Tag archieven: Le Corbusier

La Grande Motte

Onze meerdaagse verblijfsplek voor onze zomervakantie 2022 lag helemaal in het zuiden, aan de kust, in het stadje La Grande Motte. Ik moet toegeven dat ik er nog nooit van had gehoord, maar was heel enthousiast toen ik enkele beelden vooraf zag van de plek waar we zouden logeren. Bleek dat ook hier architectuur en ruimtelijke ordening een belangrijke rol hadden gespeeld bij de ontwikkeling van deze plek. Er zou duidelijk een rode draad in onze zomervakantie zitten 🙂

La Grande Motte is beschermd als erfgoed uit de 20ste eeuw en ligt bij de grens van Camargue, op 25 kilometer van Montpellier. Zijn naam zou door zeemannen gegeven zijn, die de stad zo noemden vanwege de duinen, die dienden als herkenningspunt in dit ruige gebied. In de jaren 70 van vorige eeuw werd dit een badplaats, ontwikkeld door de architect Jean Balladur. Zijn futuristische bouwwerken waren geïnspireerd door de Maya piramides en zorgde voor iconische witte gebouwen met geometrische motieven.

De geschiedenis van La Grande Motte begon ruim 50 jaar geleden. De bouw van de stad maakte deel uit van een groot ontwikkelingsproject aan de Middellandse Zee met als doel 8 badplaatsen te creëren tussen Montpellier en de Spaanse grens (in een poging om zo het massatoerisme naar Spanje wat tegen te houden en de toeristen in Frankrijk te houden).
Jean Balladur, de hoofdarchitect van La Grande Motte, werd belast met een van de meest ambitieuze projecten van deze missie: de bouw vanuit het niets van een badplaats en hij deed dat met verve want tot op vandaag blijft deze plek een schoolvoorbeeld voor architecten en ruimtelijke planners. Jean Balladur liet zich inspireren door zijn reizen in Zuid-Amerika. De “afgeknotte” piramides die hij ontwierp, hebben de vorm van de precolumbiaanse tempels in Mexico. De architect heeft een visie die gerust vooruitstrevend genoemd kan worden: hij wil kunst in de straten, op pleinen en parken, toegankelijk voor iedereen.

Beton is het belangrijkste bouwmateriaal bij La Grande Motte. Zoals Oscar Niemeyer voor hem had gedaan voor zijn hoofdstad Brasilia, gebruikt Jean Balladur beton als artistieke ondersteuning. Wat hij hiermee bedoelt, zie je meteen wanneer je naar de gevels van de belangrijkste gebouwen van de stad. De betonnen motieven die op deze gevels zijn aangebracht, creëren een ritme en geven elk gebouw zijn eigen identiteit.

Mocht je nu denken dat La Grande Motte alleen maar beton is, dan heb je het mis. La Grande Motte is vooral een model van een tuinstad met meer dan 70% van zijn stedelijke voetafdruk gewijd aan ruimtes met groen en bos. Geen enkele andere stad in Europa kan hetzelfde zeggen! Jean Balladur en zijn belangrijkste tuinarchitect, Pierre Pillet, wilden voor hun ideale stad een groene Tuin van Eden creëren. Ze besloten alleen regionale plantensoorten te gebruiken, gewend aan zeespray en soms barre leefomstandigheden. Ze kozen de typische mediterrane soorten: pijnbomen en platanen, lavendel, tijm, laurier, rozemarijn, tamarisk en olijfbomen. De aanplantingen hebben een dubbele functie: enerzijds vormen ze schaduwrijke pleinen langs de lanen en de paden, aan de andere kant geven ze openbare en privéruimtes orde en eenheid.

De piramides in het centrum van de stad spelen ook een rol bij het beheersen van de winden zoals de Tramontana en de Mistral. De gebouwen werden door de architect zo geplaatst dat de winden ‘gekamd’ (geremd) worden en daardoor minder fel zijn voor de vegetatie. Ook het zout in de lucht wordt opgevangen door diezelfde gebouwen die zo een rol spelen van “collectoren” (met bijna 4 kilo zout per vierkante meter per jaar!).

La Grande Motte geeft een prominente plaats aan voetgangers en fietsers. Jean Balladur creëerde een ‘duurzame stad’ voor zijn tijd met bijna 25 km zachte wegen. Geïnspireerd door de stad Chandigarh in India (ontwikkeld door, jawel, Le Corbusier!), ziet Jean Balladur La Grande Motte als een tuinstad met veel groene ruimtes en bomen. De manier van circulatie was vooruitstrevend in meer dan één opzicht en geeft de stad een bijzondere levenskwaliteit. Jean Balladur besloot – en dat aan het einde van de jaren 1960, terwijl de auto koningin was in Frankrijk – om ‘zacht zwerven’ te bevorderen in de nieuwe badplaats. Hij bouwde onder andere 6 loopbruggen om de wijken met elkaar te verbinden en koos ervoor om geen gemotoriseerde weg aan te leggen tussen het strand en de Promenade aan het water.

De aanwezigheid van groen bleef bovendien niet beperkt tot de woonzones, er kwamen tientallen hectares groen bij aan de rand van de stad met vijvers, heidevelden en wijngaarden. Grote recreatiezones in het oosten en westen zijn beplant met pijnbomen en sluiten aan op beboste natuurgebieden. Het zorgt allemaal voor waardevolle open ruimte die op hete zomerdagen functioneert als een spreekwoordelijke oase in de woestijn, iets wat steeds belangrijker wordt.

Het duurde echter lang voor de meerwaarde algemeen geaccepteerd werd. Na vele jaren van kritiek, krijgt La Grande Motte in januari 2010 het label “Erfgoed van de 20e eeuw” (voor het eerst gaat dit label ook naar het geheel van een stad).

La Grande Motte heeft verschillende wijken, elk met een eigen stijl. De Levant is de naam voor het stadscentrum. Het wordt ook wel ‘de mannenwijk’ van de stad genoemd, met afgeknotte piramides en een meer rechtlijnige kant van de gebouwen. Hier vind je heel sterk de architecturale stijl van Jean Balladur, vooral met motieven of mazen die de gevels vormen en een persoonlijkheid geven aan elk van de gebouwen.

Soms zeer grafisch, soms poëtisch of humoristisch, en net als de piramidevormige gebouwen zijn ze het handelsmerk van La Grande Motte. Hier vind je ook de haven, winkels, restaurants en openbare gebouwen zoals het stadhuis, het culturele centrum en een kerk.

Jean Balladur ontwierp alle gebouwen rondom de haven. Op de Quai Charles de Gaulle staan residenties waarvan het decor – de betonnen scheidingen tussen de balkons – een eerbetoon is aan de neus van generaal de Gaulle. Jean Balladur was een fervent bewonderaar van de grote man en besloot daarom de gebouwen dit karakteristieke profiel te geven 🙂

Le Couchant is de architecturale ‘vrouwenwijk’ van La Grande Motte. De gebouwen hebben hier meer gebogen en golvende vormen met uitzicht op de zee. Le Couchant is een zeer groene wijk, waar je te voet of met de fiets tussen de woningen kunt wandelen zonder zelfs maar over te steken of een auto horen. Al wandelend kwamen we ook al eens een leuke bezoeker tegen tussen de pijnbomen 😉

Het was heerlijk genieten om op verkenning te gaan in de buurt. La Grande Motte heeft ook heel wat permanente bewoning en zeker de wijk Le Couchant kent nog een echt buurtleven. In de kleine restaurantjes vind je vaak een bonte mix van vakantiegangers en bewoners en het ‘pleintje’ met pijnbomen is er echt mooi verlicht, wat de sfeer er nog gezelliger op maakt en waar je de mensen gezellig ziet keuvelen, de eigen en publieke zeteltjes in groepjes bij elkaar gezet, sommige bij een petanqueveldje waar verschillende generaties samen genieten van een ontspannend spelletje jeu de boules, heerlijk toch? Voor de liefhebbers is er ‘uiteraard’ ook de promenade langs de dijk waar er meer entertainment te vinden is in diverse (karaoke)bars.

La Grande Motte heeft ook 7 km zandstrand waar het oorspronkelijke duinsysteem bewaard is gebleven en je kan er op de vele waterplassen terecht voor zowat alle watersporten. Wij zijn zelf niet direct waterratten, maar vonden het wel heerlijk om door de stad te wandelen en te genieten van de architectuur, verschillende restaurantjes uit te proberen en van de ontspannen sfeer te proeven.

In de omliggende natuur- en watergebieden kan je ook op excursie gaan en flamingo’s of schildpadden gaan spotten, of een tochtje maken door de Camargue met de mooie witte paarden. De droge zomer had echter ook hier al zijn sporen nagelaten, een aantal plassen stonden grotendeels droog en in de verte konden we ook de rookpluim van een van de vele bosbranden zien. De flamingo’s zagen we zo nu en dan over het hotel vliegen.

Naast dit alles liggen er heel wat toeristische toppers in de buurt en dus konden we onze dagen vullen met een afwisselend programma van (halve) daguitstappen en genieten van onze tijdelijke verblijfplaats (maar meer daarover in volgende blogposts).

Wij vonden La Grande Motte in elk geval een heerlijke ontdekking en een zalige plek om te verblijven 🙂

Firminy Vert, site Le Corbusier

Na ons bezoek aan het Gallo-Romeins museum en een nachtje in Lyon, reisden we alweer door, maar onze eerste stop was niet zo heel ver. We hielden halt in Firminy waar we een heel bijzondere wijk wilden bezoeken, nl. Firminy Vert, een groep gebouwen ontwikkeld door Le Corbusier in de jaren ’60 en wereldwijd geprezen als één van de meest geslaagde na-oorlogse ruimtelijke ontwikkelingsplannen in Europa. Op de site vind je o.a. een kerk, een sportstadion, een cultureel centrum en een woonunit, allemaal gebouwd volgens de architecturale principes van het modernisme.

We besluiten eerst een kijkje te nemen aan het cultureel centrum en toevallig start er net een rondleiding met gids waarbij we nog kunnen aansluiten. Het wordt een rondleiding ‘en petit comité’, onze groep bestaat slechts uit 7 personen. Geboeid luisteren we naar het verhaal over het ontstaan van deze site. Hoe Firminy een plek was waar vooral arbeiders woonden in minder comfortabele omstandigheden (ze gingen meestal werken in de fabrieken in Sainte Etienne en omgeving), in gebouwen die grotendeels dateerden van voor 1914, hoe een burgemeester in de jaren ’50 vond dat dit anders en beter kon en een urbanisatieproject opstartte. We horen de gids vertellen over de visie dat een goede leefomgeving veel meer was dan een eigen woning, dat het grotere geheel een belangrijke meerwaarde had, met aandacht voor sport en ontspanning, met functioneel openbaar groen, aparte fiets- en wandelstructuren weg van het autoverkeer, met woongelegenheden waarin gemeenschappelijke ruimtes minstens even belangrijk waren als private delen, waar nagedacht werd over materiaalkeuzes die duurzaam waren, waar geëxperimenteerd werd met nieuwe technieken (geen zware steunmuren of balken voor het dak, maar spankabels die het geheel bij elkaar hielden en houden in het cultureel centrum), …

Ongelooflijk fascinerend, verrassend modern en actueel. Wat nu vaak als vernieuwend wordt voorgesteld, lag meer dan een halve eeuw geleden gewoon al op tafel bij Le Corbusier en werd daar – toch voor een stuk – gebouwd!

Le Corbusier stierf al in 1965, toen was enkel nog maar het cultureel centrum bijna klaar. Zijn leerling André Wogenscky zette zijn werk verder met de bouw van het sportcomplex en de woontoren (opgetrokken met een specifiek systeem van verhoudingen in gedachten, ontwikkeld door Le Corbusier, de Modulor) waarin ook een schooltje geïntegreerd was.
Het wooncomplex konden we hier niet bezoeken, maar in 2019 bezochten we al La cité radieuse tijdens ons verblijf in Marseille, dat volgens dezelfde principes was gebouwd.

Meer over de site in Firminy kan je ook zien in onderstaand filmpje.

 

De bouw van de kerk startte pas in 1971, zes jaar na de dood van Le Corbusier, en kreeg te maken met heel wat hindernissen. Als gevolg van politieke conflicten, o.a. over de scheiding van kerk en staat (en ongetwijfeld ook de economische crisis) lagen de werken stil van 1975 tot 2003. Uiteindelijk werd het gebouw toch afgewerkt door José Oubrerie, een oud-leerling van Le Corbusier. Het gebouw kreeg verschillende bestemmingen, van school tot schuilplaats.
Gezien de scheiding van kerk en staat mogen publieke middelen niet gebruikt worden voor religieuze gebouwen en daarom is het nu een culturele plek en geen officiële kerk (al kunnen er wel bepaalde diensten georganiseerd worden).

De vorm van het kerkgebouw is sowieso bijzonder. Het heeft best wel wat gelijkenissen met een pakboot. Het geheel is van buitenaf heel gesloten, maar binnen wordt er op een heel fijne manier met het daglicht gespeeld. Het licht komt binnen langs een aantal gekleurde schachten op verschillende momenten van de dag en door een reeks kleine gaten die samen het sterrenbeeld Orion vormen.

Ook de akoestiek in het gebouw is bijzonder en ik kan me voorstellen dat een concert meemaken hier een aparte beleving is.

In het onderste deel van het gebouw worden wisselende tentoonstellingen gegeven. Op het moment van ons bezoek liep er een boeiende interpretatie van enkele van de ideeën van Le Corbusier. Het erfgoed van deze bijzondere man inspireert duidelijk nog steeds verschillende ontwerpers.

Firminy stond al een tijdje op onze must visit list en we waren erg blij dat we de plek een bezoekje konden brengen, de rondleiding met de gids vormde een mooie aanvulling en deed ons met nog meer be- en verwondering rondkijken. En ja, ook onze tiener vond het een interessante plek om eens rond te kijken en de toelichting van de Franse gids waren nog net te volgen dus ook dat was een meevallertje 😉

Meer weten of zelf zin om de site eens te bezoeken? Alle info lees je op https://sitelecorbusier.com/

 

 

Marseille part 5: la cité radieuse – Le Corbusier

Een bezoek aan la cité radieuse van Le Corbusier was één van onze must sees in Marseille en het loonde zeker de moeite. Dit wooncomplex uit 1952 is ontworpen door Le Corbusier in samenwerking met de architect-schilder Nadir Afonso. Het complex werd gebouwd in de periode 1947-1952 maar de kern van het ontwerp dateert al van in 1925!

Het was tot dan het grootste uitgevoerde project van Le Corbusier: een betonnen flatcomplex van 18 verdiepingen met 337 appartementen, met interne winkelstraten en diverse faciliteiten (schooltje, winkel, restaurant …), het dak dient als zonneterras. De architectuur en ontwerp van het gebouw en haar omgeving worden gezien als de basis voor de Brutalisme-stroming.

Tot op vandaag is het gebouw bewoond en je kan er zelf ook logeren in het hotel of gaan dineren in het restaurant. De 7de en 8ste verdieping en het dakterras kan je vrij bezoeken. Wie een rondleiding met een gids boekt, kan ook binnenkijken in de appartementen. Aangezien wij onze planning nog wat flexibel wilden houden, hielden wij het bij een vrij bezoek en dat was voor ons eigenlijk al om duimen en vingers bij af te likken. Door meer te lezen over Le Corbusier en zijn ideeën, viel het me op dat ik hier meer dan eens een soort aha-erlebnis had en nu nog meer overtuigd ben van een aantal keuzes die wij maakten bij ons eigen bouwprojectje 🙂

Een van de belangrijkste doelstellingen van Le Corbusier was om mensen te helpen in het proces van savoir habiter: ‘weten hoe te leven’.
Le Corbusier wilde goedkope hogekwaliteitswoningen leveren, het leven gemakkelijker maken en de mensen via medegebruik verbinden met elkaar.

Centraal in Le Corbusiers idee van gemeenschap was het concept van La Ville radieuse. Stralende architectuur zou invloed uitoefenen op zijn omgeving en bovendien kan architectuur ‘stralend worden gemaakt’ door het gebruik van de ‘modulor’, Corbusiers eigen proportiesysteem.
Fundamenteel voor Le Corbusiers zoektocht naar gestandaardiseerde woningbouw was de zoektocht naar een gestandaardiseerde structuur ter ondersteuning. Zijn doel was de ideale structuuroplossing te vinden, en dit voor elk voorhanden zijnde materiaal.

 

Le Corbusier deed in zijn architectuur een beroep op de zintuigen en dit op verschillende manieren. Zo ontwierp hij bv deurklinken als uitnodiging tot aanraking en leuningen om het lichaam te ondersteunen. Hoewel zijn smaak in handgrepen en andere details veranderde gedurende zijn carrière, waren ze altijd glad en gebogen en prettig om aan te raken. Le Corbusier ontwierp deze duidelijk met de tastzin in gedachten. Zo fascinerend om dit te lezen over zijn werk en ook zelf effectief het gevoel te ervaren dat je die deurklinken gewoon eens wil aanraken (klinkt misschien heel gek maar ik stond daar dus echt in de gang te genieten van het vorm van een simpele deurklink).

 

Kleur werd bij Le Corbusier symbolisch gebruikt om het humeur te beïnvloeden en de aanwezigheid van bijzondere architecturale elementen te versterken of te verzwakken.

Le Corbusier was onvermurwbaar over de voordelen van het horizontale raam in termen van licht (iets wat wij zeker kunnen beamen en dagelijks ervaren). Hij spande zich erg in voor het onderzoek naar de verbetering van het raam, om zo de complexiteit te verminderen en er voor te zorgen dat ze makkelijker konden worden gebouwd.
Le Corbusier wilde ook het huis vrij maken van overbodige hoekjes en kantjes en een gevoel van ‘kalmte’ creëren in het huis door het gebruik van gegroepeerde zitplaatsen en oplossingen voor berging. Nog zo een visie waar ik mij 100% in kan vinden 🙂

Op het dak bevindt zich zowaar een zwembad en een aantal gebouwtjes die door de bewoners gebruikt kunnen worden. Ook nu nog is slechts een deel van het terras publiek toegankelijk (in een voormalig schoolgebouw is er nu ruimte voor kunst en tentoonstellingen), het zwembad is nog steeds enkel toegankelijk voor de bewoners.

Het uitzicht vanop het dak op de omgeving is prachtig, we blijven er dan ook een tijdje rondkijken en genieten nog even verder van het bezoek aan deze mooie site.
Sinds 2016 staat het gebouw trouwens op de Unesco werelderfgoedlijst en dat is niet meer dan terecht als je ’t ons vraagt.

La cité radieuse ligt op wandelafstand van het voetbalstadion van Olympic Marseille (not our cup of tea but just saying 😉 ). We namen de metro, wat heel goed meeviel, en wandelden via de grote Boulevard Michelet voorbij het moderne shoppingcenter Prado en het beroemde voetbalstadion naar onze bestemming.

Je kan gewoon het gebouw binnen wandelen en wordt door een bewaker vriendelijk verzocht om je naam en thuisland/-stad te noteren in een boekje voor de statistieken. Met de lift kan je naar de publieke verdiepingen waar je vrij kan rondlopen zo lang je wil 🙂

Nog meer lezen over deze bijzondere plek? Dat kan o.a. op de website van de bewonersvereniging.