Vorige zondag trokken we met vier bevriende koppels naar het SMAK voor een geleid bezoek aan de tentoonstelling Drawing, the bottom line.
Ik hou van het gebouw maar ik heb het soms moeilijk met de kunstwerken die er hangen, dikwijls spreken ze mij niet aan en soms snap ik ze gewoon niet. Daardoor kom ik ook iets minder vaak in dit museum dan bv het MSK of het Designmuseum. Door nu met een gids door de tentoonstelling te wandelen, kregen we iets meer kader en achtergrond mee en werd een en ander iets ‘duidelijker’. Het kan ook wel aan de kunstvorm gelegen hebben dat ik bepaalde werken meer kon waarderen.
Met tekenen kan je ook heel wat kanten uit en het hoeft niet altijd letterlijk met potlood en papier te zijn. Het kunstwerk van Julian Göthe aan ingang, waarbij met rubberen ‘touwen’ lijnen gespannen waren tegen de muur, vond ik bv. erg knap. Een strak lijnenspel en toch niet helemaal strak. Voor de kinderen werd trouwens een aparte gids met opdrachten uitgewerkt zodat ze spelenderwijs de tentoonstelling kunnen ontdekken.
De tentoonstelling is nog te bezoeken tot 31 januari 2016. Meer info op de website van het SMAK.
Op een onverwacht vrije zondagvoormiddag trokken wij naar het Gentse Caermersklooster, aan de rand van het Patershol. We brachten er een bezoekje aan de (gratis) tentoonstelling over de Gentse filmtheater.
Gent kent al van bij de start van de film een erg levendige bioscoop- en filmcultuur. Over de hele stad verspreid vind je een hele reeks filmzalen, van grote statige paleizen tot kleine wijkcinema’s, volkshuizen en tweederangsbioscopen. De Capitol, de Savoy, de Rex, de Plaza, de Metro, het zijn maar enkele van de vele namen waarvan de een misschien al bekender in de oren klinkt dan de ander.
Alles startte met de uitvinding van de cinematorgraaf van de gebroeders Lumière in 1896. De eerste voorstellingen kregen de Gentenaars te zien in reizende theaters en foren. De eerste stille film was te zien in een barak op het Sint-Pietersplein. De foorkramers wilden echter een vaste plek voor hun voorstellingen en de film evolueerde van een wetenschappelijk wonder naar een bron van vertier.
Een filmvoorstelling begon meestal met een journaal maar midden de jaren 1970 kwam er sleet op de formule. De televisie kwam immers stokken in de wielen steken wat betreft het brengen van (inter)nationaal nieuws. In 1975 kwam Daska met een alternatief: Gentse actualiteiten, streektelevisie avant-la-lettre als het ware. De zwart-witfilmpjes werden geproduceerd aan de Gentse Coupure en kenden veel bijval bij het publiek. En jawel, de komst van de regionale TV-zenders in de jaren 1980 zorgden ook hier voor het verdwijnen van de Gentse filmactualiteiten. In de tentoonstellingsruimte werd een mini-filmtheatertje gecreëerd waar enkele Daskafilmpjes over lokale filmactualiteiten worden vertoond. Online vond ik enkel een filmpje over een ander (maar minstens even interessant thema).
Ook het Gentse Wintercircus speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van de cinema. Aanvankelijk werden er heel wat reizende voorstellingen gegeven maar na verloop van tijd kwam er een vaste projector en werd de NIeuwe Cirk de grootste filmzaal van Gent met een aparte ingang voor het gewone volk en eentje voor de burgerij. Helaas maakte een grote brand in 1921 een einde aan dit verhaal. In 1924 heropende de zaal met een capaciteit van zowat 2400 plaatsen tot Wereldoorlog II. In de jaren ’70 verkocht Mahy, die het gebouw had gekocht en er zijn uitgebreide wagencollectie had gestald, het wintercircus aan Daska die er een multiplex van wou maken. Vergunningsperikelen zorgden er (toen ook al) voor de het project nooit gerealiseerd werd en we uiteindelijk zouden moeten wachten tot het project van de Krook waarin het Wintercircus is opgenomen. Een installatie op het Lichtfestival eerder dit jaar refereert nog naar alle verschillende functies van het wintercircus.
In 1911 opent de eerste echte bioscoop, Oud Gend, in de Statiestraat. In 1938 verandert de naam in de Century. De zaal zou blijven bestaan tot 1985. Ook in 1911, later dat jaar, opent naast Oud Gend de Modern Palace, later de Select. vanaf 1932 spelen hier vooral films die eerst in première gingen in de Capitol. De zaal sloot haar deuren in 1982. Beide zalen werden trouwens afgebroken om plaats te maken voor het Urbiscomplex aan de Zuid.
In 1932 opende het filmpaleis Capitol, een gebouw met een monumentale gevel, plaats voor 1.663 kijkers en voorzien van alle modern comfort (akoestiek, klimaatregeling, een lichtorgel, een limonadier, een tearoom, …) De gevel wordt elke week versierd met een indrukwekkend calicot en in de zalen draaien de grote premières van Amerikaanse en Europese films. Schaalmodellen van de filmzalen worden in vitrines van winkels geplaatst om mee promotie te maken voor de nieuwe voorstellingen. Helaas wordt ook hier in de jaren ’80 het faillissement aangekondigd.
Nog een hele reeks andere zalen worden in de tentoonstelling in de kijker gezet. De Actual (later Cinéac en nog later Eldorado) en de Pathé (later Majestic, waar in 1930 de eerste geluidsfilm in de stad wordt vertoond) in de Veldstraat.
In 1933 wordt de Rex aan het Maria Hendrikaplein ontworpen door de man die eerder al de Capitole had geconcipieerd. Het ontwerp is geïnspireerd op de Parijse Cinéma Rex en er worden vooral Amerikaanse films gedraaid. Het pand staat inmiddels al vele jaren te verkrotten maar een burgerinitiatief ‘Red De Rex’ ijvert voor een grondige renovatie en eerherstel voor dit mooi stukje cultureel erfgoed.
Van vele namen had ik al gehoord, maar het ‘Leopolleke’ op de hoek van het Sint-Pietersplein was mij niet bekend. Misschien door (of ondanks?) de ietwat ‘aangebrande’ reputatie van de zaal. In de zomer van 1981 brandde de zaal volledig uit. Het gerecht vermoedde kwaad opzet maar blijkbaar is de zaak nooit echt helemaal uitgeklaard.
In 1914 opent Vooruit een cinema in de onderste zaal van de achterbouw. Door het grote succes worden er ook films in de theaterzaal gedraaid. In 1931 wordt de eerste Gentse filmclub opgericht. Vanaf de jaren ’60 wordt de cinema verlieslatend en begin de jaren ’80 houden ze er ook daar mee op.
Al vanaf 1912 worden er aan de Sint-Michielshelling films vertoond. De zaal kreeg maar liefst 7 verschillende namen: Patria, Regent, Splendid, Palace, Plaza, Calypso en uiteindelijk Sphinx.
In 1969 opent Studioscoop aan het Sint-Annaplein. In 1974 organiseren zij voor het eerst het Gentse Filmgebeuren, de voorloper van het Filmfestival. Al van bij het begin tot vandaag trekt Studioscoop vooral de cinefiele kaart.
Gent staat vandaag synoniem voor het Internationaal Filmfestival, gestart in de jaren ’70 en steeds verder uitgegroeid tot een professioneel en vermaard festival dat jaarlijks grote namen uit binnen- en buitenland op de rode loper telt.
Eind 1981 worden de eerste vier zalen van het filmcomplex Decascoop in gebruik genomen. Uiteindelijk zou het complex 12 zalen groot worden. Deze muliplexbioscoop beschikte over alle vormen van modern comfort en wou de bezoeker een nieuwe filmervaring bieden. In 1998 wordt Decascoop een beursgenoteerd bedrijf en in 2007 wijzigt de naam naar Kinopolis. Intussen worden al lang niet meer enkel films vertoond maar ook grote theatervoorstellingen (ballet, opera, …) en sportmanifestaties.
Ook heel wat Gentse wijken, Brugse Poort, Muide of Rabot, telden diverse wijkbioscopen. Deze werden vaak in bijberoep uitgebaat. De meest gekende, de Vier Winden, ligt (lag) op de hoek van de Zwijnaardsesteenweg en de Ottergemsesteenweg. Er werden al films vertoond in 1907. De zaal heette later nog Astrid Palace en Movy, maar is wellicht meest bekend onder de naam Metro, die het hield tot de sluiting in 1981.
De hele tentoonstelling is een echte trip down Memory Lane, zeker voor Gentenaars of mensen die vroeger veel in Gent uitgingen. We kijken met plezier naar de foto’s, ontwerpplannen van de filmtheaters, oude krantenartikels, posters en geluidsfragmenten.
De tentoonstelling eindigt met een reeks grote portretten van oude (en soms al verdwenen) filmtheaters in Noord-Amerika. Velen wachten op restauratie, een deel verdween onder de sloophamer en een deel kreeg een nieuwe bestemming als sporthal, restaurant of winkelcomplex.
Ook zin gekregen om een kijkje te nemen?
De tentoonstelling is nog te bezoeken tot 3 januari 2016, elke dag (behalve maandag) van 10 tot 17u.
Het Caermersklooster vind je in de Vrouwebroersstraat 6 in Gent.
In de paasvakantie liep de tentoonstelling De Zee, salut d’honneur Jan Hoet – een hommage aan Jan Hoet in het Oostendse MuZee en daarbuiten – ten einde. Dus trokken wij op een zonnige maar nog ietwat frisse vakantiedag richting Oostende om de stad en het museum met een bezoek te vereren.
Lang geleden was ik al eens in Muzee en in mijn herinnering was dat een modern museum. Wellicht zijn we in Gent verwend maar nu viel het gebouw me toch een beetje tegen. De tentoonstelling gelukkig niet, die was zeker de moeite waard. Anderzijds vond ik het wel een beetje overdreven dat tickets in het weekend en elke dag van de vakantie sowieso de helft meer kostten (16 euro ipv 10 euro) en je bovendien nog eens moest bijbetalen wanneer je de route voor de buitententoonstelling erbij wou hebben. Voor die prijs had een A4-tje met een routebeschrijving toch inclusief mogen zijn (en voor de liefhebbers kan men dan nog altijd een bijkomende publicatie aanbieden).
Binnen mochten geen foto’s worden genomen, ook niet zonder flits. U zal me dus op mijn woord moeten geloven dat er mooie stukken te zien waren. Buiten kon dat gelukkig wel en de tocht naar de verschillende punten op de wandelroute werd meteen een herontdekking van de stad zelf. Het was immers jaren geleden dat we nog eens in Oostende waren en het moet gezegd, de stad is een stuk mooier dan ze in mijn herinnering zat. Er waait duidelijk een nieuwe wind. Die wind was trouwens ook letterlijk heel prominent aanwezig, onze jas/trui konden we nog goed gebruiken.
Het werd een ietwat a-typisch dagje aan zee maar wel eentje dat ons gesmaakt heeft.
Op een grijze zondagmorgen wandelen wij naar de Sint-Pietersabdij voor de opening van een tentoonstelling over het leven en werk van Carll Cneut. De man is geen onbekende voor ons, hij leerde onze spruit enkele kneepjes van het tekenen in de derde kleuterklas en ze volgde bij hem ook al een workshop in de bibliotheek, nog steeds kan ze zich deze activiteiten heel goed herinneren. De hoogste tijd voor ons dus om het werk van de man, die jong en minder jong duidelijk weet te begeesteren, van dichterbij te leren kennen. Carll Cneut is inmiddels één van de bekendste een meest gelauwerde illustratoren van Europa. In 1996 debuteerde hij als (prenten)boekillustrator met de poëziebundel Varkentjes van marsepein. In 2003 verscheen het eerste boek waarvoor hij zowel de illustraties als de tekst maakte The Amazing Love Story of Mr Morf. Intussen dragen al tientallen boeken van zeer uiteenlopende auteurs zijn signatuur, werden zijn boeken al meer dan 170 keer vertaald en verschenen ze in 35 landen.
De tentoonstelling bestaat uit drie delen. In het inleidend deel hangen op panelen in de vorm van uitvergrootte notitieblaadjes hele reeksen polaroids, genomen door Carll Cneut gedurende twee jaar. Deze beelden geven een unieke inkijk in het leven van de kunstenaar.
Na de inkijk in het dagelijks leven, stappen we in deel 2 van de tentoonstelling bijna letterlijk in het hoofd van Carll Cneut. We krijgen een koptelefoon mee – keuze trouwens uit Nederlands of West-Vlaams – waarbij we de stem van Wouter Deprez horen die urenlange interviews verwerkt heeft tot teksten en verhalen die kleur en betekenis geven aan de foto’s, filmpjes en afbeeldingen uit het leven van de kunstenaar. Jeugdherinneringen en fantasie vloeien door elkaar en toveren regelmatig een glimlach op de lippen van de bezoekers. De West-Vlaamse versie van de audioguide is echt een aanrader en goed te begrijpen door iedereen die een beetje voeling heeft met het West-Vlaams. Dit deel van de tentoonstelling doet sterk terugdenken aan de tentoonstelling over de blauwe vogel van Maeterlinck (ook in de Sint-Pietersabdij en ook erg de moeite trouwens) en er zijn ook enkele beelden die terugkeren want Carll Cneut werkte toen samen met Do van Ranst aan een kinderversie van het boek.
Het derde deel van de tentoonstelling is het meest klassieke onderdeel met een hele reeks tekeningen en schilderijen van Carll Cneut, van zijn beginjaren tot vandaag. De originele tekeningen uit een vijftiental van zijn boeken zijn ware pareltjes en verschillende bezoekers zouden er zo eentje (of meer) mee naar huis willen nemen. De kunstenaar werkt trouwens het liefst met acrylverf , maar voegt er vaak iets aan toe: pastel, potlood, wasco of inkt. De keuze van het materiaal wordt mee bepaald door het verhaal zelf, zoals het dromerige van pastel bij De Heksenfee of heel fragiele inkttekeningen in de tuin de De gouden kooi.
Als kers op de taart verhuist Carll Cneut zijn werkkamer voor de duur van de tentoonstelling naar de Sint-Pietersabdij. Wie dus geluk heeft, kan de kunstenaar in hoogsteigen persoon aan het werk zien in zijn (tijdelijk) atelier.
Praktisch
van 2 december 2014 tot 10 mei 2015 in de Sint-Pietersabdij
gratis voor Gentenaren op zondag van 10 tot 13u
Alle openingsuren en prijzen vind je op de website van de abdij
Dit artikel verscheen eerder in lichtjes andere vorm op Gentblogt.