De voorbije zomervakantie trokken wij opnieuw richting Frankrijk. Voorzien van onze vaccinatiecertificaten, mondmaskers en ontsmettingsgel gingen we een paar dagen op ontdekking in Nantes en verbleven er in het Mercure hotel in het centrum van de stad.
’t Is vooraf even goed terugkoppelen met het hotel zodat je zeker de toegangscode hebt om in het centrum (en dus bij het hotel) te komen (er staan namelijk paaltjes die de toegang voor wagens beperken) en dan was het nog even navragen hoe we de hotelparking moesten binnenrijden want dat was niet zo duidelijk aangegeven. Eens dat achter de rug konden we vlotjes inchecken met de nodige uitleg van de onthaalbediende ivm de geldende coronamaatregelen en wat extra tips voor een bezoek aan de stad. Gedurende de zomermaanden loopt Le Voyage à Nantes, een waaier aan manifestaties en culturele extra’s doorheen de stad, vaak in de publieke ruimte en gratis toegankelijk. Een mooie extra dus om op ontdekking te gaan.
Nantes ligt als havenstad eerder landinwaarts, in het westen van Frankrijk, waar de Erdre en de Sèvre uitmonden in de Loire. Het is de hoofdstad van de regio Pays de la Loire en van het departement Loire-Atlantique.
Nantes werd al een handelscentrum in de Romeinse tijd en groeide in de middeleeuwen uit tot een steeds belangrijker havenstad. In de 18de eeuw was het zelfs de belangrijkste havenstad van Frankrijk, toen de handel met de Amerikaanse koloniën ontstond en de stad het centrum werd van de Franse slavenhandel. De Franse Revolutie en later vooral de Tweede Wereldoorlog zorgden ervoor dat de ontwikkeling van de stad stil- of terugviel. Vandaag is het echter (opnieuw) een boeiende en bruisende stad waar heel wat te beleven valt.
Het hart van Nantes is de middeleeuwse wijk Bouffay, vol leuke straatjes, winkels, cafés en terrasjes. Je vindt hier de kathedraal en het Château des ducs de Bretagne (één van de best bezochte monumenten van heel Frankrijk volgens onze reisgids).
In de gotische kathedraal van Sint-Petrus en Sint-Paulus staat de graftombe van Frans II, hertog van Bretagne, en zijn gemalin. Het duurde meer dan 500 jaar om de kathedraal te bouwen. Ze is ongeveer zo groot als Notre-Dame-de-Paris. De witte stenen gevel is geflankeerd door 2 massieve torens met uitzicht op de stad.
De kathedraal haalde onze nieuwsberichten toen er in juli 2020 brand uitbrak, waarbij onder meer het 17de-eeuwse orgel verloren ging. Het gebouw stond anno zomer 2021 nog steeds deels in de steigers voor herstellingswerken. We zagen enkel de buitenzijde, maar die mocht er zeker zijn.
Het hertogelijk kasteel Château des ducs de Bretagne dateert uit de 10e eeuw (toen Nantes nog de hoofdstad van Bretagne was) en werd in de 15de eeuw herbouwd. Sinds 1840 is het een monument historique. In het kasteel is het historische museum van Nantes gevestigd. Maak zeker een wandeling op het 500 meter lange pad aan de top van de stadsmuren, zo kan je het kasteel en de stad van alle kanten bewonderen.
Op het binnenplein was er kunst te zien, onderdeel van het zomerfestival Le voyage à Nantes, werk (Petrol cargo / Water cargo) van Romuald Hazoumé uit Benin.
Doorheen het ruime kasteel leer je als bezoeker het volledige verhaal van de stad doorheen de geschiedenis kennen, met zijn mooie en minder mooie kanten en dus ook over de periode dat de stad een heuse draaischijf was voor de slavenhandel.
Langs de Loire rivier ligt trouwens een openbaar toegankelijk slavernijmonument: een wandelpad van zo’n 400 meter. De namen van de slavenschepen (2000!) zijn in glazen gedenkplaten in de grond verwerkt.
De hoeveelheid informatie in het museum is indrukwekkend, misschien zelfs wat overweldigend. Je bent er al gauw enkele uren zoet om alles te bekijken.
Wist je trouwens dat Nantes ook de thuishaven (pun intended) is van de koekjesfabriek LU die we allemaal kennen omwille van de wereldberoemde Petit-Beurre?
In 1846 openen Jean-Romain Lefèvre en zijn vrouw Pauline-Isabelle Utile, een koekjesfabriek in de stad. Hun familiebedrijf breidde zich snel uit en werd in 1848 het huis Lefèvre-Utile (LU). In het begin van de 20ste eeuw werden er twee torens aan de ingang van de fabriek bijgebouwd met op de top een lantaarn in de vorm van een koekjesdoos. Ze moesten symbool staan voor de macht van de toenmalige industrie in Nantes. In de jaren 80 werd één toren vernietigd, de productie werd verplaatst buiten de stad. De overgebleven toren werd gerestaureerd, is nu een cultureel centrum en de site kreeg de naam Lieu-Unique, ook LU dus 😉
In het museum is veel ruimte gemaakt voor het verhaal van de koekjesfabriek met oude posters, foto’s, moulures en verpakkingen van verschillende koekjes, …
De overgebleven LU-toren vormt trouwens nog steeds een mooi beeld in de stad.
Het bekendste product van LU, het Petit-Beurrekoekje, mooi in de kijker gezet.
Wij sloten ons bezoek aan het museum op een leuke manier af door de tijdelijke alternatieve uitgang te nemen, nl. een glijbaan. De glijbaan van ruim 50 meter rondom het kasteel werd in 2017 gebouwd, als onderdeel van de Green Line route (een wandelparcours dat je langs alle interessante plekken in de stad brengt). Het programmaboekje van Le Voyage à Nantes vertelt ons dat het het laatste jaar is dat de glijbaan er staat.
Een ander ‘must see’ in het centrum is de Passage Pommeraye, een 19e-eeuwse winkelgalerij met een heerlijk ouderwetse charme. De winkelgalerij heeft een glazen dak, waardoor de pracht en praal van de trappen, de beelden en de bewerkte muren nog beter tot hun recht komen. Naar het schijnt, zou de kerstversiering ook zeker de moeite zijn.
Ook de omgeving van de opera is de moeite om eens te passeren. Tijdens het zomerfestival mocht het plein gebruikt worden om te (rol)schaatsen en dat zorgde voor extra animatie voor passanten en de gasten op de vele terrasjes. We wandelden verder rond en bleven mooie plekjes en gebouwen ontdekken in de oude binnenstad…
De link met Nantes als havenstad kwam ook terug in de street art.
Op de rivier ligt een voormalig marineschip dat nu als museum te bezoeken is. De Maillé-Brézé (D627) is een torpedobootjager van de Franse marine. Het schip werd op 4 mei 1957 in gebruik genomen en is vernoemd naar een 17de-eeuwse Franse admiraal Jean Armand de Maillé-Brézé. In 1988 verliet het vaartuig de actieve dienst en werd het een museumschip. Sinds 1991 is het ook een monument historique.
De indringende geur van diesel, smeerolie en andere producten in het ruim moet je er even bij nemen tijdens de rondleiding (nog een voordeel dat we een mondmasker moesten dragen), maar ’t blijft fascinerend (of hallucinant is misschien een beter woord) om te zien op wat voor een kleine ruime een grote groep soldaten tijdens een missie moet samenleven. Niet eens voldoende plaats om allemaal te slapen, een douche nauwelijks die naam waardig, een behoorlijk ingenieus in elkaar gestoken keuken en refter en heel smalle trapjes om van het ene dek naar het andere te gaan…
Er valt trouwens nog heel wat meer te ontdekken in Nantes, maar dat is voer voor een volgende blogpost 😉