculpture link, toen zagen we heel andere beelden.

Mechelen groen en blauw

Mechelen werkte de voorbije jaren duidelijk aan de leefbaarheid van de stad door extra aandacht (en centen) te spenderen aan meer groen en ook meer blauw (en dan bedoel ik water, niet de mannen in politie-uniform).

De Dijle, Zenne en het Kanaal Leuven-Dijle tekenen mee het landschap van Mechelen, net zoals de vele vlietjes die door het stadscentrum stromen. Ooit was de Dijle de belangrijkste plaats van Mechelen, waar het bruiste van de economische activiteiten. De Dijle werd echter een vuile rivier en het goederenvervoer over water verdween geleidelijk uit de binnenstad. Een tiental jaren geleden herwon de Dijle opnieuw zijn aantrekkingskracht: het water is in belangrijke mate gezuiverd en wonen aan de Dijle zit opnieuw in de lift. Er werden nieuwe woningen aan de waterkant gebouwd en bestaande panden, zowel grote pakhuizen als kleine woningen, werden gerenoveerd.

De eerste stap om water opnieuw meer zichtbaar te maken in de stad, was het openleggen van de Nieuwe Melaan. Deze waterloop werd in 1913 gedempt en in 2007 opnieuw ingehuldigd als open vliet, gevuld met Dijlewater en regenwater. De kademuur werd opnieuw zichtbaar gemaakt en je kan verpozen op de verlaagde kaderand. De Nieuwe Melaan slingert rond het Conservatorium en de Kunstacademie, die een extra uitstraling kregen door de combinatie van oud en nieuw.

Om de relatie met het water nog te versterken, werd het Dijlepad aangelegd. Dit wandelpad op of naast de Dijle vertrekt in de binnenstad aan de Kruidtuin en eindigt aan het Keerdok en het Rode Kruisplein. De ideale manier om op een rustige manier te genieten van de Dijle.

Kruidtuin

De Kruidtuin aan de Dijle is het grootste openbare park in de historische binnenstad. De Kruidtuin evolueerde van een middeleeuwse tuin naar een Franse formele tuin en tot slot naar een park in Engelse landschapsstijl. De naam Kruidtuin verwijst trouwens nog naar de oorspronkelijke Kruidentuin van Dodoens (wiens standbeeld je er ook kan zien).
Het park werd met inspraak van de omwonenden heraangelegd met aandacht voor de relatie met het water. In deze Kruidtuin waren er enkele prachtige, maar verkommerde gebouwen: het Molenhuis en het Spuihuis. Samen zijn ze het overblijfsel van het watermolencomplex van zeven molens uit de vijftiende eeuw, dat ooit een belangrijke rol speelde in de welvaart van Mechelen. Het Molenhuis werd grondig gerestaureerd en herbergt een ViaVia Reiscafé. Het Spuihuis wordt nu vernieuwd. In de toekomst wil Mechelen hier nog een aanlegsteiger aanleggen, zodat toeristische boten niet alleen aan de Lamotsite, maar ook aan het Molenhuis kunnen aanmeren.

In de binnenstad werden intussen al verschillende stukken vliet open gelegd. Ze zorgen blauwgroene voetgangersverbindingen, verbeteren de levenskwaliteit in de binnenstad, bieden verkoeling tijdens hitte en vormen bovendien een extra buffer voor regenwater waarop stadswoningen hun regenpijpen kunnen aansluiten zodat ze niet meer rechtstreeks in de riolering lozen. Een duidelijke opwaardering op diverse vlakken dus 😉

 

Ook de Omleidingsdijle kreeg de nodige aandacht. Bij de heraanleg van de Keldermansvest werd het wandelpad aan het water verbreed tot een echte promenade. Wij wandelden zo trouwens naar Speelgoedmuseum, veel aangenamer dan met de wagen tot daar te rijden en op zoek te moeten gaan naar een parkeerplekje 😉