Tag Archives: zomervakantie2021

Angers – het kasteel

De Loirestreek staat bekend om zijn kastelen, zo ook in Angers. Uiteraard brachten we deze plek ook een bezoek.
Het Kasteel van Angers dateert uit de 13de eeuw en staat op een rots boven de rivier Maine. Het kasteeldomein is ruim 25.000 m² groot en telt 17 massieve torens. Al in de Romeinse tijd stond er trouwens een fort op deze strategische plek.

De burcht diende als zetel van het machtige Huis van Anjou, het latere Engelse koningshuis Plantagenet. Lodewijk I van Anjou, hertog van Anjou en tweede zoon van de Franse koning Jan II, liet tussen 1373 en 1383 een enorm wandtapijt maken, het Tapisserie de l’Apocalypse. Met een lengte van meer dan 100 meter is het het langste geweven wandtapijt ter wereld. Het overtreft in afmeting ruimschoots dat andere beroemde Franse tapijt van Bayeux uit circa 1068.

In de loop der jaren kwamen er verschillende delen aan het kasteel bij.

Vrij bijzonder vond ik het verhaal van de grachten. Vanaf het moment dat men begon aan de bouw van de vesting, werden ook de grachten gegraven. Ze vormden vooral een grens tussen het kasteel en de (voor)stad. In de 14de eeuw en in de 16de eeuw werden de grachten 2x vergroot. Hoewel de Maine langs de voet van het kasteel stroomt, heeft men echter nooit overwogen om de grachten te vullen met water. De hoofdreden was het hoogteverschil van het gebied.
In de 15de eeuw kregen de grachten een andere functie. Ze werden gebruikt als omheining voor het verloop van steekspelen. In de 18e eeuw werden de grachten omringd door tuinen en moestuinen. In 1912 werd de stad Angers huurder van de grachten. Tot in het jaar 1999 plaatste het gemeentebestuur er damherten. Daarna werden ze omgedoopt tot middeleeuwse tuinen.

In de 18e eeuw diende het kasteel als militaire academie. Tijdens de opstand in de Vendée in de tijd van de Franse Revolutie werd het gebombardeerd door de opstandelingen. De dikke muren van het kasteel bleken echter prima bestand tegen het kanonnenvuur en uiteindelijk gaven de opstandelingen hun poging om het kasteel in te nemen op.
Tijdens de Duitse bezetting van Frankrijk in de Tweede Wereldoorlog werd het kasteel zwaar beschadigd nadat geallieerde bombardementen een explosie in een munitieopslagplaats in het kasteel veroorzaakten.

Het kasteeldomein lijkt wel een dorp op zich. Via de remparts heb je een mooi zicht op de omgeving en binnen de omwalling liggen verschillende tuinen, eerder strakke maar ook ‘hangende tuinen’ en een zone waar groente en fruit gekweekt werd. Best verrassend.

In het kasteel zelf valt ook heel wat te ontdekken over de geschiedenis.

Vandaag de dag functioneert het kasteel ook als museum voor wandtapijten. Het heeft de grootste en oudste collectie wandtapijten ter wereld, waaronder dus het enorme Tapisserie de l’Apocalypse. Er werd zelfs een volledig nieuw gebouw opgetrokken om het in optimale omstandigheden te kunnen bewaren en tentoonstellen.

Naast een afbeelding van de Apocalyps uit de Openbaring van Johannes geeft het tapijt ook een beeld van het politieke klimaat op het moment van de vervaardiging: de Honderdjarige Oorlog tussen Frankrijk en Engeland tussen 1337 en 1453. Het wandtapijt is een weergave van de ravages veroorzaakt door de oorlog, de razzia’s, de pest en de hongersnood.

Het weven van het wandtapijt nam zeven jaar in beslag, wat relatief snel was voor een werk van die omvang. Ondanks de schade in de loop van de jaren (ongeveer een derde deel is verloren gegaan), is de essentie ervan bewaard gebleven.

Alle praktische info voor een bezoek aan het kasteel vind je op hun website.

 

 

 

Angers – de stad

Schrijven dat de Loirestreek de moeite van een bezoek waard is, is uiteraard een open deur intrappen. Tijdens onze zomervakanties houden wij al graag eens een tussenstop in deze streek, kwestie van de autoritten niet al te lang te maken. Aangezien er heel wat te beleven valt hier, doen we dat al verschillende jaren en zitten we nog steeds niet zonder inspiratie 😉

Het voorbije jaar hielden we halt in Angers, één van de steden in de Loirevallei waar je al wandelend zowel kan genieten van een portie natuur als cultuur. We logeerden er in het nog nieuwe Novotel Centre Gare en parkeerden in de publieke parkeertoren er vlak naast. Het ronde torengebouw zorgde voor een ietwat apart indeling: het was wel grappig om uit de lift te stappen en de kamerdeuren in een halve cirkel er omheen te zien, ook in de onze kamer kwam de boogvorm terug (maar alle beschikbare ruimte was goed benut).

Angers is de hoofdstad van het departement Maine-et-Loire en ligt zelf langs de Maine, ongeveer 300 km ten zuidwesten van Parijs. Het gebied rondom de stad staat ook bekend onder de provinciale naam Anjou. Eén (of beter, twee) van de hoogtepunten in de stad is (zijn) het kasteel en het wandtapijt van de Apocalyps, maar daarover meer in een aparte blogpost.

Het plannetje dat we meekregen in het hotel suggereerde een kleinere wandeling in het centrum, wij besloten echter meteen ook een stuk van de stad aan de andere kant van de rivier mee te nemen in onze verkenningstocht.

We liepen o.a. in de wijk la Doutre, een doolhof van steegjes, met heel wat mooie huizen om te ontdekken: zowel oude vakwerkhuizen, met een skelet van houten balken (waarvan het oudste uit 1400 zou dateren), als charmante herenhuizen.

We ontdekten op onze wandeling het Maison Bleu, een Art Decogebouw met blauwe mozaïektegeltjes. Een beetje vergane glorie, maar toch nog steeds mooi om te zien.

We pauzeerden even op een bankje in één van de stadsparken, genoten van de zon, de bloemen en de mussen die er zich duidelijk ook amuseerden.

We flaneerden door het meer commerciële deel van de stad met winkels, kerken, galerijen, restaurantjes, pleinen, kunst, …

In het historische centrum kan je uiteraard niet naast de cathédrale Saint-Maurice kijken. ‘t Is wel even klimmen – iets meer dan 100 treden – om ze van dichtbij te bekijken, tenzij je zoals wij de wandeling anders begint, dan kan je de trappen naar beneden nemen 😉
Beneden is het trouwens erg gezellig zitten bij de fonteinen (waar klein en soms iets groter zich op warme dagen duidelijk amuseren). Wij genoten er ook even van het zonnetje en een ijsje.

We staken de Maine over naar de andere kant van de rivier die ook nog heel wat mooie plekjes telt. Mooie huizen, pittoreske straatjes, een Neo-gotisch altaar waar ooit de Corpus Christi processie eindigde (nu een kiosk voor recepties en concertjes), een monumentale graanschuur uit de 13de eeuw (nu een concertgebouw en cultuurcentrum), en een van de oudste hospitalen van Frankrijk, … best veel toch om te ontdekken?

Ook langs het water zelf is het fijn wandelen en je vindt er verschillende plekken om iets te eten of te drinken (zowel langs als op het water trouwens). Aanvankelijk twijfelden we nog even, maar uiteindelijk kozen we toch voor een bistro dicht bij een klein haventje (aan de Cale de la Savatte) waar we buiten op een ruim terras nog een plekje in de avondzon vonden en een mooi uitzicht hadden op de stad. Het eten werd er geserveerd in weckpotjes: heel leuk, best lekker en lokale productie, meer moet dat niet zijn 😉

 

 

Les Bassins de Lumières – Bordeaux

We verkenden Bordeaux vooral al wandelend, volgens ons de beste manier om een stad haar klassiekers én minder bekende plekjes te leren kennen, maar we planden ook enkele bezoekjes in.

Eentje daarvan was aan les Bassins de lumières. De locaties: een voormalige onderzeebootbasis die tijdens WOII gebouwd werd in opdracht van de Duitsers, die Bordeaux als de strategische basis voor hun U-boten kozen. Het is een gigantisch bouwwerk bestaande uit 11 met water gevulde bassins die elk 100m lang en 22m breed zijn. Vier van deze bassins vormen sinds juni 2020 het decor van een spectaculaire digitale beeld- en geluidsshow. Het werd een instant succes.

Samen met het Musée Mer Marine (waar we langs liepen en wat blijkbaar ook zeker de moeite van een bezoekje waard is, maar dat houden we dan wel voor een volgende keer, bij een eerste bezoek aan een stad leggen we graag de klemtoon op de verkenning buiten) ligt onze bestemming in de opkomende wijk Bassins à Flot, een wijk net ten noorden van de antiekwijk Chartrons. Dit voormalige fabrieks- en haventerrein is herontwikkeld tot een populaire plek met een hippe uitstraling. Voormalige loodsen en fabrieken zijn aangevuld met moderne architectuur en getransformeerd tot werk- en woonruimte.

Hoe groot het complex ook is, je kan er niet naast kijken, al wandelend de ingang vinden bleek nog een uitdaging (een ander gezin dat volgens ons hetzelfde doel had, leek er zelfs ruzie over te maken). We zagen het als de verkenning van een stukje Bordeaux waar we anders wellicht ook niet zouden gewandeld hebben 😉

 

Als gevolg van de pandemie lagen de bezoekersaantallen nu duidelijk lager. Aan de ingang staan tentjes waar mensen die nog niet gevaccineerd zijn een coronatest kunnen laten afnemen. Wij hebben gelukkig onze CST en mogen meteen naar binnen.

Op het programma (toen): werk van impressionisten als Renoir, Cézanne en Monet en van Gustave Klimt en hoe de Méditerranée hen inspireerde. Bekende kunstwerken worden in bewegende composities tot leven gebracht en geprojecteerd op de muren, de gewelfde plafonds en op het water.

In de eerste bassins zie je de kust op de klanken van klassieke muziek. Daarna worden de liedjes jazzy en verschijnen werken van onder meer Chagall en Bonnard. De reflecties in het donkere water zorgen voor mooie effecten en een caleidoscoop aan kleuren. Je loopt rond over loopbruggen en langs de kades van de grote bassins en weet soms niet waar je eerst moet kijken.

Er is trouwens ook ruimte voor het oorspronkelijke verhaal van het gebouw. Op een posterwand krijg je meer uitleg over de bouw en de geschiedenis van het bassin. Er is ook een filmpje gemaakt van een oude onderzeeboot die de bunker komt binnengevaren. De projectie op ware grootte op de muren van het bassin maakt het erg realistisch.

Heel indrukwekkend allemaal en zeer de moeite van een bezoekje waard.

Alle praktische info lees je op hun website.

 

La cité du vin – Bordeaux

Het weer was niet altijd even stralend tijdens ons verblijf in Bordeaux. We hielden de meest grijze en regenachtige dag dan ook voor de binnenbezoekjes die we hadden uitgekozen, aan La Cité du vin en Les bassins de lumières.

Een ritje met de tram bracht ons bijna aan de voordeur van onze eerste bestemming.

 

Een modern museum gewijd aan de wijn, zo kan je het Cité du Vin best omschrijven. Je vindt er een interactieve tentoonstelling over wijnen en de productie ervan, waarbij je je via verschillende thema’s helemaal kan verdiepen in de wijncultuur.

Benieuwd hoe het Cité du Vin eruit ziet? Dit filmpje neemt je mee naar het museum dat pas in 2016 haar deuren opende.

Het gebouw bevindt zich op de oevers van de Garonne en is al een kunstwerk op zich. De imposante toren van 55 meter hoog kan je al van ver zien. Een boottochtje geeft je het beste uitzicht.

 

De voorgevel is samengesteld uit glazen panelen en geperforeerd aluminium. Sommigen zien in het gebouw een knobbelige wijnstok, verankerd in een glazen basis die de Garonnerivier voorstelt. Anderen zien er dan weer een decanteerkaraf in. De architectuur roept duidelijk verschillende associaties op en dat zal misschien wel de bedoeling geweest zijn 😉

Wanneer je eenmaal binnen bent, valt de gigantische ruimte op. Met maar liefst 13.350 m² verdeeld over 10 verdiepingen plaats genoeg voor een grote reis door de tijd en een ontdekking van de verschillende wijnculturen via diverse thema’s.

 

Je maakt een vlucht over de verschillende wijngebieden dankzij een projectie op drie gigantische schermen en op de vloer. Een serie interactieve wereldkaarten laten je kennis maken met de wereldeconomie van de wijn. Touchscreens laten je ontdekken hoe de mens als tuinman van de wijngaard de grond bewerkt. Geurtafels laten je kennis maken met de verschillende componenten in de wijn. Levendige schilderijen en animaties vertellen de verhalen van de grote routes die de wereldmarkten van vandaag en morgen met elkaar verbinden, je duikt in de geschiedenis van de grote wijnculturen doorheen de eeuwen heen…

Onder het gebouw is een wijnkelder te vinden met zo’n 14.000 flessen wijn uit maar liefst 80 verschillende landen. Op de 8ste verdieping kan je bij de grote bar genieten van een glas wijn (of niet alcoholisch druivensap), inbegrepen in je toegangsticket tot het museum (gezien het uur – aperotime – gingen wij voor de bubbels op de kaart).

 

Je hebt er ook een mooi uitzicht over de stad en de omgeving (we zagen alvast heel duidelijk de bunkerbasis liggen waar ze later die dag nog op bezoek gingen).

 

Wie graag eens wat meer te weten wil komen over wijn in al zijn aspecten, is hier zeker aan het juiste adres 🙂

Alle praktische info lees je op de museumwebsite.

Loop trouwens ook nog even buiten rond. Je hebt er een goed uitzicht op de moderne Pont Jacques-Chaban-Delmas, of ook de Pont Bacalan-Bastide, een hefbrug over de Garonne.

Het is de grootste in zijn soort in Europa, officieel in gebruik genomen in 2013. De lengte van de totale constructie is 575 meter; de eigenlijke brug is 433 meter lang. Het brugdeel dat kan worden opgeheven, is 117 meter lang en kan tot 53 meter boven het wateroppervlak schuiven.
Net op het moment dat wij er liepen, stond de brug trouwens ‘open’ en kon een mooi zeilschip, dat de dagen voordien aan de kade van de binnenstad aangemeerd lag, uitvaren.

 

 

Wandelend in Bordeaux

Naast de vele klassiekers die ik in de vorige blogpost beschreef, kwamen we al wandelen ook op heel wat andere mooie plekjes. Daarom nog een overzichtje in woord en beeld.

Kerken en andere ietwat monumentale architectuur.

Toen ze bij de post blijkbaar nog oog hadden voor mooie architectuur.

Een beetje street art, zelfs in de oude stad. Van de hand van dezelfde kunstenaar.

Een Gallo-Romeinse noot, aan de Place Galiène. Van het amfitheater, dat dateert uit de eerste eeuw na Christus, zijn nog enkele bogen en een van de toegangspoorten bewaard. De rest van het terrein is overbouwd met nieuwere gebouwen.

Ook parken uiteraard en een heel mooi zeilschip op de rivier aan de kade.

 

Lekker eten is in Frankrijk niet zo moeilijk en uiteraard ook geen enkel probleem in Bordeaux waar voor elk wat wils te vinden is.
De bekendste specialiteit die uit de stad zelf komt, zijn de canelés, kleine gebakjes in een tulbandvormpje gebakken. De buitenkant van de canelé is van knapperig, gekaramelliseerde suiker, de binnenkant is van zacht gebak, luchtig en crème-achtig, gemaakt met onder andere rum en vanille. De gebakjes kan je eten bij het ontbijt, als dessert en als tussendoortje. Ze kunnen alle mogelijke dranken begeleiden, van champagne tot thee, maar traditioneel wordt er zoete witte wijn bij gedronken, al gingen wij voor een combinatie met een lekkere kop koffie.

 

Bordeaux – kennismaking met de stad

Met veel vertraging, maar hier de eerste van nog enkele blogposts over deel 2 van onze  zomervakantie.

Na een verblijf in Nantes en twee korte tussenstops in Saintes & Saint-Emilion verbleven we in de zomer van 2021 ook een aantal dagen in Bordeaux. We logeerden er aan de rand van de stad, in de buitenwijk Bordeaux-Lac. Je vindt er naast woonflats en kantoorgebouwen ook een congrescentrum, een overdekte velodroom en verschillende hotels. Handig en goed bereikbaar met de wagen en bovendien met een tramhalte voor de deur die ons heel vlot naar de binnenstad bracht en terug. Met een 72u-pas zaten naast een reeks musea en attracties ook de ritjes met de tram inbegrepen, ideaal dus.

Wist je trouwens dat Bordeaux twee bijnamen heeft? De eerste is Port de la lune, naar de vorm van de rivier de Garonne die door de stad loopt.
De voormalige haven en het centrum van Bordeaux liggen op de linkeroever, aan de buitenbocht van die slinger, die er vanaf de heuvels op de rechteroever uitziet als een maansikkel. Deze verwijzing komt terug in het logo van de stad in de vorm van drie halve manen.
De stad staat daarnaast ook wel bekend als La belle endormie, de schone slaapster, een verwijzing naar de weelderige architectuur uit het rijke verleden, maar het rustige leven in de stad en gebrek aan economische dynamiek vandaag de dag. Of dat laatste echt klopt, zou ik niet kunnen zeggen, het is allemaal maar hoe je de zaken bekijkt zeker?

In onze 72-urenpass zat o.a. aan boottochtje inbegrepen en daar maakten we graag gebruik van. Altijd leuk om een stad van op het water te leren kennen. De gids was een studente toerisme die zich zeer goed van haar taak kweet. Voor Maya was het niet altijd evident om het snelle Frans te blijven volgen, maar ze deed haar best (en tussendoor probeerde ik ook nog wel relevante of leuke stukjes voor haar te vertalen).

Het meest frappante weetje ging over de kleur van het water: het zag er in onze ogen nogal bruin uit, maar zij noemde het met trots goudkleurig en wist te vertellen dat de kleur te wijten is aan het systeem van eb en vloed waardoor de zandkorrels elke dag meerdere keren heen en weer worden gewoeld in het water. Dat water is – ondanks de eerste indruk door de kleur – trouwens erg zuiver, kwaliteitsonderzoek wees uit dat er heel wat grote en kleine diersoorten in terug te vinden zijn. De meest opmerkelijke bouwwerken waren voor ons La cité du vin (later daarover meer in een aparte blogpost) en de moderne en indrukwekkende Pont Jacques-Chaban-Delmas waarvan het middendeel helemaal naar boven kan worden geschoven.

 

Wij gingen ook (vooral) uitgebreid te voet op verkenning door de stad, langs mooie (meer toeristische) delen en ook langs iets minder mooie (wat verarmde) wijken van de stad waar hier en daar toch duidelijk initiatieven het licht zien die voor een nieuwe dynamiek zorgen. Een bloemlezing in woord en beeld:

De Place des Quinconces is het is het grootste plein van Frankrijk en het vijfde plein van Europa. Het is aangelegd in de 19de eeuw en ligt op de plek van het voormalige Château Trompette, een fort dat tot doel had de stad onder controle te houden. Het plein is gedeeltelijk beplant met bomen in een quincunx-patroon (vijf punten in een patroon zoals op een dobbelsteen of een speelkaart), wat de naam aan het plein gegeven heeft.

Op dit plein staat het Monument aux Girondins, een zuil met twee monumentale fonteinen aan de voet. Het plein zelf wordt voornamelijk gebruikt voor grote evenementen.

 

Port de la Lune verwijst naar de oude zeehaven van Bordeaux, maar wordt ook gebruikt voor de oude stad. De binnenstad van Bordeaux is in 2007 door de UNESCO in zijn geheel op de werelderfgoedlijst geplaatst en was daarmee het eerste stedelijke gebied op die lijst. In het centrum zijn ruim 5000 huizen uit de 18de eeuw terug te vinden, waarvan er maar liefst 362 binnen een gebied van 1731 hectare op de Werelderfgoedlijst staan. Hiermee is Bordeaux – na Parijs – het grootste stedencomplex op de Werelderfgoedlijst van Frankrijk, en daarom wordt het ook wel de ‘stad van kunst en geschiedenis’ genoemd.

In de jaren ’80 en ’90 werden veel gebouwen in de stad opgeknapt, maar ook recent kregen nog heel wat gebouwen hun originele goudgele kleur terug. Over een lengte van drie kilometer heeft de binnenstad aan de kades van de Garonne een rij uniforme, classicistische gevels, enkel onderbroken door de monumentale Porte de Bourgogne en de Porte Cailhau.

De Porte Cailhau was ooit een van de belangrijkste bouwwerken van de stad. De poort werd in 1495 gebouwd als onderdeel van de stadsmuur en deed toen dienst als de hoofdtoegang tot de stad. Tegelijkertijd was het ook een triomfboog. In de toren boven de poort kan je een tentoonstelling bezoeken over de geschiedenis van Bordeaux.

De kades zelf zijn de laatste jaren onderwerp geweest van een groot stadsvernieuwings-project: eens lag hier een brede stadssnelweg met acht rijstroken, tegenwoordig is het een lang park, met een trambaan, meerdere terrassen, een fietspad, sportaccommodaties, etc.

Tijdens ons bezoek konden wij genieten van een tijdelijke tentoonstelling met grappige beelden van Le Chat, het populaire figuurtje van de Belgische striptekenaar Philippe Geluck. De 20 monumentale bronzen sculpturen staan er nog tot 2024. Het maakte onze wandeling dubbel zo leuk en uiteraard vroeg dat ook om een uitgebreider fotoreeks.

 

De Place de la Bourse is één van de meest herkenbare punten. Dit koninklijke plein werd tussen 1730 en 1775 gebouwd in opdracht van koning Lodewijk XV. Met het plein wilde hij zichzelf als symbool van Frankrijk vieren. Het plein met de omringende gebouwen werden ontworpen als landschap voor een ruiterbeeld van de koning. Tijdens de Franse Revolutie werd het omgetrokken en verwoest. Later kwam het beeld van de Drie Gratiën op het plein. De barokke paleizen worden nog steeds gebruikt door de beurs, de douane en de kamer van koophandel.

Aan het beursplein ligt sinds 2006 ook de Miroir d’Eau. Dit waterbassin is met een oppervlakte van 3450 m2 de grootste waterspiegel ter wereld. De oppervlakte is bekleed met granieten tegels waar constant een laagje water van 2 cm op ligt. Het oppervlak reflecteert de gebouwen van de Place de la Bourse, en in de zomer is het de ideale plek om even af te koelen en in het water te wandelen of te spelen.

 

In de oude binnenstad liggen o.a. de kathedraal Saint-André (in grootte vergelijkbaar met de Notre Dame in Parijs) en de Tour Pey Berland, en het Palais Rohan, waar het stadhuis gevestigd is.
De westgevel van de kathedraal is een stuk van de voormalige stadsmuren. Oorspronkelijk waren er in het ontwerp van de kerk vier klokkentorens voorzien, maar door het verzakken van de eerste twee gebouwde torens in de moerasachtige bodem, lieten ze die andere twee dan maar achterwege en bouwden ze een losstaande klokkentoren, de Tour Pey Berland.

Wij brachten een bezoekje aan het Palais Rohan waar we rondgeleid werden door een bij momenten hilarische stadsgids. We moesten gefocust blijven om al zijn verhalen en zijn persoonlijke commentaar erop te kunnen volgen, maar we hebben echt wel vaak gelachen.

 

De monumentale poort de Grosse Cloche is de tweede overgebleven stadspoort van de middeleeuwse stadsmuur. Dit bouwwerk was in de 15de eeuw onderdeel van het stadhuis en deed dienst als de klokkentoren. De klokkentoren werd in de 17de en 18de eeuw omgebouwd en bestaat tegenwoordig uit 2 ronde torens aan een centraal gebouw, met tussen de torens de grote klok van 7800 kg.

Vlakbij ligt de Pont de Pierre. Ze werd begin 19de eeuw gebouwd in opdracht van Napoleon, en het was de eerste brug over de Garonne. De brug is 486 meter lang en telt 17 bogen. Het was tot 1965 bovendien de enige brug in Bordeaux over de rivier! Vanop de brug heb je een mooi zicht op de oude stad.

Ingesloten door de rivier en de Rue Sainte-Catherine ligt de volkswijk Saint-Michel, met de karakteristieke basiliek, waarvan de toren van ver af te zien is en die la flèche, de pijl, genoemd wordt. In deze wijk wonen veel immigranten en studenten en het is niet meteen de mooiste omgeving van de stad, maar je voelt wel dat er hier een nieuwe dynamiek groeit.

 

La Bastide is de buitenwijk die aan de overkant van de rivier ligt en werd lang ondergewaardeerd waardoor hij verloederde. Sinds het herstructureringsplan van het begin van de 21e eeuw wordt deze wijk opgeknapt.
Aan deze kant straalt Bordeaux een andere sfeer uit. Je ziet er streetart, oude pakhuizen verbouwd tot hip restaurant of supermarkt… Verborgen achter schermen en oude muren dachten we ook wel verblijfplaatsen van minder begoeden (vluchtelingen?) te zien.
Via de moderne Chaban Delmas brug wandelden we terug naar het oude stadscentrum.

De Pont Jacques-Chaban-Delmas, of ook de Pont Bacalan-Bastide, is een hefbrug over de Garonne. Het is de grootste in zijn soort in Europa. De lengte van de totale constructie is 575 meter; de eigenlijke brug is 433 meter lang. Het brugdeel dat kan worden opgeheven, is 117 meter lang en kan tot 53 meter boven het wateroppervlak schuiven. In 2013 werd de brug officieel in gebruik genomen.

 

 

Saintes en Saint-Emilion

Na een heerlijk bezoek aan Nantes trokken we afgelopen zomer verder naar het zuiden, richting Bordeaux. Onderweg maakten we 2 tussenstops, eentje in Saintes en een tweede in Saint-Emilion.

Saintes is een gemeente in het departement Charente-Maritime. De plaats is meer dan tweeduizend jaar geleden gesticht door de Romeinen, aan de rivier de Charente en speelde een belangrijke rol vanaf de regeerperiode van keizer Augustus (27 BC – 12 AD). Zij noemden de plaats Mediolanum Santonum naar de Gallische stam van de Santonen die toen de streek bevolkten. In het centrum van de stad staat nog steeds een oude triomfboog van Germanicus.

Wij beperkten ons kort bezoek tot de site van het Romeins amfitheater, dat in de eerste eeuw na Chr werd gebouwd. Het amfitheater had een omvang van 126 bij 102 meter en bood plaats aan ongeveer 12.000 tot 15.000 toeschouwers. Het amfitheater ligt in een kleine vallei. De tribune (of cavea) werd aan de lange zijden tegen de hellingen van de heuvels aangebouwd die zo op natuurlijke wijze ondersteuning boden. Via verschillende toegangen kwamen de toeschouwers langs trappen op hun plaats op de tribune.

De arena (66,5 bij 39 meter) werd omringd door een 2-meter hoge muur, die de toeschouwers afschermde van de wilde beesten en de gladiatoren. Aan de oost- en westzijde was een grote deur waardoor de gladiatoren konden binnentreden en de doden werden afgevoerd. Niet ver van het amfitheater was een necropolis, waar de overledenen begraven konden worden.

Na de val van het Romeinse Rijk raakte het amfitheater buiten gebruik. Het werd in de middeleeuwen gebruikt als steengroeve, waarbij de kostbare bouwmaterialen werden hergebruikt bij de constructie van nieuwe gebouwen. Ondanks alles zijn de fundering van de tribunes en de arena grotendeels bewaard gebleven. Hierdoor is het oorspronkelijke gebouw nog redelijk herkenbaar.

Op de fotosimulatie kan je zien hoe het amfitheater er in volle glorie uitgezien moet hebben in het landschap (en ter vergelijking de situatie vandaag).

Sinds 1840 is het amfitheater erkend als historisch monument en gedeeltelijk gerestaureerd. In de zomermaanden zijn er regelmatig operavoorstellingen en andere evenementen.

 

Saint-Émilion ligt in de regio Nouvelle-Aquitaine, departement Gironde, op ongeveer 40 km ten oosten van Bordeaux, op de hellingen van de rivier de Dordogne.

De gemeente is wereldberoemd door zijn (rode) wijnen, de beste van de regio. Het wijngebied beslaat een oppervlakte van 5500 ha en er wordt al sinds de derde eeuw wijnbouw bedreven. Daardoor heeft het waarschijnlijk de langste traditie van het hele wijnbouwgebied.

We zijn duidelijk niet de enige die de plek een bezoekje willen brengen en het is even zoeken om een parkeerplaats te vinden. Ons idee om er iets te drinken op een terrasje laten we snel varen, net iets te druk en te toeristisch. We halen een kaartje bij de toeristische dienst en maken een wandeling door het dorp. Op die manier kunnen we ook genieten, dat terrasje halen we later wel in wanneer we in Bordeaux aankomen 😉

In 1999 werd (de omgeving van) Saint-Émilion op de werelderfgoedlijst geplaatst vanwege het landschap gericht op wijnbouw en de historische monumenten in de stad en omliggende dorpen. De straatjes zijn vaak stijl en het is soms wat opletten waar je je voeten zet, maar een wandeling is wel de moeite waard.

Saint-Émilion was drie keer etappeplaats in de Ronde van Frankrijk. De laatste keer was in de editie van 2021 en de tijdrit werd bovendien gewonnen door de Belg Wout van Aert. De ‘sporen’ van de Tour waren hier en daar nog duidelijk te zien in de straten 😉

 

Le Voyage à Nantes – la ligne verte

Wanneer je door de straten van Nantes loopt, kan je er eigenlijk niet naast kijken. Op de grond loopt een felgroene lijn. Het blijkt de ideale manier om de stad te verkennen. ‘La ligne verte‘ brengt je langs alle interessante en boeiende plekken in de stad. Bij het toeristisch bureau (vlak bij het chateau des Ducs de Bretagne, waarover eerder al meer) kan je een kaart met de route ophalen.

Daarnaast gaat er elke zomer, van 1 juli tot medio september, ook een origineel stadsfestival door: ‘le voyage à Nantes‘. Tijdens dit zomerfestival kan je monumenten, historische gebouwen en tal van tijdelijke artistieke installaties, soms op onverwachte plekken in de stad, ontdekken. De meeste hiervan bevinden zich ook op de route van La ligne verte, 2 vliegen in één klap dus! Sommige kunstwerken blijven trouwens ook na het festival behouden en kan je dus het hele jaar ontdekken. Een heel zichtbaar en bekend kunstwerk uit een eerdere editie van het festival zijn de ringen van Daniel Buren aan de waterkant op het eiland van Nantes (waar er nog een pak meer te zien is).

 

In het hart van de stad, op enkele honderden meters van het Château des Ducs de Bretagne en de kathedraal, bevindt zich de Jardin des Plantes. Met bijna 7 hectare groen is deze grote botanische tuin met maar liefst 50.000 verschillende bloemen en plantensoorten één van de 4 grootste in Frankrijk!

In het park vind je verschillende kunstwerken van Claude Ponti (struiken gemodelleerd tot reusachtige, schattige, groene dieren), en tijdens de festivalzomer kan je er ook tijdelijke kunstinstallaties bezichtigen.

De grappige werken van Jean Jullien, eenvoudige, reusachtige 2D-figuren die een specifieke activiteit uitoefenen, trokken dit jaar volop de aandacht en het zou zeker leuk zijn dat er een aantal van behouden bleven. Jullien stond in het programmaboekje omschreven als ‘un artiste incontournable de la scène graphique internationale’

Zeker tijdens warme zomerdagen is het park trouwens een ideale plek om even te ontsnappen aan de drukte van de stad en te genieten van het groen, de vijvers en de fonteinen die voor verkoeling zorgen.

 

Dat je regelmatig ook eens omhoog moet kijken, daarvan kregen we tijdens onze wandeling door de stad een mooi voorbeeldje. In één van de straten stond er boven elk handelspand een passende, kleine mechanische installatie. Les machines zijn dus niet enkel op het eiland terug te vinden 😉

La ligne verte brengt je als bezoeker door de hele stad en zorgt voor de spreekwoordelijke en letterlijke verbinding van cultuur en natuur. Het was voor ons met stip de beste manier om deze mooie stad te ontdekken en we komen zeker nog eens terug want ons lijstje met zaken die we willen bezoeken was zeker niet volledig afgevinkt!

Nantes – les machines de l’île

De grootste publiekstrekker in Nantes zijn wellicht Les Machines de l’île.

Ontsproten aan de verbeelding van François Delaroziere en Pierre Orefice en omschreven als “een plek op het kruispunt van de imaginaire werelden van Jules Verne (wiens huis ook in Nantes staat trouwens!), van het mechanisch universum van Leonardo da Vinci en de industriële geschiedenis van Nantes”.
Les Machines de l’île kregen een onderkomen in enkele voormalige scheepshangars waarvoor een nieuwe bestemming werd gezocht. In de hangars bouwden ze een wereld voor en met gelede machines die reusachtige dieren voorstellen. De beroemdste is de reuzenolifant, 12 meter hoog en 48 ton zwaar. Mits bijbetaling en zolang er plaats is, kan je zelfs een ritje boeken op de olifant. Tijdens een wandeling van 30 minuten, aan een snelheid van letterlijk een paar kilometer per uur, kan je genieten van een andere blik op de omgeving. (Wij besloten dat een ritje voor ons niet hoefde.)

La galerie des machines zou je kunnen omschrijven als een bestiarium vol mechanische dieren. Sommige – een spin, een mier, een rups, een reiger – zijn zo groot dat je ze zelfs kan berijden. Enkele sympathieke gidsen vertellen het verhaal van de site en de dieren en nodigen een aantal vrijwilligers uit het publiek uit om plaats te nemen in de machines en ze mee te helpen bedienen.

Het ziet er allemaal erg indrukwekkend uit (en de spin best wel griezelig wanneer ze uit de grond komt gekropen). Ook de ontwerptekeningen van de machines zijn prachtig uitgewerkt. We kijken onze ogen uit en blijven steeds nieuwe details ontdekken. De kolibrie is één van mijn favorieten. De kameleon vangt een vliegje net voor het oog van mijn lens. De luiaard is uitermate schattig en uiteraard ook traag, de paradijsvogels verfijnd. Ook het stukje woud met o.a. mechanische exemplaren van de zonnedauw heeft iets magisch.

Het nieuwste project is l’arbre aux hérons (de reigerboom): een reusachtige boom met 22 takken en hangende tuinen. Vandaag is enkel nog maar een experimentele tak toegankelijk om op te lopen, maar het eindresultaat zal ongetwijfeld indrukwekkend zijn. De eigenlijke bouw start in 2022 en het project zou voltooid moeten zijn in 2027 met een unieke stadstuin van 55 m diameter en 35m hoog. De vorderingen van de werken zul je kunnen volgen vanop de galerijen in het gebouw. Onderstaand filmpje geeft al een idee van wat het zal worden.

Nadat we binnen vol be- en verwondering hadden rondgewandeld, gekeken en geluisterd, wachtte ons buiten nog meer moois.

Uiteraard liepen we even mee met de olifant, er wel voor zorgend dat we buiten het bereik van zijn water sproeiende slurf bleven 😉

Iets verder zagen we nog de schattige draaimolen Manège d’Andréa 

En ten slotte liepen we nog even verder naar le carrousel des Mondes Marins. Op 3 niveaus ontdekt je zeedieren die de zeebodem, de afgrond en het oppervlak van de zee bevolken: gigantische krabben, roggen en inktvissen waarop je kan rijden (maar de molen was op het moment van ons bezoek al gesloten).

Alle info over deze bijzonder plek lees je op hun website.

Het eiland van Nantes

Midden in de Loire, bij het centrum van de stad, ligt het île de Nantes, omgeven door twee armen van de rivier (de ‘bras de la Madeleine’ in het noorden en de ‘bras de Pirmil’ in het zuiden). Het eiland is verbonden met de stad door 13 bruggen.
Vroeger was het een havenplaats en dat merk je nog steeds voor een deel aan de architectuur: grote loodsen die deels behouden bleven en een nieuwe bestemming kregen.

Het eiland is echter ook een soort ‘vrijhaven’ voor moderne architectuur. Je vind er o.a. werk van Jean Nouvel (het justitiepaleis is van zijn hand) en ook Christian de Portzamparc (bij ons bekend van het Hergémuseum in Louvain-la-neuve, ook leuk om te bezoeken trouwens) was er actief.

Ook hier viel heel wat kunst te ontdekken, sommige zaken tijdelijk, in kader van het zomerfestival, andere meer permanent zoals de reusachtige lintmeter (Lilian Bourgeat). De latttenstructuur op de eerste foto kreeg als titel ‘the zebra crossing’ mee (een werk van Angela Bulloch), het lichtblauwe gebouwtje op de vierde foto  ‘l Absence’ (Atelier Van Lieshout). De grote hoofden zijn een werk van Nathalie Talec met als titel ‘in a silent way’.
De pingpongtafels (Laurent Perbos) met hun ‘aparte’ vormgeving leken me een uitdaging om te gebruiken, maar wel heel leuk gevonden (er was trouwens een restaurant in de buurt waar je balletjes en palletjes kon ontlenen om te spelen). De ‘basketboom’ (A/LTA) werd effectief gebruikt 🙂

Les anneaux (de ringen) is een kunstwerk van Daniel Buren en Patrick Bouchain. Het werk werd in 2007 geplaatst op de quai des Antilles aan de oever van de Loire. Voor Buren staan de ringen voor de ketenen van de slaven die in de 18e eeuw door schippers uit Nantes verhandeld werden. De metershoge ringen worden ‘s nachts verlicht in rood, groen en blauw.

De omgeving en de sfeer van het eiland deden ons hard denken aan la Confluence in Lyon. Waar vroeger de havenactiviteit het belangrijkste was, kwam er nu plaats voor vernieuwend wonen, kunst in de open ruimte, ontspanning, groen, … boeiend om te ontdekken.
In de oude bananenpakhuizen liggen intussen geen bananen meer, maar vind je heel wat hippe loungeplekken, bars en restaurantjes waar het bij mooi weer heerlijk toeven is. In La cantine du voyage werken ze vooral met lokale producten van landbouwers uit de streek en de opbrengst van de plantenbakken op de site.

Fijn ook dat een deel van het industriële erfgoed bewaard werd (en waar mogelijk ook een nieuwe invulling kreeg). Op het westelijk deel van het eiland bepalen 2 reusachtige kranen mee de skyline. De gele kraan verscheen in 1955 op de site en werd o.a. gebruikt om prefab-delen van boten op de kade te trekken voor verdere assemblage. De kraan werd overgekocht door de stad die ze in 1989 restaureerde. Een grijs exemplaar dat sinds de jaren 60 gebruikt werd om schepen te lossen op de oostelijke punt van het eiland, kreeg in 2005 ook een bescherming als monument.

Op de achtergrond zie je trouwens de draaimolen (le carrousel des Mondes Marins) piepen die deel uitmaakt van les machines de l’île, maar dat is voer voor een aparte blogpost 😉

Ook hier naast industrieel erfgoed kunst in de open ruimte: de picknicktafels zijn een realisatie van Fichtre die zich liet inspireren door de vorm van slijpstenen (les meules), de kinderen (en volwassenen) kunnen zich uitleven op kleine trampolines ingewerkt in de lichtgrijze ophoging. Detroit Architects en B. Peinado noemden de creatie ‘on va marcher sur la lune’.

Vanop het eiland zie je trouwens ook heel mooi een ander stukje historisch erfgoed liggen aan de andere kant van de rivier: een voormalig marineschip dat nu als museum te bezoeken is, de Maillé-Brézé, een torpedobootjager van de Franse marine. (Zie vorige blogpost voor meer info hierover). De ‘stekelige’ constructie op de rechterkant van de foto is een werk van Vincent Mauger ‘Résolution des forces en présence’.

Kortom, het eiland is echt een heerlijke plek om te ontdekken en er even rond te hangen en je te laten verrassen! En dan heb ik het nog niet over Les Machines gehad 😉