Op de dag van de wetenschap ging in het Pand in Gent een heus wetenschapsfestival door. Een hele reeks van activiteiten voor groot en klein. Omdat onze agenda enkele weken voordien nog wat onduidelijk was, gingen we voor een beperkt programma en schreven ons in voor de VIZIT-gezinswandeling ‘bijzondere(Gentse) uitvindingen’
Gewapend met regenjas en paraplu vertrokken we voor een wandeling van 1,5u doorheen de straten van Gent waarbij onze gids regelmatig halt hield om ons weetjes en verhalen te vertellen over de meest diverse uitvindingen en wetenschappers, zowel van Gentenaars als niet Gentenaars. Hij maakte het bovendien extra boeiend voor de kinderen (en eigenlijk voor iedereen) door zijn verhalen aan te vullen met proefjes en (goochel)trucs, ideaal natuurlijk voor een wetenschapsfestvial 😉
Aan de aula in de Volderstraat, waar trouwens momenteel een gigantische vogelnest (incl. uitwerpselen!) de gevel siert (een kunstproject), kregen we een en ander te horen over Joseph Plateau en zijn fenakisticoop, de voorloper van de zoötroop.
Ter hoogte van de site van de Waalse krook en brouwerij Gruut kregen we dan weer meer uitleg over de kroonkurk en de flessenopener, ook wel zibulateur genoemd (eindelijk weet ik dus wat dat woord betekent dat ik enkel kende van Zep Zupiler en de Ziboelateurs, het komt eigenlijk van een Congolese taal).
Op de glazen van Gruut tref je ook een anamorfose aan, een vertekend beeld dat je best ziet met een bolle spiegel of glas (een bierglas bijvoorbeeld). Zie jij de gezichten in deze tekening hieronder? Het helpt om schuin naar het beeld te kijken.
Om in de drankensfeer te blijven, kregen we ook nog uitleg over de geschiedenis van de kurk en de kurkentrekker waarbij de beste kurkentrekkers deze zijn die een open spiraalvorm hebben waar je een lucifer tussen/in kan steken.
De Waalse krook kreeg o.m. zijn naam omdat hier kolen werden aangevoerd uit Wallonië, de benaming krook verwijst naar de bocht (kreuk) in de Schelde op deze plek. In de 19de eeuw, tijd van de industrialisering, stonden hier enkele textielfabrieken en een gas/gloeikousjesfabriek. Gas werd gebruikt voor de verlichting, in de 19de eeuw steeds algemener, ter vervanging van de olielampen. In de twintigste eeuw werden de gaslampen verdrongen door het elektrisch licht. Een gloeikousje is een netje gemaakt van een materiaal dat bij verhitting helder wit oplicht. Het wordt gebruikt om het licht van een gaslamp witter te maken en de bruikbare lichtopbrengst te vergroten. Het kousje werd veel gebruikt bij gasverlichting in steden (en vind je vandaag nog steeds bij de openbare verlichting van de stad Sarlat in de Franse Dordogne), maar tegenwoordig zie je ze vooral nog in kampeerlampjes.
Gelukkig was er toen meneer Edison die de gloeilamp op punt stelde en ervoor zorgde dat er niet langer met gas gewerkt moest worden. Om de werking van een gloeilamp te demonstreren, haalt onze gids weer een en ander uit zijn tas: een batterij, wat staalwol en een stuk aluminiumfolie. De folie dient louter om de staalwol op te leggen, het contact met de geladen punten van de batterij zorgt voor een directe gloed en een vlammetje in de staalwol. De zuurstof veroorzaakt nu de ontbranding, de luchtdichte omgeving van een gloeilamp daarentegen zorgt ervoor dat de metaaldraad oplicht maar niet opbrandt. Het principe van een gloeilamp op een heel aanschouwelijke en eenvoudige (én toch ook wel spectaculaire) manier uitgelegd. Wel een beetje opletten wanneer je het materiaal meedraagt in je tas (een bescherming van de laadpunten van de batterij is toch aangeraden). Voorwaar een mooi voorbeeld van hoe aantrekkelijk en boeiend je kan vertellen over wetenschap en techniek en geschiedenis.
Tussendoor kregen we trouwens ook nog de historie te horen van monsieur Poubelle en het ontstaan van de vuilbak en afval selecteren.
Ter hoogte van de Vooruit krijgen we nog wat ‘sanitaire geschiedenis’: over het bouwen van spoeltoiletten en sifons en over het grootste toiletgebouw in Chongqing in China met meer dan 1000 toiletten in de meest diverse vormen inclusief een restaurant waar je op een toiletstoel zit en soep of chocolademousse in ‘aangepaste’ potjes krijgt.
In de buurt van de Rozier (waar heel wat studenten wetenschappelijke richtingen volgen) en de boekentoren (een heerlijk bouwwerk van Henri Van de Velde) krijgen we nog een woordje uitleg over de principes van gespannen beton. Opnieuw wordt de techniek heel eenvoudig voorgesteld: men neme enkele houten blokjes, duwt ze stevig tegen elkaar en navenant de stevigheid waarmee te tegen elkaar gedrukt worden, neemt de draagkracht toe en kan je er meer gewicht op leggen. Zelfs de jongsten in ons gezelschap hebben het principe meteen door.
De laatste wetenschapper die in de kijker wordt gezet, is Leo Baekeland. De man die dankzij subsidies van de stad verder kon studeren en uitermate intelligent bleek. De kunststof die zijn naam draagt, bakeliet, bleek door zijn unieke eigenschappen multi-inzetbaar. Uit zijn tas tovert onze gids enkele voorbeelden: een strijkijzer (!) en de fitting van een gloeilamp, maar de voorbeelden zijn eindeloos. Vandaag gaan telefoontoestellen in bakeliet trouwens vlotjes van de hand op rommelmarkten.
De tijd vliegt voorbij terwijl de regenbuien afgewisseld worden met korte zonnige perioden en wij ons laten meevoeren op de verhalen van onze gids.
Het werd voorwaar een hoogst boeiende en gezellige wandeling waarop we heel wat nieuwe dingen leerden. Een perfecte uitstap voor een verder rustige zondag.