Tag archieven: Vlaanderen vakantieland

Préhistomuseum

Ik denk dat het inmiddels 2 jaar geleden is dat een artikeltje in een tijdschrift mijn aandacht trok: in Wallonië kon je met pijl en boog op prehistorische dieren schieten en Maya had me – naar aanleiding van een demo op een sportdag – al meermaals gezegd dat ze nog eens wou boogschieten. Misschien konden we die twee wel combineren en hier een leuke uitstap van maken? In het prehistomuseum bleek er immers nog veel meer te doen wat er interessant uit zag 😉
Helaas kwam toen corona en werden onze plannen uitgesteld. Deze zomer dachten we medio juli een nieuwe datum te prikken en toen besloten de weergoden boven alle sluizen open te zetten met de gekende gevolgen bij onze zuiderburen. Nog maar eens uitstellen dus want ramptoerist wilden we toch ook niet spelen. Deze maand was het dan uiteindelijk toch zover.

De rit naar Flémalle voert je een stukje door een ‘grijze’ streek. De regio maakt(e) deel uit van het Luikse steenkoolbekken met verouderde industrieën en dat zie je toch nog wel. Van eerder grijs langs de Maas reden we vervolgens ietwat omhoog richting groen. De site van het Préhistomuseum ligt immers in een Natura 2000-reservaat.
Het Préhistomuseum is de voormalige ‘Préhistosite van Ramioul’ en werd in 2015 uitgebouwd tot een educatief toeristisch centrum dat zich richt op de prehistorie. Je hebt er eigenlijk een soort avonturenpark van de prehistorie naast – of eerder als uitbreiding van – het museum. Het is de bedoeling om de bezoeker zelf de Prehistorie een stukje te laten ervaren en te beleven en daar wilden wij graag eens van proeven.

We waren ’s morgens op tijd vertrokken en iets voor tien uur hadden we alle plaats op de parking, we waren duidelijk de eerste bezoekers. We liepen langs de taverne (die ook voor niet-bezoekers van de site toegankelijk is) en de speeltuin naar de ingang van het moderne en strakke gebouw in cortenstaal. Iets verder en hoger zagen we al enkele grote tipitenten staan, onze eerste indruk was al meteen veelbelovend.

We werden erg vriendelijk ontvangen en ja, door de minder mooie weersvoorspelling zouden er waarschijnlijk minder bezoekers zijn. Naar aanleiding van corona heeft men er trouwens een leuk systeem uitgevonden om op drukkere momenten de bezoekers te verdelen over de site en de verschillende activiteiten: per groep/gezin krijg je een label waarop je een naam voor jouw ‘stam’ mag zetten. Per activiteit/deelgebied staan er totempalen (kleine berkenstammen) opgesteld waaraan een aantal stokjes zitten. Bovenaan de totem staat vermeld hoeveel stammen/groepjes er toegelaten zijn op de locatie, dat aantal komt overeen met de stokjes waaraan je jouw label kan hangen. Hangen alle stokjes vol, dan is het maximum aantal bereikt en moet je eerst een andere activiteit kiezen en later eens terugkomen. Origineel en voor iedereen duidelijk, toch?

Alle activiteiten in het park zijn gericht op ervaring. Ze zijn op een speelse en educatieve manier ontworpen, met als doel iets bij te leren terwijl je plezier maakt. Wanneer je zelf iets beleeft en doet, dan blijf je dit doorgaans ook veel beter onthouden dan wanneer je gewoon naar informatie kijkt of luistert. Door nieuwsgierigheid te triggeren en verwondering of verbazing te stimuleren, ontstaat meestal enthousiasme om meer over een thema te weten te komen. Wanneer bezoekers zo ons eigen erfgoed beter leren kennen en  (her)ontdekken, zullen ze het hopelijk ook meer waarderen.

Op de site is een prehistorische woning gereconstrueerd met verschillende materialen. De verschillende infoborden maken de bezoeker duidelijk dat we al veel weten, maar dat we sommige zaken eigenlijk enkel maar kunnen vermoeden omdat vergankelijk materiaal niet altijd sporen nalaat. Er zijn geen bronnen die alles zwart-op-wit kunnen bewijzen, maar door zaken te onderzoeken, te experimenteren en te vergelijken, kunnen archeologen wel tot redelijke of ‘prehistocompatibele’ aannames komen over bepaalde zaken.

Zo leert experimentele archeologie dat er ongeveer 5000 werkuren nodig zijn voor 5 personen om het huis op de site te bouwen, houttransport inbegrepen.  Alleen al het dak bedekken met riet (maar dat kon dus ook ander materiaal zijn zoals graan of huiden of schors vastgezet met pinnen of gras) neemt 2/3 van de voorbereidingstijd en 1/3 van de montagetijd. De constructie van het huis zit ingenieus in elkaar en kan bij een storm weerstaan aan winden sneller dan 120km/u. Knap staaltje vakwerk van die prehistorische mensen als je het mij vraagt 😉

Omdat we niet zeker waren dat het de hele dag droog zou blijven, besloten we in de voormiddag het jagen op wild uit te testen. We hingen onze naamtag aan de totempaal bij de grote tipitent, een kort instructiefilmpje gaf ons meer uitleg over het schieten en welke veiligheidsregels we moesten volgen en dan mochten we vertrekken met pijl en boog. Het pad leidde ons meteen het bos in en langs de weg kregen we via verschillende infoborden nog extra informatie over het landschap en de dieren. Het pad van de boogschieter, dat wij kozen, voert je door een landschap typisch voor een gematigd klimaat. Het pad van de speerdrijvers voert je door een landschap dat vergelijkbaar is met dat uit de ijstijden en de dieren die je dan kon jagen (zoals de mammoet).

En dan zie je plots een reconstructie van een dier dat je mag proberen schieten. Elk om beurt stelden we ons op in het schietvak, legden de pijl aan, richtten onze boog en probeerden het doel te raken. Het was even zoeken en we schoten niet altijd raak maar toch regelmatig. Uiteindelijk deden we ruim een uur over dit parcours en we hadden veel plezier. We konden onze tijd nemen en moesten ons niet haasten voor een andere stam die er al aan kwam. Maya kon het toch niet over haar hart krijgen om op het hertekalfje (?) te schieten dus dat beestje lieten we maar ongedeerd 😉
Zorg best voor goede stapschoenen. Wij hadden onze sneakers aan en door het vochtige weer moesten wij hier en daar toch opletten voor een slippertje.

Nadat we boog en pijlenkoker terug naar de tipi hadden gebracht, wandelden we naar het plantaardig labyrint. Afhankelijk van de keuzes die je maakt op elke splitsing, kom je uit het parcours als mens of als aap. Een originele manier om het verhaal van evolutie te brengen, een verhaal dat niet rechtlijnig blijkt te zijn, maar het gevolg van toeval en genetische mutaties die ons gemaakt hebben tot wat we vandaag zijn, inclusief alle diversiteit (de beste garantie  voor het voortbestaan van een soort). Onze stamboom is immers geen rechte lijn maar veeleer een boom met vele takken, een doolhof waarin je kan verdwalen, waarin soorten zijn ontstaan, sommige hebben samengeleefd en andere intussen verdwenen zijn.

Van het labyrint wandelden we door naar de boerderij. Het is nog maar 12000 geleden dat de mens zich op een vaste woonplaatst vestigde, dat de landbouw zich geleidelijk begon te ontwikkelen en men dieren ging hoeden. Die evolutie zou echter een reusachtige impact hebben op de toekomst van de mens…

Als bezoeker kan je zelf raden of bepaalde diersoorten wel al of nog niet bij de prehistorische mensen verbleven. Het bordje omdraaien, geeft je meteen het antwoord op je vraag. Op kleine demoveldjes krijg je de verschillende graansoorten te zien die geïntroduceerd werden doorheen de tijd. Je mag trouwens zelf ook eens proberen om graan tot meel te malen met een maalsteen. Dat gaat nog niet zo snel merkt Maya, de prehistorische mens moest ‘iets’ meer moeite doen dan wij om aan voedsel te komen 😉

Bij de dieren staat ook een reconstructie van een neolithische palissade of omheining die ontdekt werd in het West-Vlaamse Spiere. Het indrukwekkende bouwwerk was 500 m lang en bakende een oppervlakte van 3,5 ha af langs de Schelde. Dit was eigenlijk nog een redelijk bescheiden omheining want vaak werden oppervlaktes van 30 tot 40 ha afgeschermd. Toch is het extreem zeldzaam om bewoningssporen terug te vinden binnen deze omheiningen die vaak onderbroken zijn door veel toegangspoorten. Dat doet vermoeden dat ze wellicht minder als verdediging gebruikt werden, maar meer als plaats om bijeen te komen, te feesten of offerandes te brengen.

Ook in het Neolithicum werd er al op beperkte schaal aan ontbossing gedaan om licht te brengen op de akkerlanden. Wie zich geroepen voelt, kan zelf eens proberen om met een werktuig van toen aan de slag te gaan, opnieuw minder evident dan je zou denken 😉

Onze buitenactiviteiten hadden intussen onze eetlust aangewakkerd. Je kan perfect jouw eigen picknick meebrengen, maar wij besloten om onze voeten onder tafel te steken in de archéobistrot. Op de kaart een eerder eenvoudig aanbod met een archeotwist en bereid met lokale producten lazen we. We bestelden een mammoetburger, een croque magnon en Luikse balletjes. Elk op zich lekkere en smaakvolle gerechten voor een redelijke prijs, zeker een aanrader.

Na onze lunch gingen we op verkenning in het museum. We bezochten de tijdelijke kattententoonstelling, opgebouwd rond de vondst van een fosiele sabeltandkat. Deze tentoonstelling was door corona verlengd tot eind augustus. In december 2021 mag je een nieuwe tijdelijke tentoonstelling verwachten, met als thema : Lascaux experiences, visite virtuelle, klinkt alvast veelbelovend (vorige zomer gingen wij naar Lascaux in de Dordogne en het was prachtig!). Een idee voor een uitstapje in de kerstvakantie?

De vaste collectie van het museum is opgebouwd rond de vele fossielen die in de streek gevonden werden in de de loop der jaren. Het zijn misschien geen grote of erg spectaculaire vondsten (al blijkt die vondst van de sabeltandkatfossiel toch best bijzonder), maar het zijn er wel heel wat.

Ook hier probeert men op verschillende plaatsen kleine belevingselementen toe te voegen zoals bv een stukje dierenhuid waarvan je zelf de binnenkant mag proberen afschrapen of een stukje leisteen waarop je even kan graveren. Het zijn die zaken die er voor zorgen dat onze tiener toch met iets meer aandacht bij een aantal vitrines blijft kijken en lezen. Missie geslaagd dus!

Daarna trekken we terug naar buiten. We gaan in de tipitent onze helmen ophalen voor een bezoek aan de grot van Ramioul waarmee alles uiteindelijk begonnen is.

Voor archeologie een echt beroep werd, waren er al liefhebbers van de prehistorie, zoals de Chercheurs de la Wallonie. In het begin van de 20ste eeuw wilde deze vereniging de sites uit de streek, die bedreigd werden door de industrialisering, bekijken en beschermen. Toen ze deze grot ontdekten en de opgravingen startten, zagen er heel wat voorwerpen uit de prehistorie het daglicht. Hun inspanningen om de site te bewaren, hadden resultaat want de grot werd in 1938 geklasseerd en zo beschermd. Vanaf 1960 installeerden ze er een laboratorium in de biospeologie en werd de grot zorgvuldig bestudeerd. De vereniging is trouwens nog steeds actief en zorgt via publicaties, lezingen en proeven voor een verder onderzoek van en het verspreiden van kennis over het het verleden van de streek.

In de grot werd de aangebrachte verlichting grotendeels weggehaald en moeten de lichtjes op onze helmen ervoor zorgen dat we de grot ontdekken zoals de amateur-archeologen ze zagen met hun zaklampen. Zodra onze ogen gewend zijn aan de duisternis van de grot en het licht op onze helmen, kijken we in alle richtingen om de gangetjes en de druipstenen te ontdekken. Het moet gezegd, de ervaring is echt wel anders op deze manier. De grot is op zich niet zo groot en de druipstenen niet zo spectaculair als bv de grotten van Han, maar de beleving is totaal verschillend. Een heel geslaagde aanpassing vonden wij 🙂

Bij het verlaten van de grot volgen we een stukje van de landschapsbelevingsroute, een wandeling rondom de geklasseerde site van de grot. Ook daar opnieuw infoborden die verschillende stukjes informatie geven over het landschap in dit mooie natuurgebied.
Het bos van Ramioul wordt beheerd als een integraal natuurreservaat. De natuur kan er zoveel mogelijk zijn gang gaan, het beheer is vooral gericht op de veiligheid van de wandelpaden.

Het blotevoetenpad – waar je volgens het plannetje toch gauw een uurtje zoet bent – doen we niet, want we hebben nog een afspraak in de tipitent voor 2 workshops.
De eerste is eerder een demo, over hoe de prehistorische mens vuur maakte. Aangezien wij de enige Vlaamse aanwezigen zijn en wel een woordje Frans kunnen, melden we de begeleider dat hij niet alles voor ons hoeft te vertalen. Hij blijft echter heel alert en wanneer wij onder elkaar reacties geven op vragen die hij stelt, geeft hij ons meteen feedback in het Nederlands. En nu weten wij dus ook waar de tondelzwam zijn naam gehaald heeft 😉

De meeste medewerkers die op de site rondlopen zijn trouwens meertalig, iets wat vroeger toch niet zo vanzelfsprekend was in Wallonië. Het feit dat de site niet zo ver van de taalgrens ligt en hier veel Vlamingen en Nederlanders op bezoek komen, zal hier niet vreemd aan zijn, maar toch. We waren best wel aangenaam verrast hierdoor. Voor mensen met jonge kinderen is dit toch een voordeel.

We sluiten onze dag af met een creatieve workshop: we gaan met echte klei aan de slag om een (prehistorisch) dierenkopje te maken. Onze begeleider legt in enkele stappen uit hoe we van een bol klei tot een dierenhoofdje kunnen komen. Na de demo is het uiteraard onze beurt om het te proberen. Een half uurtje later komen we tot een resultaat dat niet zo mooi is als het voorbeeld, maar het kon slechter, toch?

Met een voldaan gevoel sloten wij onze dag hier af en reden terug richting Gent met onze ervaringen en verhalen om te delen. Zo blij dat we hier eindelijk geraakt zijn. Wat ons betreft, is een bezoek aan het préhistomuseum meer dan de moeite waard, voor jong én oud(er)!

Zelf ook zin gekregen in een bezoek aan deze site? Het museum is elke dag open tijdens de schoolvakanties, daarbuiten gesloten op maandag. Tijdens het zomerseizoen (april tem herfstvakantie) open van 10u tot 18u, in het winterseizoen gaan de deuren een uurtje vroeger dicht.
Alle praktische info ivm bereikbaarheid en toegangsprijzen lees je op de website.

Je kan Préhistomuseum ook volgen op sociale media (Instagram, Facebook, twitter, YouTube).

Maya maakte nog een kleine samenvattende videomontage van onze dag:

 

 

Wandelen in Koksijde

Dat er een hittegolf is, hoef ik niemand meer te vertellen. Om wat verkoeling op te zoeken, besloten we toch eens richting kust te trekken. Niet om aan het strand te liggen en in de zee te duiken, maar gewoon om te wandelen (en een nieuwe plek te verkennen in ons eigen Vlaanderen) in iets minder hete omstandigheden. Ik haalde mijn inspiratie uit het werk waar ik de voorbije maanden al verschillende wandeltips verzamelde en ik koos voor een wandeling in Koksijde die deels door het natuurgebied De Noordduinen liep.

Op de website van toerisme Koksijde vind je heel wat wandelingen opgelijst en ze zijn allemaal gratis beschikbaar via Route You (of je kan een kaartje kopen in de toeristische dienst). We maakten thuis al een printje zodat we meteen konden starten (zonder de hele tijd te moeten volgen via de smartphone, die ik trouwens liever wou gebruiken om wat foto’s te maken).

We vertrokken pas op de middag (in de veronderstelling dat de grootste drukte dan wel voorbij zou zijn) maar aangezien de E40 nog steeds te kampen had met filegolven, kozen we voor de E17 als alternatief (iets langer in afstand maar wel een heel pak vlotter om te rijden). Het laatste stuk van de route liep langs langs gewestwegen en kan je eigenlijk wel als ‘scenic route’ omschrijven. Mij waren de meeste dorpsnamen bekend (mede door het werk) maar het lezen van de naambordjes gaf meteen een extra toeristische toets aan onze uitstap 😉
Woesten (menig boekenlezer wel bekend), deelgemeente van Vleteren (wellicht veel beter bekend, zeker bij bierliefhebbers), en zijn kerktoren trokken zo onze aandacht dat we er even zelfs even halt hielden en eens rond de kerk (ze was gesloten dus binnenkijken kon niet) en het kerkhof liepen, moet kunnen bij 36°C 😉

We parkeerden in Koksijde in de buurt van de bioscoop (buiten het centrum, maar wel gratis en dicht bij het vertrekpunt van onze wandeling), namen kaart/routebeschrijving en een fles ijsgekoeld water mee in de rugzak, en verkenden de artiestenwandeling. Deze route van 9,3 km loopt een stukje door natuurgebied en door verschillende villawijken van deelgemeente Sint-Idesbald waar kunstenaars als Paul Delvaux, Willem Elsschot en vele andere ooit gewoond en/of gewerkt hebben.

Ons oog viel na het parkeren quasi meteen op het bijzondere en moderne kerkgebouw dat we ook nog even van dichtbij wilden bekijken (gelukkig wel open). De Onze-Lieve-Vrouw-ter-Duinenkerk wordt  ook wel de “kathedraal van het licht” genoemd en dat is niet onterecht. Deze parochiekerk dateert uit 1956-1962 en werd ontworpen door architect Jozef Lantsoght (1912-1988). De vorm is geïnspireerd op de kokkel (het schelpdier waaraan Koksijde mogelijk zijn naam te danken heeft). In het oorspronkelijk plan was er ook een losstaande toren voorzien, maar door de nabijheid van het militair vliegveld kwam die er niet. Het dak van staal heeft de vorm van twee golven die tegen elkaar inbeuken met daarop een kruisdragende bol, een werk van Antoon Viaene.

Het interieur van de kerk wordt verlicht door moderne glasramen en nergens is een kolom te zien wat zorgt voor een ongehinderd zicht. Het gebruik van moderne materialen (staal, beton en betonglas) kon ons zeer bekoren maar wie ons kent, weet dat dit geen verrassing is 😉

Ook het wijwatervat en de Kruisweg zijn hier een pak moderner en origineler en vond ik echt wel knap. Alleen al omwille van de architectuur en de inrichting is het zeker eens de moeite om hier even een kijkje te nemen.

Maar we kwamen om te wandelen en dat deden we dan ook. De route bleek met bordjes uitgezet, het kaartje was een handige aanvulling maar de verdere routebeschrijving hadden we eigenlijk niet nodig, ‘t kan maar zo eenvoudig zijn, toch?

Nog een zijsprongetje: bij het begin van de route ligt ook het Abdijmuseum Te Duinen. Momenteel is het museum enkel open in de namiddag en omwille van Corona moet je een bezoek inplannen. Meestal is het niet nodig om lang op voorhand te reserveren, je kan er tijdens de week vaak nog de dag zelf terecht. Het museum brengt o.a. de geschiedenis van de cisterciënzers in de Lage Landen. De abdij is een archeologische site en kan bezocht worden. Het museum bevat een permanente collectie van liturgisch zilverwerk afkomstig uit heel Europa. Je kan er ook een VR-beleving boeken en in het museumcafé kan je jouw dorst lessen met een lokaal biertje (opgelet, je kan er wel enkel cash betalen).

Vlakbij het museum ligt de Zuidabdijmolen, ook deze kan je bezoeken (in coronatijden enkel op vaste tijdstippen en mits reservatie vooraf).

Na de site en de molen trokken we richting natuurgebied De Noordduinen. Hier wisselen duingraslanden, duinvalleien, duinstruwelen, bosjes en oude vissershuisjes elkaar af. We waren blijkbaar de enigen die op deze warme dag in de duinen kwamen wandelen maar dat vonden we helemaal niet erg, nog zo rustig 😉 Intussen waren er wolkjes voor de zon gekomen en stond er een lichte zeebries wat het wandelen erg aangenaam maakte. We zagen sporen van schapen en konijnen maar de dieren zelf hadden duidelijk een ander plekje opgezocht. Wat er in het zand zat, daarvan heb ik geen idee alleen hadden we allemaal na een half uur wandelen wel behoorlijk zwarte voeten!

Na de duinen volgende de villawijken, een afwisseling van oudere en meer recente woningen, leuk om naar te kijken en uitermate rustig om te wandelen. We kwamen enkel zo nu en dan wat fietsers tegen (langs dezelfde wegen lopen immers verschillende routes).

Onderweg kwamen we langs het Delvauxmuseum waar je de grootste verzameling werken van Paul Delvaux kan zien.

De Keunekapel is een voormalig kapelletje uit het begin van de 20ste eeuw dat qua vorm meer weg heeft van een vissershuisje. Toen ze niet langer gebruikt werd als kapel, werd ze verkocht aan een kunstschilder en omgebouwd tot villa zonder iets aan de buitenkant te wijzigen. Nog later werd ze eigendom van de gemeente en gebruikt voor tentoonstellingen. In 2000 werd er een beeldentuin ingericht. De naam keunekapel kreeg ze in de jaren ’40 toen de duinen rondom de kapel een favoriete plek waren voor tal van ‘duinekonijntjes’ (voor wie het nog niet begrepen zou hebben: keun is dialect voor konijn).

Na de villawijken voerde de route ons richting kust en zeedijk, waarbij we nog lang het bijzondere Museum ’t Krekelhof liepen, een rariteitenkabinet en bizar ambachtenmuseum.

Afsluiten deden we met een drankje op de zeedijk waar we er – of all places – net dat terrasje uitkozen dat uitgebaat bleek te worden door de Gentse neuzenman!

Na een rustige maar boeiende én verkoelende namiddag trokken wij met een tevreden gevoel terug huiswaarts.

In Oostende

Op de (voorlopig) heetste dag van het jaar besloten wij richting Belgische kust te rijden om wat verkoeling te zoeken. Door omstandigheden vertrokken we later dan voorzien, maar zo vermeden we een stuk van de files. We kozen voor Oostende en parkeerden onze wagen probleemloos op de zomerparking vlakbij/achter het station. Een hele dag parkeren voor amper 3 euro (wel kleingeld meenemen want automaat werkt niet met app of bankkaart) en dat op wandelafstand van het centrum, kan slechter.

We besloten eerst een hapje te eten en maakten het onszelf niet te moeilijk:  in het Cultuurcafé, het restaurant van Cultuurcentrum De Grote Post hebben ze een mooi aanbod van gerechtjes. We hielden het bij verse garnaalkroketjes voor Maya en een lekkere toast met avocado en kip voor ons.

Vlakbij zit trouwens het leuke Saints & Bullies, de perfecte plek voor een geschenkje voor jezelf of anderen 😉
Vervolgens trokken we naar het toeristisch infopunt om een nieuwe kaart op te halen van the Crystal Ship.  Voor het vierde jaar op rij neemt dit street art festival (de muren van) de stad Oostende in. We besloten de wandeling (10 km) te doen en vulden dit aan met o.a. een bezoekje aan Design Oostende, de moeite van een bezoekje waard voor iedereen die van design houdt en op een hete dag ook ideaal om een beetje van de koelte te genieten 😉

We zagen ‘oude bekenden’ maar ook nieuwe werken

Onderweg zagen we ook nog ander moois en voelden we ons toerist in eigen land 🙂

Tussendoor zorgden we er natuurlijk voor dat we geen dorst leden. Het mooiste drankje van de dag was ongetwijfeld deze home made icetea van rode bessen en met een eetbaar rietje. Een heerlijkheidje van Thee met een verhaal, vlakbij het toeristisch infopunt.

Een afsluitend pootjebaden zorgde ervoor dat we zonder oververhitting de terugreis naar Gent konden maken. En meer moet dat soms niet zijn om een hete zomerdag toch aangenaam door te brengen 😉

Hopelijk hield jij ook het hoofd koel?

 

Triënnale Brugge

Het voorbije weekend trokken wij in fijn gezelschap naar Brugge voor een bezoekje aan de triënnale aldaar. Parkeren deden we op één van de vele parkings, wij vonden zelfs nog een plekje in de schaduw op de gratis Magdalenaparking, nauwelijks tien minuutjes wandelen van het stadscentrum (zo groot is Brugge immers niet). We hadden onze picknick mee en verorberden die aan het Minnewaterpark op een bankje; in de loop van de namiddag pikten we uiteraard ook nog een terrasje mee.
Onze grootste schrik, dat het te warm zou zijn in het stadscentrum, bleek ongegrond. Het was uiteraard warm maar het voelde toch een stukje koeler dan in Gent en in de loop van de namiddag verscheen er nog wat sluierbewolking waardoor de grootste hitte van de baan was.

Aan de hand van een plan en een bijbehorend gidsje met toelichting over de verschillende werken gingen we vervolgens op pad en zagen een groot deel van de geëxposeerde werken die meestal op het water te vinden waren. Wandelen langs het water is uiteraard een bonus op warme dagen. Ook het feit dat je op of door verschillende kunstwerken kan lopen is een leuke extra, het zorgt er zeker mee voor dat het ook voor kinderen boeiend blijft.
De uitleg over alle werken kan je lezen op de website van de triënnale. Enkele foto’s van de werken die wij zagen, vind je hierna.

Het was erg lang geleden dat ik nog eens in Brugge rondliep en het hoog toeristisch gehalte is uiteraard sterk aanwezig maar ik kon toch ook wel genieten van de mooie plekjes in de stad, de kleine straatjes en enkele leuke winkeltjes al lieten we het shoppinggedeelte grotendeels achterwege, zij het niet volledig 😉 .

Het moet gezegd, de stad straalde voldoende charme uit om er misschien toch eens een weekendje te overwegen (ook al ligt Brugge maar op een spreekwoordelijke boogscheut van Gent) en er nog wat verder op verkenning te gaan 🙂

Zin gekregen om een bezoekje te brengen aan de triënnale? Dat kan nog tot 16 september! De meeste kunstwerken staan op het water, bezoek aan de zaken binnen kan vanaf 12 tot 18u. Een kaartje en infobrochure kan je gratis ophalen, o.a. aan het infopunt op het Zand. Je hoeft er zelfs geen ticketje  voor te nemen en aan te schuiven, de plannetjes liggen er vrij ter beschikking.

Vitamine Sea – een dagje Blankenberge

Paasvakantie, een beetje mooier weer (eindelijk) en een vrije dag, ideaal voor een uitstapje naar zee. Toen ik recent een nieuwe 100% reisgids kocht (heet nu Time to momo trouwens, geen idee wie die naam uitgevonden heeft, geef mij maar 100%), kreeg ik er een gratis exemplaar bij van de Belgische kust. In deze brochure een mooi overzicht van een aantal kuststeden inclusief de typische wandelingen die je langs bezienswaardigheden, leuke winkeltjes en gezellige restaurantjes voeren.
Hoewel wij niet spontaan richting Blankenberge zouden rijden (tot nu nog nooit gedaan) besloten we het er toch eens op te wagen. Het Belle Epoquegehalte van de stad trok onze aandacht.
We parkeerden buiten het centrum en trokken er vervolgens te voet op uit. We besloten eerst het toeristisch infopunt een bezoekje te brengen, ik wou graag de brochure van de nieuwe Beauforttentoonstelling, zo konden we onze wandeling door Blankenberge eventueel wat aanpassen. Het infopunt bleek niet langer aan het station te liggen, maar in een gloednieuwe locatie, meer in de stad. Verschillende infozuilen toonden ons vlot de weg. Knap ingericht (mooie huisstijl vond ik) en brochure van Beaufort gevonden en meegenomen (geen nieuwe kunstwerken hier maar wel een eyecatcher van een vorige editie).

We wandelden een stuk langs de dijk (uiteraard) waar je naast het zicht op de zee nog enkele andere aandachtstrekkers hebt. De velodroom (met gekke fietsen) en de autodroom (met gocarts) maar uiteraard ook de pier.

Bij het casino zagen we de reuzegrote baby’s van de Tsjechische kunstenaar David Cerny, een kunstwerk van de Beauforteditie van 2006 (toen stonden ze in Middelkerke maar ze werden in 2007 aangekocht door Blankenberge). Twee beelden kruipen over de gevel van het casino, de derde kijkt vanop het dak uit over de zee.

   

Op het strand zelf viel me vooral het grote aantal beach clubs op, amper nog een stuk waar eigenlijk geen stoeltjes en ligzetels en speeltuigen en (nep)palmbomen geïnstalleerd waren. Toch wel een hele verandering in vergelijking met mijn kindertijd waar je gewoon je eigen spullen meebracht om je op het strand te installeren en het er nog een stuk primitiever aan toe ging 😉

In de Breydelstraat ontdekten we Majutte, het oudste en kleinste vissershuisje aan de Belgische kust. Het dateert al uit de 13de eeuw, overleefde oorlogen en stormen, werd verschillende keren verbouwd en is nu een museum en café/koffiehuis. Je kan er o.a. slufferkoeken (een soort wentelteefjes) eten of een kokketeute (biertje) drinken.

Onze honger gingen we stillen in bistro Emmes in de Vissersstraat.

Na onze lunch trokken we naar het Belle Epoque Centrum in de Elisabethstraat. In de schaduw van de kerk werden 3 woningen omgebouwd en gerestaureerd tot een mooi museum waar je heel wat te weten komt over Blankenberge tijdens het boeiende tijdperk van de Belle Epoque, de periode van eind 19e – begin 20ste eeuw tot WOI.

Het bezoek start helemaal boven, op het dakterras van de derde verdieping (die je zowel met de trap als met een lift kan bereiken), nadien daal je het huis af. Op het dakterras was het zalig toeven in het zonnetje op de zitbank die gemaakt werd van gerecupereerde tegels uit oude belle époque woningen. Het tegelvloertje dat er ligt, is het origineel uit de loggia waar nu de inkom is en de glasramen komen origineel uit Blankenbergse villa’s.

      

Het museum is zowel informatief als speels/interactief wat het ook leuk maakt voor kinderen. Je ziet voorwerpen, kledij, hoort getuigenissen, bezoekt ingerichte kamers, enz.
Je kan er bv een postkaart van vroeger naar jezelf of anderen opsturen.

       

Het bezoek aan het museum is een goede aansluiter op de Belle Epoque wandeling die is uitgestippeld in de stad.
Je vertoeft er ongeveer 1-1,5 uur, afhankelijk van je interesses. Een toegangsticketje voor volwassenen kost je vier euro maar met een (gratis) Heritakaart krijg je nog 1,5 euro korting.

In Blankenberge dateren nog heel wat woningen uit de periode tussen 1890 en 1915. Binnen dit patrimonium nemen de Art Nouveaupanden een unieke plaats in. Rond 1900 kozen verscheidene plaatselijke architecten voor vernieuwing. Ze traden in de voetsporen van Victor Horta en andere. We wandelden, keken rond en zagen best wel mooie panden of bijzondere details. In de loggia’s  en aan de gevels van veel Art Nouveauwoningen zijn nog tegelpanelen terug te vinden. Die tegelpanelen zijn vrij uitzonderlijk in aantal en kwaliteit en nog steeds een aandachtstrekker.

  

Na ca 17.000 stappen en een ommetje langs de jachthaven sloten we af met een koffietje en trokken vervolgens (net voor de files) terug richting binnenland 🙂