Category Archives: Reizen

Tuinen van Versailles – park en zoveel meer (deel 2)

Dat er in het park van Versailles veel fonteinen en standbeelden staan, dat weet wellicht zowat iedereen, maar het park heeft nog veel meer te bieden. Nog een kleine bloemlezing in woord en beeld 🙂

Het Grand Trianon is een groot lustpaviljoen in de kasteeltuin, genoemd naar een voormalig gehucht Trianon. Het gehucht Trianon werd in 1668 gekocht door Lodewijk XIV, hij verenigde dat met het Domein van Versailles en liet het vervolgens volledig slopen (!) om er in 1670 een paviljoen te laten bouwen. Bij de eerste versie werden de gevels bekleed met blauwe en witte porseleinen tegels en kreeg het daarom de naam Trianon de Porcelaine. Later besloot Lodewijk XIV dit paviljoen te vervangen door een groter. Het huidige gebouw bestaat uit twee vleugels in lichtgeel marmer, die door een galerij met Ionische zuilen uit rood marmer, verbonden worden. De galerij gaf aanleiding tot de naam, Trianon de Marbre. Het lustpaviljoen werd gebruikt door de koninklijke familie om de strenge hofetiquette te ontvluchten en dichter bij elkaar te kunnen zijn.

Het gebouw werd in de 18e eeuw verwaarloosd. Napoleon III en later Louis-Philippe lieten het in ere herstellen. De appartementen bevatten salons, chambres en antichambres.
Leuk weetje: een kamer die eerst de studeerkamer van Louis XIV was, werd door Louis XV samen met een andere kamer gecombineerd tot een eetkamer. Tijdens de regeerperiode van Louis-Philippe werd het een salon en in 1845 een slaapkamer voor zijn dochter Louise-Marie en haar echtgenoot, Leopold I van België (!) En dus zie je er nu tijdens je bezoek een bordje met de titel Kamer van de koningin der Belgen 🙂

Het interieur van Le Grand Trianon is in 1965, op last van Charles de Gaulle, volledig gerestaureerd in Empirestijl en in de stijl Louis-Philippe. Sindsdien is een gedeelte van de rechtervleugel beschikbaar voor de Franse president en wordt het ook gebruikt als verblijf voor buitenlandse staatshoofden die op staatsbezoek zijn. Dat stuk van het gebouw is niet toegankelijk voor het publiek trouwens 😉

Het bloemenperk vlakbij Le Grand Trianon zou je een plantaardig dierenpark kunnen noemen, hier was volgens mij een tuinaanlegger met gevoel voor humor aan het werk 😉 De planten hebben allemaal een naam die verwijst naar een dier.

Het Petit Trianon is een klein(er) lustpaviljoen, niet zo ver van ‘zijn grotere broer’. Het paviljoen werd gebouwd in de 18de eeuw als een klein kasteel. Het Petit Trianon was een geschenk van Louis XV aan Madame de Pompadour. Omdat zij vóór de voltooiing stierf, nam hij het gebouw in gebruik met Madame du Barry, een van zijn andere maîtresses (!)
Marie Antoinette kreeg het dan weer in 1775 cadeau van Lodewijk XVI. Ze liet het park eromheen, dat voordien overdag toegankelijk was voor het publiek, afsluiten. Het gebouw werd in de 20e eeuw grondig gerestaureerd en het Petit Trianon en de achterliggende tuinen zijn nu (opnieuw) open voor het publiek. Bij het Petit Trianon ligt ook een (kunstmatige) grot en een ‘liefdestempel’.

In het park vind je nog steeds prachtige oude bomen die de statigheid van de omgeving versterken.

Vlakbij bevindt zich Le Hameau de la Reine, wat ik toch wel de grootste verrassing van Versailles vond. Midden in een park met klassieke Franse tuinen en weelderige fonteinen, beland je plots in een imitatiedorpje in Engels stijl. Dit kleine dorp werd op verzoek van koningin Marie Antoinette gebouwd omstreeks 1785. Ze wilde daar kunnen leven als “boerin”, weg van het hofprotocol. Het dorpje telt een tiental huizen waaronder een watermolen (die verder geen functie had), een schapenstal en een boerderij. De vorstin hoedde de (geparfumeerde!) schapen en molk zelf koeien samen met haar hofdames. Le Hameau werd een bron van ergernis en spot voor de bevolking en gezien als een decadente uitspatting van een wereldvreemde vorst(in).

Wij liepen meer dan vijf uur rond in het park en op het einde van de dag stonden er meer dan 30.000 stappen op onze teller. Moet het nog gezegd dat er veel te zien was 😉

Alle praktische info lees je op https://www.chateauversailles.fr/

Tuinen van Versailles – park en zoveel meer (deel 1)

Na het kasteel mag een bezoekje aan de tuinen zeker niet ontbreken. Je komt ogen te kort in het kasteel, maar dat geldt net zozeer voor de tuinen, die verrassend (en) groot zijn. De wereldberoemde tuinen van Versailles zijn aangelegd door tuinarchitect André Le Nôtre, die wel meer knappe tuinen op zijn palmares heeft (en graaf Caraman, voor de 18e-eeuwse tuinen van het Klein Trianon).

De tuinen tellen heel wat vijvers en fonteinen, honderden beelden, paviljoenen, zuilengalerijen, bloemperken, lusthofjes, een oranjerie, een grot en een groot kanaal. Tijdens het ancien régime was het park 6.000 ha groot en omsloten door 43 km muur. De totale oppervlakte bedraagt nu nog steeds 815 ha (waarvan 300 ha bos en woud). De tuin staat trouwens in het Guinness Book of Records als de grootste aangelegde tuin ooit.

Het dichtst bij het kasteel liggen de meer strakke en heel typische tuinen met mooie (bloemen)perken en geometrische structuren, uiteraard ook met de nodige waterpartijen en fonteinen. Het (uit)zicht op de omgeving is ronduit indrukwekkend.

Heel bijzonder in Versailles zijn het grote aantal werkende fonteinen die er nog precies bij liggen zoals in de tijd van de Zonnekoning. Lodewijk IVX was echt verzot op waterpartijen. De vergulde fonteinen en bassins staan allemaal perfect symmetrisch opgesteld. Het waterverbruik was enorm, er werden daarom speciale kanalen en aquaducten van de Seine aangelegd om Versailles van water te voorzien en de fonteinen werden zelfs enkel in werking gesteld als de koning in de buurt was. De fonteinmeesters floten naar elkaar om de komst van de koning te melden en de fontein op te starten. Er was in de 18de eeuw immers niet genoeg waterdruk om alle fonteinen tegelijk te laten spuiten. Er zijn 55 vijvers en bassins, die per uur 3.600 m³ water verbruiken, en ruim 2.400 fonteinen, waarvan 600 antieke die nog steeds werken dankzij 35 km buizen. Indrukwekkende cijfers, toch?

Ook nu spuiten niet alle fonteinen continu, het is even kijken op het kaartje om de locaties en de tijdschema’s zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen. Uiteraard is het leuker om de fonteinen ‘in actie’ te zien, maar heel wat locaties zijn zelfs zonder stromend water zeer de moeite om te bezoeken. Het moet hier in de tijd van Louis XIV écht wel de moeite geweest zijn om dit te kunnen en mogen meemaken.

De koning genoot van de natuur in Versailles. Hij was zeer trots op zijn eigen tuin en wilde ze steeds vergroten. Hij liet grote perken met gras inzaaien, tapis verts genoemd, zodat de hovelingen erop konden wandelen tijdens de vele feesten. Lodewijk XIV organiseerde trouwens schitterende spektakels met vuurwerk, muziek en toneel in het park.
Het Grand Canal is 1.560 meter lang en 120 meter breed. Er werd ruim drie jaar gewerkt aan de bouw ervan. Vanaf 1669 vonden er waterfeesten plaats en er werden zelfs gondels uit Venetië overgebracht. Op het Grote Kanaal werden zeeslagen nagebootst met kleine kanonnen en vuurwerk. De gasten kon zich vergapen aan een ongeëvenaarde pracht.

Waar de omgeving direct rondom het kasteel meer als tuin is ingericht, is de rest veeleer als park te omschrijven, een reusachtig park dan wel. Er zijn grote lanen die samen met kleinere laantjes nog steeds een strak geometrisch patroon vormen (alleen kan je dat als wandelaar moeilijker zien, zo zonder plan). In het park zijn open plekken met gras- en bloemenperken, maar even goed met vijvers, fonteinen, heuse tuinkamers vol beeldhouwwerken en toegangspoorten, de ene al indrukwekkender dan de ander. Er is zelfs een grot vol standbeelden!

Een deel van het park is vrij toegankelijk, waaronder de omgeving van het Grand Canal. Wie dat wil, kan er picknicken langs het water of zelfs een bootje huren om op het water te  varen, een zondagse activiteit die nog steeds veel bezoekers kan bekoren, zagen we.

Heel verrassend vond ik het ‘Bosquet du théâtre d’eau’, in de 17de eeuw ontworpen als een openluchttheater waarin ‘uiteraard’ het meest spectaculaire wat toen mogelijk was op vlak van fonteinen aan bod kwam. Dit watertheater was echter extreem duur in onderhoud en werd in de 18de eeuw al vervangen door een meer bescheiden inrichting. In 2009 lanceerde men een wedstrijd om dit stukje bos in ere te herstellen en wat er nu te zien is, werd in 2015 opgeleverd. Heel modern, heel bijzonder, maar ik vond het wel zeer geslaagd. Oud en nieuw kunnen er duidelijk heel mooi samen gaan 🙂

 

Versailles, le château

Het is een van de grootste kastelen ter wereld en een van de meest bezochte bezienswaardigheden van Frankrijk (meer dan vijf miljoen bezoekers per jaar, waarvan driekwart buitenlanders en ja, wij waren er daar drie van dit jaar).

Het kasteel van Versailles is al sinds 1792 een nationaal museum, het Musée des châteaux de Versailles et de Trianon. Wij spreken ook wel van een paleis, maar officieel is het een château, een kasteel, en geen ‘palais’ omdat dit verwijst naar een gebouw in de stad en het kasteel van Versailles in oorsprong op het platteland werd gebouwd (de stad Versailles is later in opdracht van Lodewijk XIV naast het kasteel gebouwd, daarvoor was er enkel een dorpje!). Bovendien was het aanvankelijk ook een echt kasteel dat door de verbouwingen de uitstraling van een “paleis” kreeg. Het paleis telde 226 woningen en dubbel zoveel appartementen. Men schat dat er op het einde van de regeerperiode van Lodewijk XIV dagelijks tussen de 3000 en 10.000 hovelingen in Versailles verbleven. Toch wel cijfers om van te duizelen, continu tussen zoveel volk zitten ‘in uw eigen verblijf’.
Het kasteel was de voornaamste residentie van de Franse koning, maar ook het regeringscentrum en het militaire hoofdkwartier van Frankrijk.

Wij bestelden onze tickets vooraf online. Op die manier ben je zeker van je timeslot  en moet je enkel nog aanschuiven voor een kleine veiligheidscontrole. Heb je geen ticket vooraf gekocht, dan kan het zijn dat je lang(er) moet wachten omdat een timeslot volzet is en dat wil je toch liever vermijden.
Je kan een app downloaden op je smartphone voor een plan en extra info, wij besloten het zonder te doen omdat je al ogen tekort komt om rond te kijken en foto’s te maken 😉

Beelden, schilderijen (zot hoe vaak het kasteel op doek is gezet, maar wel handig om zo de verschillende bouwfases te zien), maquettes, een 3D-animatiefilm … brengen het verhaal van het kasteel.

Ik kon het niet laten om weer eens een traphal op foto te zetten 😉

De verschillende kamers en zalen zijn zo rijkelijk (om niet te zeggen vaak overdadig) versierd dat je gewoon ogen tekort komt. De opeenvolgende kamers hebben telkens weer andere kleuren van behang/muurbekleding en gordijnen, de plafondschilderingen zijn meestal meer dan indrukwekkend.

En dan is er ook de befaamde spiegelzaal, één van de grootste zalen van het paleis. Ze is uiteraard rijk versierd met schilderingen en beelden en o.a. bekend omdat hier de vrede van Versailles ondertekend werd aan het einde van de Eerste Wereldoorlog.

De koninklijke slaapkamer, met luxueus hemelbed, van Lodewijk XIV is het middelpunt van het kasteel. Hier kon het publiek de vorst zien opstaan en slapen gaan (!) Alles in goudkleur in deze kamer is trouwens ook echt goud (bladgoud, goudgaren, …). Een wel zeer milde gift (met de uitdrukkelijke vraag om het geschonken geld hiervoor te gebruiken) zorgde er een aantal jaar geleden voor dat deze kamer in volle pracht en praal kon worden hersteld.

Daaromheen liggen de koninklijke vertrekken, in originele staat teruggebracht, deels met meubilair dat bewaard gebleven is, deels met replica’s.

In de ‘studeerkamer’ staan prachtige globes en klokken.

Even het binnenplein oversteken naar een andere vleugel

Ook van (keizer) Napoleon (van wie we de dag voordien nog een kasteel bezochten in Malmaison) valt heel wat te zien, verschillende schilderwerken brengen de geschiedenis van deze man ook hier terug tot leven.

In een galerij die even goed deel had kunnen uitmaken van het Louvre hangen de vele overwinningen geportretteerd, over Waterloo viel niet meteen een schilderij terug te vinden 😉

Eind juni was het nog vrij goed te doen qua drukte. Veel Aziatische bezoekers, maar voor de rest toch iets minder toeristen omdat het nog geen zomervakantie was. Daardoor was er doorgaans voldoende ruimte om rond te kijken en soms zelf mogelijk om foto’s te maken zonder al te veel mensen op 😉 Het was wel vrij warm binnen, ook al stonden er nog heel wat ramen en deuren open om de ochtendkoelte binnen te laten. Ik weet niet hoe het er tijdens hete zomers zoals deze is, maar ik vermoed toch een stuk minder aangenaam met nog meer bezoekers en veel hogere temperaturen.

Wij liepen ongeveer een 2.5 – 3u u rond in het kasteel en verkenden vervolgens het parkgebied en de andere gebouwen, maar daarover meer in een volgend verslag.

Alle praktische info lees je op https://www.chateauversailles.fr/

 

Les écuries royales @Versailles

Een stuk(je) minder druk bezocht dan het wereldberoemde paleis van Versailles, maar zeker ook de moeite waard en bovendien gratis, zijn de koninklijke stallen en het koetshuis.

De stallen zijn twee aparte gebouwen tegenover het paleis en zijn gebouwd in de vorm van een hoefijzer. In de weekends worden in het ene gebouw paardenshows gehouden en je kunt een groot aantal oude koetsen bewonderen. In het andere gebouw is een museum met beeldhouwwerken en een architectenopleiding. Wij brachten als afsluiter van onze stadswandeling nog een bezoekje aan het koetshuis.

De koetsen die er staan, zijn behoorlijk indrukwekkend te noemen. Uitbundig versierd, prachtig beschilderd, heel veel details, kortom een prachtig staaltje vakwerk (en pronkzucht, dat ook wel).

Er stond ook een collectie bijzondere sledes, de ene al specialer dan de andere en sowieso van een andere afwerkingsgraad dat het ‘standaard sleetje’ 😉

Ook naar het tuigwerk voor de paarden ging ‘uiteraard’ de nodige aandacht.

Het laatste voertuig in de ruimte was een indrukwekkende rouwkoets.

Opgelet: je kunt Les Écuries Royales alleen ‘s middags bezoeken, ze zijn open van 12:30 tot 18:30 uur.

Versailles, la ville

Uiteraard is Versailles vooral gekend en beroemd omwille van het prachtige paleis en het bijbehorende park, de meest in het oog springende plek, maar ook de (rest van de) stad is best de moeite om eens in rond te lopen.

Het is een vrij open en ruime stad met heel wat brede lanen en ruimte zowel voor groen, voor fietsers, als voor wagens om te parkeren, iets wat in Frankrijk toch niet altijd het geval is 😉

Een aantal van de elektriciteitskastjes zijn mooi beschilderd met verwijzingen naar historische figuren en verhalen.

De oorspronkelijke koopmanshuizen uit de tijd van Lodewijk XV hebben plaats gemaakt voor de huidige Hallen. Deze zijn gebouwd in 1841 op een plein uit de tijd van Lodewijk XIV. Elke dinsdag- vrijdag- en zondagmorgen is er hier markt op het plein. De hallen zelf staan als een soort hoekelementen aan de vier kanten van het plein en vormen ‘le carré à la farine’, een marché alimentaire, waar je elke dag terecht kan voor verse vis, vlees, charcuterie, primeurs, ….. Op zondag sluiten ze om 14u, de andere dagen kan je er terecht tot 19.30u (opgelet, wel gesloten van 13u tot 15.30u). De foodies zullen hier ongetwijfeld wel iets naar hun zin vinden :p

In de stad vind je trouwens ook le potager du roi. Lodewijk XIV gaf advocaat en tuinman Jean Baptiste de la Quintinie de opdracht om een grote moestuin aan te leggen. Ook nu nog wordt hier groente en fruit geteeld. Je kan de ommuurde tuin tegen betaling een bezoekje brengen (maar aangezien het al dicht bij sluitingstijd was, lieten we dat maar zo) en er zelfs lessen volgen. Voor wie van (moes)tuinieren houdt beslist een leuke tip lijkt me.
Op de plek waar je er vroeger het cachot (Geôle) vond, ontwikkelde zich dan weer een antiekwijk. Verschillende kleine straatjes en steegjes met heel wat winkeltjes, elk met hun eigen specialiteit.

In de stad zijn er trouwens best veel winkels, zowel klassiekers (grote ketens) als bijzondere of leuke kleinere winkeltjes. Wie graag winkelt, kan dus duidelijk ook in Versailles terecht en uiteraard zijn er voldoende plekjes waar je terecht kan om iets te eten of te drinken 😉

Al wandelend door de stad liepen we ook nog langs het oude koninklijk hospitaal, dat gerestaureerd en heringericht werd en nu o.a. plaats biedt aan (sociale) woningen, studentenverblijven, een crèche, handelsruimtes, … en een publieke tuin.

Weinig opvallend qua gebouw, maar erg belangrijk historisch gezien, is de zaal van het “Jeu de Paume”. Een sportzaal, gebouwd in de 17de eeuw voor het hof, maar wereldberoemd geworden omdat ze gebruikt werd op 20/6/1789 voor het afleggen van de eed bij de start van de Franse Revolutie. Intussen vind je er ook een museum over die Franse Revolutie. Een tip dus voor liefhebbers van (Franse) geschiedenis 🙂

Verder tijdens onze wandeling liepen we ook nog langs het imposante stadhuis en langs het eerder kleine, maar mooie stationsgebouw en ontdekten we nog een (voormalige) bioscoopzaal met een prachtige gevel.

Altijd weer grappig hoe mensen zich omdraaien om te kijken waarvan ik een foto aan het maken ben wanneer het niet om een bekend monument gaat of iets heel typerend, maar zoals hier om een gebouw waar ze soms dagelijks langs lopen niet beseffend hoe mooi het eigenlijk wel is.

Ik denk dat hiermee wel duidelijk is, dat Versailles meer is dan het fenomenale paleis en dat de stad zelf zeker ook een bezoekje verdient 🙂

Malmaison

Het leek ons een leuk idee om na de juni-examens enkele dagen op stap te gaan: ideaal om te ontspannen na een stresserende periode – voor Maya zeker en vast, maar ook ik ‘mocht’ delen in de examenstress 😉 – en nog net iets rustiger voor de echte zomervakantie start. Maya had al laten weten dat ze graag eens Versailles wou bezoeken (en wij zagen dat ook helemaal zitten want al lang op ons lijstje), ik wilde sowieso eens naar het huis en de tuin van Monet in Giverny en dus werkte M. een vakantieprogramma van 3 dagen uit met nog een aantal extra’s. Voer dus voor enkele blogverslagjes (die hier hopelijk snel zullen verschijnen).

Onze eerste dag startte uiteraard met een autorit richting Parijs. De stad en de Périphérique konden we grotendeels links laten liggen, letterlijk en figuurlijk want wij reden richting Rueil-Malmaison, eigenlijk een grote voorstad van Parijs, op pakweg 10 km ten westen van het centrum, aan de linkeroever van de Seine. Ons doel: het kasteel van Malmaison, vooral bekend als de woning van Napoleon I en zijn vrouw Joséphine de Beauharnais.

In de zesde eeuw stond op de plaats van het huis al een koninklijke villa, met de naam mala-mansio, eigendom was van een zoon van de Frankische koning Clovis I. In het begin van de 17e eeuw werd het landhuis gebouwd. Joséphine de Beauharnais woonde er in de buurt en zij besloot het huis te kopen. Toen was Napoleon nog gewoon generaal en helemaal niet blij met de aankoop want het pand moest dringend gerenoveerd worden (de naam malmaison paste duidelijk bij de staat van het huis).
Toen hij er kort daarna wel de middelen voor had, werd het huis verbouwd in Empirestijl. De ingang kreeg de vorm van een legertent (net als de slaapkamer trouwens), ter herinnering aan zijn tocht naar Egypte.

De verschillende kamers (en dat zijn er wel wat) zijn meestal rijkelijk versierd, vaak met verwijzingen naar de klassieke oudheid, en duidelijk bedoeld om gasten te ontvangen (en te imponeren).

Voor de bibliotheek werden twee ruimtes samengevoegd tot één, bijzonder mooi geheel.

Ook bijzonder, en tegelijk een beetje grappig, is hoe de slaapkamers inderdaad zijn ingericht als was het een tent, met ronde vormen en speciale doeken tegen de muren om de suggestie van een tent te creëren. Eentje voor meneer en eentje voor mevrouw.

In de tuin kwam een openluchttheater, een passie van Napoleon, die zijn familie en personeel liet optreden. Joséphine richtte zich vooral op de parkaanleg.

Toen Napoleon – om politieke redenen – in 1809 van Joséphine scheidde, schonk hij haar Malmaison. Zij kreeg bovendien voldoende financiële middelen om het huis verder op te knappen.
Josephine kocht alle in de omgeving van Malmaison beschikbare bossen en landerijen op en liet haar passie voor de dieren- en plantenwereld de vrije loop. Ze beschikte over een volledige menagerie met struisvogels, fazanten, zwarte zwanen, emoes, gemzen, lama’s, een zeehond en apen. Tientallen soorten exotische planten werden aangevoerd om op te groeien in het park of in de kassen. Naar het schijnt, zou de hortensia naar haar dochter vernoemd zijn. Heel bijzonder waren haar rozen. Malmaison werd een botanische tuin met grote faam, waaraan kosten noch moeite waren bespaard.
Er staan vandaag nog een aantal machtige oude en grote bomen in het park en de tuin werd deels in de oorspronkelijke staat hersteld.

Na haar dood in 1814 erfde haar zoon uit haar eerste huwelijk Malmaison. Na de Slag bij Waterloo woonde Napoleon van 22 tot 29 juni op Malmaison voordat hij vluchtte naar Rochefort. Malmaison kreeg nog verschillende eigenaars, tijdens de Frans-Duitse Oorlog werd het zwaar beschadigd, de gronden rondom het huis werden deels verkaveld en verkocht tot er enkel nog een park van 6 ha bleef.

Sinds 1904 is Malmaison eigendom van de Franse staat en vind je er een museum ter nagedachtenis aan Napoleon (en Joséphine).

Op de bovenste verdieping vind je nog heel wat info over de periode van het ballingschap van Napoleon. Aan comfort bleek het hem precies toch niet te ontbreken op Sint-Helena wanneer je onderstaand meubilair ziet 😉

Op een boogscheut van het wereldberoemde Versailles is een bezoekje aan Malmaison zeker de moeite waard. Er ligt een gratis parking, weliswaar een beetje verborgen, vlakbij (bussen moeten in de buurt gewoon in een straat staan wat voorbijrijden soms wat moeilijker maakt, maar wij zagen dat er tussen elke bus toch wat ruimte gelaten was waar een auto even kon opzij gaan staan om een tegenligger door te laten). Naast een bezoek aan het kasteel en de tuin, kan je ook nog een wandeling maken in de omgeving.

Alle praktische informatie (openingsuren, tickets, tijdelijke tentoonstellingen etc.) vind je op de website van de site.

Lavaux-Sainte-Anne

In het voorjaar bracht ik een leuk boek mee uit de bibliotheek met 1000 tips over plekken in België die je gezien moet hebben. Veel bekende plekken uiteraard, maar ook zaken die we nog niet kenden en waarvan er wel een aantal op ons must-visitlijstje kwamen. Eentje daarvan bleek min of meer op onze route te liggen toen we terugkeerden van ons bezoek aan Luxemburg, nl. het kasteel van Lavaux-Saint-Anne (deelgemeente van de stad Rochefort).

Wij hadden nog niet van deze plek gehoord, maar het kasteel is blijkbaar opgenomen in de lijst van het belangrijkste erfgoed van het Waalse gewest en is als symbool van de Famenne, één van de beroemdste gebouwen in Wallonië. Veel bekender bij de Vlamingen is ongetwijfeld Han-sur-Lesse dat daar niet zo ver uit de buurt ligt (dat was al eens deel van een daguitstap in 2014) 🙂
Maar wij lieten de reclameborden voor de grotten en het dierenpark voor wat ze waren en volgden de pijltjes naar het kleine Lavaux-Saint-Anne dat inderdaad over een mooie toeristische troef beschikt.

De oorsprong van het kasteel gaat terug tot de 15de eeuw, maar begin 20ste eeuw bleef er niet veel meer dan een ruïne over. Van 1933 tot 1939 werd de gigantische restauratie uitgevoerd onder toezicht van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen.

Sinds 1933 is het kasteel eigendom van de “League of Friends of the Château de Lavaux-Sainte-Anne” en werd het een jachtmuseum dat in 2005 werd omgevormd tot een natuurmuseum dat je onderdompelt in het leven van de toenmalige heren én van het dagelijks leven op het platteland in de regio.

Het kasteel bestaat uit een oudere, middeleeuwse burcht die in de 17de eeuw uitgebouwd werd tot een lustkasteel in renaissancestijl. Aan de ene kant zie je dus grachten, ronde torens en schietgaten, aan de andere kant bolvormige daken, vensterlijsten en pilasters.

In de voormalige kelders en ruimtes voor het personeel is een tentoonstelling uitgebouwd over oude beroepen en het dagelijks leven van de inwoners van Lavaux in de negentiende en begin twintigste eeuw. Grappig hoe wij bepaalde voorwerpen nog vlot benoemen terwijl die voor Maya soms een woordje uitleg moeten krijgen al herkent ze nog behoorlijk wat gebruiksvoorwerpen van bij haar oma, die regelmatig naar rommel- en brocantemarkten gaat en heel wat spullen verzamelt 😉

Verder in het kasteel ook een mooie schets van het herenleven in de zeventiende en achttiende eeuw, of hoe de heren van Lavaux leefden en gasten ontvingen in hun luxueuze woonvertrekken in die tijd, inclusief rariteitenkabinet/kast en Romeins geïnspireerde badkamer.

Een deel van het kasteel werd ook ingericht als Museum van de Natuur en van het Landbouwleven: ideaal om de vele opgezette dieren, voorwerpen en kunstwerken in te passen in een groter verhaal van zowel jacht als natuurbeheer.

Hier en daar staat er wel een vertaalfoutje op de infoborden, maar ik ben algemeen heel positief verrast over de tweetaligheid van de informatie én de goede tweetaligheid van het personeel. Hier is het niet van “pour les flamands la même chose”, maar word je heel spontaan en vriendelijk in het Nederlands verder geholpen zodra men hoort dat je eigenlijk Nederlands spreekt / uit het Vlaamse landsgedeelte komt.

Na het bezoek binnen lopen we nog even rond in de tuin en nemen een kijkje in de stalling. Een deel van de gebouwen blijkt intussen ingericht als feestzaal (beslist een mooie locatie voor een huwelijksfeest en -foto’s, en er stond er wellicht eentje op het programma afgaande op de bloemstukjes die werden gebracht).

We maken ook nog een korte wandeling in het natuurgebiedje naast het kasteel. Daarvan ben ik iets minder onder de indruk, maar je krijgt wel nog een mooi zicht op het kasteel cadeau en dat vormde meteen de perfecte afsluiter van ons bezoekje.

Een bezoek aan het kasteel is beslist een aanrader voor wie een langere rit graag even wil onderbreken of voor wie in de buurt logeert en er naast de grotten van Han graag nog een extra uittip bij wil. De kleinsten mogen zich er trouwens ook verkleden als ridder of prinses en kunnen er een zoektocht doen 🙂
Het kasteeldomein bezoek je te voet, vlakbij ligt een (gratis) publieke parking.
Het kleine dorp heeft zowaar zijn eigen oprit naar de snelweg dus in een wip rijden we vlotjes richting Brussel en zo verder terug naar huis.

Praktische info lees je op de website van het kasteel.

Luxemburgstad

Na ons verblijf tijdens de paasvakantie in Trier reden we door (of eigenlijk al een stukje terug) naar het Groothertogdom Luxemburg, en meer bepaald naar de hoofdstad Luxemburg. We kunnen er de auto vlot kwijt in de publieke parking vlak bij Novotel Luxembourg Centre waar we een nachtje logeren. Na het inchecken trekken we meteen voor een verkennende wandeling de stad in. Aanvankelijk is het weer nog goed, maar er zijn duidelijk meer wolken op komst.

We wandelen richting centrum en zien o.a. de Pont Adolphe gebouwd in het begin van de 20ste eeuw. Het was toen de grootste stenen boogbrug van de wereld. De brug is vernoemd naar hertog Adolf van Luxemburg en is een nationaal symbool voor het land. De brug overspant een ravijn, waarin de Pétrusse stroomt en waar het – van bovenaf gezien – ook wel aangenaam wandelen lijkt (en waar ze een groot skatepark aan het bouwen waren).

Sinds de laatste renovatie van 2014-2017 hangt onder het brugdek een aparte brug voor voetgangers en fietsers. De brug wordt ook wel de Nieuwe Brug genoemd door inwoners, de Oude Brug is de Passerelle uit 1861 (foto hieronder).

Uiteraard liepen we ook even langs het paleis van de groothertog, die blijkbaar thuis was want er stonden wachters voor de deur.

Gezien het uitgebreide ontbijtbuffet houden we het bij een lichte lunch bij Kaempff-Kohler. Net op tijd trouwens want de eerste regendruppels vielen uit de lucht. Wel net zo leuk om in de winkel/traiteur/speciaalzaak enkele tafeltjes te hebben om iets te eten. Het is er rustig zitten (al moet je er de eerder stevige kaasgeur wel bijnemen, maar daar hebben we na een paar minuutjes al geen last meer van). We kiezen er voor de plaattaart/Flammkuchen, elk met een andere topping (klassiek met spekjes voor hem, met vier kazen voor de tiener en veggie met extra groentjes voor mij) en laten het ons smaken.

Na onze lunch verlaten we het centrum terug en wandelden richting  Pfaffenthal Lift. Deze panoramische lift is een openbare lift in de stad en gratis te gebruiken. Hij verbindt de stadswijken van Ville Haute, het historische stadscentrum, met Pfaffenthal, in de Alzette-vallei beneden. Op 71 m hoogte heb je via een glazen box een prachtig uitzicht op de vallei en de ruime omgeving (niet ideaal voor mensen met hoogtevrees, Maya plakte zowat tegen de rand en bleef op het stuk dat niet in glas was uitgewerkt, zelfs de lift nemen was een uitdaging, maar dat lukte nog net).

Op het plannetje hadden we gezien dat we beneden via de Rue Du Pont naar de overkant van de rivier konden om van daaruit richting MUDAM te wandelen, onze eigenlijke bestemming. Hoog boven ons liep de knalrode Pont Rouge of Pont Grande-Duchesse-Charlotte die het centrum van Luxemburg met het plateau van Kirchberg verbindt, de plek waar de Europese instellingen van de stad te vinden zijn.

Maar eerst wacht ons nog een kleine uitdaging, een wandeling langs een deel van de oude Vaubanverdediging en kazematten van de stad. De weergoden zijn ons net iets minder gezind en laten ons kennis maken met enkele aprilse grillen (onze paraplu’s lagen helaas in de auto, gelukkig bood onze jas de nodige bescherming tegen de regen en de natte sneeuw). Niet helemaal zeker van het te volgen pad, kiezen we toch even voor de openbare weg in de hoop iets sneller bij het MUDAM aan te komen. Het wordt nog een korte, maar pittig klim terug naar boven en soms is het uitkijken om niet uit te glijden. Ik kreeg er de slappe lach van, Maya vond het iets minder leuk (vooral de natte sneeuw). Voor kleine wandelaars is  het pad dat we volgen niet vanzelfsprekend, sommige treden zijn behoorlijk hoog.

Aangekomen bij Fort Thüngen is ons doel letterlijk in zicht. Fort Thüngen zelf is een vesting gebouwd door de Oostenrijkers in 18de eeuw en wordt ook wel de Dräi Eechelen genoemd, verwijzend naar de eikels die op de drie ronde torens staan. Het fort is gerestaureerd en in de ondergrondse galerijen (kazematten) werd een militair museum ingericht.

Het MUDAM (Musée d’Art Moderne Grand-Duc Jean) is een ontwerp van Ieoh Ming Pei, die ook de glazen piramides van het Louvre op zijn palmares heeft. Het licht valt binnen door grote glaspartijen en geeft verschillende kleurnuances aan de honingkleurige kalksteen. De vorm van het gebouw is op zijn minst bijzonder te noemen en bleek, althans wat ons betreft, het meest fascinerende van het MUDAM.

Het museum herbergt een permanente collectie van hedendaagse kunst en wisselende thematentoonstellingen. In het omringende “Parc des Trois Glands” vind je ook een beeldencollectie uit het museum. De kunst zelf is algemeen gesproken iets minder ons ding al zitten er wel enkele stukken tussen die onze aandacht trekken.

Regen en sneeuw hebben Intussen terug plaats gemaakt voor een blauwe hemel en de zon straalt volop door de glaspartijen (toch benieuwd hoe ze dat hier in de zomer voldoende gekoeld kunnen houden, het was nu al in sommige ruimtes behoorlijk warm).

Aangezien we er al een stevige wandeling op hebben zitten, besluiten we de tram te nemen richting centrum. Het openbaar vervoer (bus, tram en trein) is in heel Luxemburg trouwens gratis en in Luxemburg Stad kan je zowat elke vier minuten op een tram stappen. Het laatste stukje wandelden we terug naar ons hotel, onderweg nog even halt houdend voor een lekkere koffie. Voor het diner maken we het onszelf gemakkelijk en kiezen voor het restaurant in het hotel.

Voorwaar een goed gevulde dag waarbij we het gevoel hebben, dat we een mooie indruk van de stad gekregen hebben. Een kort maar daarom niet minder gesmaakt bezoek, ideaal eigenlijk als idee voor een tussenstop op een langere trip.

Nog een filmpje als afsluiter

Trier – deel 2

De ochtend van dag 2 wachtte ons een stralend zonnetje in Trier. Nadat we van het ontbijtbuffet genoten hebben, trekken we opnieuw onze wandelschoenen aan en besluiten nog eens de stad te doorkruisen. Toch zoveel leuker wanneer je rustig rond kan kijken zonder dat je weggedoken zit onder een paraplu 🙂

De kleurrijke Duitse gevels zien er meteen een stuk vrolijker uit.

 

De Handwerkerbrunnen, of der Brunnen des Handwerks, van Klaus Apel (1927–2013) is een geschenk voor de stad die in 1984 de ambachten in de ruime zin van het woord vierde.  Tussen het gebladerte van de gestileerde bomen zitten 36 figuren die elk een verschillend beroep/ambacht voorstellen. Van vissers over schoenmakers, van slagers tot bakkers, muzikanten en fotografen

We liepen langs het Karl Marx-huis, het geboortehuis van Karl Marx dat is ingericht als een permanent museum.

En langs een huis dat er intussen wat vervallen bij staat, maar nog steeds een bepaalde charme uitstraalt en me door het groen en metaalwerk aan Parijs doet denken.

En dan nemen we opnieuw een duik in de Romeinse geschiedenis en nemen een kijkje op een site die overdag vrij te bezoeken is.

De Barbarathermen zijn het grootste Romeinse thermencomplex ten noorden van de Alpen en zijn gedurende meerdere eeuwen in gebruik gebleven. Nu zijn alleen een deel van de funderingen nog zichtbaar. De Barbarathermen werden gebouwd in de tweede helft van de 2de eeuw. Het oudere complex onder de Viehmarkt was waarschijnlijk te klein geworden voor de sterk groeiende bevolking. De oorspronkelijke afmetingen waren 172 bij 240 m (41.280 m²). Bij de bouw was het het grootste thermencomplex na de Thermen van Trajanus in Rome!

De restanten zijn eerder beperkt, maar de infoborden op de site geven heel wat uitleg (en we zagen gisteren in het museum aan de Veemarkt ook een knap 3D-filmpje over deze site). Opnieuw een heel inclusieve communicatie trouwens met een voelmaquette, incl brailletekst, infoborden op maat van kinderen, maar ook op maat van mensen met een beperkte taalkennis in heel eenvoudige bewoordingen (en ja, ook daar maak ik foto’s van omdat ik dit vanuit professioneel oogpunt interessant vind).

We liepen verder langs een soort binnenringweg. In het midden een mooie groenstrook met de nodige aandacht voor biodiversiteit en ruimte voor fietsers en wandelaars. Aan de andere kanten van de rijweg nog een aantal mooie panden en wandelen zo richting 3de Romeinse thermensite.

De Keizerthermen werden gebouwd rond en na 300 n.C, in drie lagen gebouwd. Op de onderste, eerste laag liepen de waterbuizen, de verwarmingsstelsels en de stookplaatsen voor het vuur om het water voor de warmwaterbaden te verwarmen (een werkje voor de slaven). Ook op de tweede laag liep bediening voor het warm houden van het water voor de warmwaterbaden. Het water werd er verwarmd tot ongeveer 40 graden. Op deze laag zat ook de vloerverwarming, het hypocaustum. De eerste en tweede laag zijn het best bewaard gebleven. Op de derde laag waren de warm-, koud- en lauwwaterbaden, zwembaden, massageruimtes, zweetruimtes en kleedruimtes. Deze laag was versierd met mozaïeken, beschilderingen, en beeldhouwwerken.

In tegenstelling tot de Barbarathermen zijn de Keizerthermen nooit gebruikt voor het doel waarvoor ze bestemd waren. Halverwege de 4e eeuw vertrok keizer Constantijn II uit Trier naar Byzantium. Keizer Constantijn schonk de Keizerthermen aan de bevolking, maar de bouw werd nooit voltooid. Zijn opvolger liet het koud- en lauwwaterbad verwijderen om er een hal van te maken voor ontvangsten en parades. In de middeleeuwen deed het gebouw dienst als deel van de stadsmuur.

We lopen ook nog een stukje naar boven voor een blik op de site van het amfitheater, gebouwd in de 2de eeuw na Chr. Op de heuvelrug staan de wijnranken netjes in het gelid.

In het theater werden onder meer gladiatorengevechten gehouden en executies uitgevoerd, maar ook jachtpartijen, muziekvoorstellingen en religieuze spelen georganiseerd. Maar dit amfitheater maakte ook deel uit uit van de stadsomwalling en werd gebruikt als de oostelijke stadspoort. De toegangsweg liep dwars door de arena heen!

Omdat we nog een ander bezoek op het programma staan hadden vandaag en we vorige zomer in Saintes al een mooie ruïne van een amfitheater hadden bezocht, besloten we het hier op een kijkje van buitenaf te houden, maar de site leek zeker de moeite van een bezoek waard.

Voor ons was het echter tijd om verder te reizen, heel tevreden met ons bezoekje aan Trier en zeker een aanrader.

Trier – deel 1

Wij laten onze reisbestemming al eens bepalen door een specifiek iets wat we graag willen zien en dan kijken we of we daar een tripje rond kunnen uitbouwen. Zo vormden de watervallen van Coo en de leeuw van Waterloo al eerder de aanleiding voor een daguitstap, Nausicaa de reden voor een verlengd weekend Nord Pas-de-calais.
Deze keer was het M. die graag nog eens de Porta Nigra en de Romeinse sites terug wou zien en zo geschiedde. Hij stelde een verlengd weekendje samen waarin we zowel Trier als Luxemburg-stad zouden bezoeken (want dat lag toch maar een boogscheut verder) en op de terugweg konden we in Wallonië misschien ook nog wel iets bezoeken 🙂

Het begin van de paasvakantie startte helaas met minder mooi weer, maar we lieten het niet aan ons hart komen. Reserveschoenen in de koffer (voor het geval het echt kletsnat zou worden), regenjassen en paraplu’s mee en we waren klaar voor vertrek. De rit naar Trier verliep vlot, zelfs op de ring in Brussel hadden we geen vertraging 😉 We checkten in bij het Ibis Styles hotel in de stad en trokken meteen op pad.

Aangezien de regen niet erg hard, maar wel aanhoudend was, besloten we enkele musea te bezoeken. We startten ons bezoek bij de Thermen am Viehmarkt (maar moesten nog even rechtsomkeer maken want stoffen mondmaskers waren niet toegelaten in het museum, enkel chirurgische of FFP2-maskers, ook al liep er behalve ons nog slechts één ander koppel in het museum). Midden in de stad liggen nog steeds de restanten van de grootste en oudste Romeinse thermen. Ze waren voornamelijk in gebruik in de 3de en 4de eeuw, maar raakten later in verval en werden gebruikt als steengroeve. Het is wellicht omdat er in de 17de en 18de eeuw een klooster op gebouwd werd, dat er nog zoveel bewaard gebleven is (deze site werd trouwens pas in 1987 ontdekt bij graafwerkzaamheden voor een ondergrondse parking en nam men tot dan aan dat er slechts 2 thermencomplexen in Trier geweest waren, de Barbarathermen en de Kaiserthermen). De ondergrondse parking kwam op een andere plek en de ruïnes werden gerestaureerd. Om ze te beschermen tegen uitlaatgassen kwam er een grotendeels glazen gebouw bovenop en sinds 1998 is de site toegankelijk voor het publiek.

Uiteraard is er veel verdwenen en heb je een portie verbeelding nodig om je de grandeur van de thermen te kunnen voorstellen, maar de filmpjes met 3D-animaties en infoborden maken veel goed. Het was ook wel leuk voor Maya om haar kennis nog eens boven te halen over de inrichting van Romeinse thermen met het apodytherium (kleedkamer), de palaestra (sportruimte), het tepidarium (lauw bad), een sudatorium (zweetruimte, sauna), een caldarium (heet bad) en een frigidarium (koud bad). De gangen voor de bedienden, het verwarmingssysteem… ook voor ons heel fijn om ons nog even in de materie ‘onder te dompelen’ 😉
We lezen niet alles, maar zo bijna op je eentje op dit plekje uit het verleden rondlopen heeft toch iets bijzonder en het smaakt in elk geval naar meer.

Buiten, op het plein waar ooit dus een veemarkt was, stonden die (vrij)dag verschillende kraampjes met voedingswaren waarvan een deel biologisch en met producten recht van het veld. Vlees, zuivel, vers brood, groente en fruit, honing en kruiden, bloemen, koffie, … je vindt het er allemaal. Ik zou hier zeker met plezier mijn boodschappen komen doen.

Na het museumbezoek verkennen we een stukje van de stad en lopen o.a. via de Hauptmarkt, een ruim plein met heel wat mooie gebouwen in verschillende bouwstijlen (renaissance, barok, classicisme), winkels en eet/drinkgelegenheden. Op het plein staat vandaag nog steeds de Petrusfontein, die dateert van eind 16de eeuw. Hij is rijkelijk versierd en heeft heel wat symboliek. Je ziet er o.a. vier beelden die verwijzen naar de vier hoofddeugden (gerechtigheid, moed, wijsheid en matigheid).
De Petrusbronnen voorzagen dit deel van Trier van drinkwater tot het centrale waternet er kwam. Vanaf dan heeft het bouwwerk enkel nog een decoratieve functie.

In de Simeonstrasse liepen we langs het bijzondere Dreikönigenhaus, een patriciërshuis in de vorm van een vroeggotische woontoren, waarvan de eerste sporen teruggaan tot de 13de eeuw. In de 16de eeuw kreeg het de naam gasthuis Zu den drei Königen.

En dan was er uiteraard de Porta Nigra, een stadspoort uit de Romeinse tijd (gebouwd tussen 160-200 na Christus), het oudste en grootste monument van zijn soort in Duitsland (36 m breed, 21,5 m diep en 30 m hoog). Door verwering en roetafzetting werden de zandsteenblokken, oorspronkelijk licht van kleur, in de loop der eeuwen zwart. Hierdoor kreeg de poort in de middeleeuwen zijn huidige naam, de oorspronkelijke Romeinse naam is niet bekend!
Alleen de hogere verdiepingen hebben openingen met bogen in de vorm van een venster. Aanvallers die erin slaagden de buitenste poorten te overwinnen, konden op die manier op de binnenplaats van alle kanten bekogeld worden.

We kozen ervoor – gezien het slecht weer – om het Stadsmuseum Simeonstift te bezoeken dat vlak naast de Porta Nigra ligt. Het museum laat zich nog het best omschrijven als een allegaartje van voorwerpen die een dichte of verre link hebben met de stad Trier in de loop van de eeuwen. Het gaat zowel om schilderijen, kostuums, kunstwerken, voorwerpen allerhande eigenlijk waarvan er heel wat geschonken zijn door ‘bekende inwoners en weldoeners’. Daarnaast ook historische stukken en dagelijkse gebruiksvoorwerpen die de geschiedenis van de stad doorheen de eeuwen letterlijk in beeld brengen. Dat in beeld brengen bekijken ze daar trouwens behoorlijk inclusief, er zijn voelmaquettes, brailleteksten, … en zowat overal staan infobordjes in 3 talen (Duits, Frans en Engels).

Op het binnenplein is het er bij mooi weer ongetwijfeld aangenaam toeven met een drankje en een hapje. Nu stonden de parasols helaas stevig dicht, stoelen en tafeltjes nog netjes opgeborgen. Het was leuk om hier eens rond te lopen en we hebben wel enkele mooie dingen gezien, maar een echte must visit zouden we dit nu persoonlijk niet noemen.

Verder op onze wandeling kwamen we ook langs de Dom van Trier (of de Sint-Pieterskathedraal), deze kathedraal is de oudste bisschopskerk van Duitsland. De basis gaat terug op een Romeinse basilica die in de 4de eeuw na christus werd gebouwd door de Romeinse keizer Constantijn de Grote.

Vlak naast de dom ligt de Elisabethkerk, of in het Duits de Liebfrauenkirche (via een kloostergang zijn de beide bouwwerken trouwens verbonden met elkaar).

We bleven nog even in de religieuze sfeer en kwamen zo bij de Basilica van Constantijn, een Romeinse basilica in baksteen, wellicht gebouwd omstreeks 310 tijdens de regeerperiode van keizer Constantijn de Grote. Aanvankelijk deed het gebouw dienst als ontvangstzaal (aula) van het keizerlijk paleis; later werd het een versterkte Frankische burcht, daarna werd het onderdeel van het paleis van de aartsbisschoppen van Trier. In de 19e eeuw werd het gehavende gebouw hersteld en in gebruik genomen als kerkgebouw van de Evangelisch-Lutherse gemeente. Het gebouw liep zware schade op tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar later gerestaureerd.

De Basilica van Constantijn geldt als de grootste, intact gebleven overdekte ruimte uit heel de Romeinse oudheid, groter dan het Pantheon in Rome. Het pantheon in Rome staat nog op de must visit lijst, maar de basilica laat effectief een indruk na. Dat er op dat moment net een oefensessie op het orgel (dat er ook best indrukwekkend uitzag) bezig was, zorgde voor een extra effect.

Sinds 1986 maakt de basilica met de 2 andere kerken deel uit van het UNESCO werelderfgoedensemble ‘Romeinse bouwwerken, Dom en Onze-Lieve-Vrouwekerk in Trier’.

Letterlijk om de hoek ligt het keurvorstelijk paleis (ofte Kurfürstliches Palais) van Trier, van de 16de tot 18de eeuw de residentie van de keurvorsten van het aartsbisdom en keurvorstendom Trier. De basis gaat – opnieuw – terug naar de Romeinse tijd, met de voormalige troonzaal van Constantijn de Grote, nu de basilica. Vanaf de 11de eeuw gebruikten de aartsbisschoppen de deels gesloopte Basilica als versterkte burcht. In de 16de eeuw bouwde de toenmalige keurvorst hier een woonvleugel in renaissancestijl aan. Zijn opvolgers bouwden het uit tot een renaissancekasteel. In de 18de eeuw werd de zuidvleugel deels herbouwd in rococostijl. Ook de baroktuinen werden in die tijd aangelegd. Na de Franse Revolutie werd het paleis als kazerne gebruikt.
Midden 19de eeuw werd besloten de Basilica van Constantijn te reconstrueren. Daarom moest een deel van het paleis worden gesloopt, om op die plek de verdwenen delen van de basilica te kunnen herbouwen en de zuidelijke façade van de basilica weer enigszins zichtbaar te maken. Een deel van het paleis is momenteel in gebruik als overheidsgebouw.

De twee gebouwen ‘plakken’ nu een beetje onnatuurlijk tegen elkaar, maar het is ook wel boeiend op een manier om de verschillende gebouwen en periodes bij elkaar te zien staan.

Aan de rand van de paleistuin van het Kurfürstliches Palais ligt het Rheinisches Landesmuseum, een museum van kunst, archeologie en oudheden afkomstig uit de stad en de regio, met veel aandacht voor de Romeinse periode. Al van bij de oprichting in 1877 is het museum actief op het gebied van archeologische opgravingen en onderzoek. Een groot deel uit hun collectie is dan ook afkomstig van eigen opgravingen. De wetenschappelijke activiteiten van het museum zijn gericht op de stad en de wijde omgeving, waar ruim 10.000 archeologische sites te vinden zijn.

Het museum is echt wel een aanrader. De Romeinse mozaïeken zijn prachtig en de maquette van de stad tijdens de Romeinse hoogdagen deed me stiekem dromen van een teletijdmachine om even naar die periode geteleporteerd te kunnen worden 😉 Trier, of Augusta Treverorum (Augusteïsche stad van de Treveri) zoals het toen heette, moet echt wel een indrukwekkende stad geweest zijn toen.

Na ons bezoek aan het Landesmuseum hebben we zin in een koffietje. Een wandeling door de stad doet ons uiteindelijk, in een hippe koffiebar belanden met een vriendelijke barrista. Aangezien het sluitingsuur al dichterbij komt, is het er erg rustig. Naast een klassieke cappuccino en latte macchiato voor ons, liet Maya zich verleiden tot een midnight chai latte met kokos en actieve kool (zag er indrukwekkend uit en smaakte bijzonder).

Voor het avondmaal lopen we niet ver meer, we kiezen voor Italiaans vlak bij het hotel (we zien de ingang van het restaurant zelfs vanuit onze hotelkamer).

Lekker eten en een leuke ober die ons vlot voor zijn enkele van zijn suggesties wee te winnen. Het is een gezellige afsluiter van een goed gevulde en boeiende dag ondanks het mindere weer.