Tag archieven: Design Museum

Home Stories

Op zondag een bezoekje gebracht aan het Design Museum, nog steeds één van de plekken in Gent waar ik graag kom. Hun meest recente tentoonstelling draagt de titel Home Stories. 100 Years, 20 visionary interiors en geeft een overzicht van binnenhuisinrichting de voorbije decennia en de evolutie hierin. In tijden van corona beslist een actueel onderwerp waarover heel wat mensen pakweg anderhalf jaar geleden ongetwijfeld nog een andere visie hadden. Meer dan ooit werd ons huis namelijk plots zoveel meer dan ‘gewoon’ een huis en hopelijk een thuis. Het werd een werkplek, een onderwijsplek, een opvangruimte voor de kinderen, een omgeving waarin we tijdens de lockdown ook heel wat van onze ontspanning moesten organiseren, … Niet voor iedereen waren die extra functies nieuw, maar het feit dat ze zo intensief en soms zelfs allemaal tegelijk ingevuld moesten worden op dezelfde locatie, zorgde er beslist voor dat we op een andere manier naar de inrichting van onze huizen gingen kijken. Of hoe een maatschappelijke situatie ook nu nog een sterke impact kan hebben op de manier waarop we wonen én onze visie ook vrij abrupt kan wijzigen.

De tentoonstelling start met een gedemonteerde kast van Ikea en gaat van het heden terug naar het verleden waarbij maatschappelijke evoluties ook toen telkens weer een impact hebben op de inrichting van de huizen. De lofts, die we toch nog steeds als heel modern ervaren, dateren eigenlijk al van de seventies; in de sixties kreeg het meer informele wonen ingang en in de fifties zie je een heel sterke impact gekoppeld aan de introductie van de huishoudtoestellen.

De tentoonstelling is opgebouwd rond 20 iconische interieurs van architecten als Finn Juhl (voor wiens stijl wij echt wel een hele dikke boon hebben en wiens huis wij in Denemarken zeker ooit nog eens willen bezoeken), Lina Bo Bardi en Assemble; kunstenaars als Andy Warhol en Cecil Beaton en interieurontwerpster Elsie de Wolfe. Toch wel erg fascinerend dat verschillende van die ontwerpers stukken maakten die we nog steeds enorm kunnen waarderen en waarvan je soms versteld staat dat ze al meer dan een halve eeuw geleden gemaakt werden.

Finn Juhl

Pronkstuk van de expo is ongetwijfeld het legendarische Fantasy Landscape (1970) van Verner Panton. Het vertegenwoordigt de radicale ideeën van het interieurontwerp van de jaren 1960 – 1970. Een heerlijk kleuren- en vormenspel waarvan je instant vrolijk wordt (en waarvan er ongetwijfeld al heel wat foto’s op Instagram en andere sociale media gedeeld werden en nog zullen worden, ik pleit ook schuldig trouwens 😉 )

In een rustig museum genoten we andermaal van deze tentoonstelling, een must voor iedereen trouwens die een beetje interesse heeft in (de geschiedenis van) interieurinrichting.

Als toemaatje krijg je er trouwens nog de mini-expositie Het Bureau bovenop met een  evolutie van dit specifieke meubelstuk doorheen de geschiedenis: van schrijfmeubel tot prestigieus pronkstuk. Ik ben alvast fan van de mooie Muller – Van Severen die het museum in haar collectie heeft, die wil ik gerust bij ons thuis ook een plekje geven 😉

                      

 

Home Stories loopt nog tot 22 augustus 2021. Alle praktische info lees je op de website van het museum.

 

Kleureyck

Het was al maanden geleden (van oudejaar eigenlijk) dat we nog eens samen afgesproken hadden, maar eindelijk was het toch zover: samen met de vrienden een Gents museum bezoeken en vervolgens iets eten.
We kozen voor Kleureyck in het Designmuseum en ik bestelde onze tickets online (ook al is het gratis als Gentenaar op zondagvoormiddag, als gevolg van de coronacrisis moet iedereen online, in een bepaalde timeslot, de nodige tickets bestellen maar dat loopt allemaal super vlot dus is eigenlijk niet zo erg).

Kleureyck is “een tentoonstelling over vernieuwend en divers kleurgebruik, waarin heden en verleden met elkaar worden verbonden” zo vertelt de online info mij. Het uitgangspunt van de tentoonstelling is het bijzondere kleurgebruik van Jan van Eyck, dat na de restauratie van Het Lam Gods opnieuw ten volle zichtbaar werd. Het kleurgebruik van de schilder vormt het uitgangspunt voor een selectie designers die een affiniteit hebben met kleur.

Wij zijn alvast benieuwd en schuiven iets na tien uur netjes aan in de rij, ontsmetten onze handen, laten onze tickets scannen en krijgen te horen dat we voor meer info de QR-code kunnen scannen op onze smartphone om zo alle informatie over de tentoonstelling te lezen. De weliswaar vriendelijke museumbediende blijkt vrij formeel, hij deelt duidelijk liever geen papieren waaier uit om in het museum te gebruiken aan mensen in het bezit van een smartphone. We besluiten er geen punt van te maken en volgen de pijlen die ons doorheen het museum zullen voeren.

We starten (en eindigen) via een aantal historische salons van Hotel de Coninck die omgevormd werden tot ‘experience rooms’ waarvoor hedendaagse designers worden uitgenodigd om een project te tonen of een werk te creëren binnen het thema kleur en zintuigen. (Door de coronamaatregelen kan helaas niet alles ervaren worden zoals het origineel voorzien was, altijd een beetje jammer natuurlijk want dingen kunnen aanraken maakt het zeker voor kinderen maar ook voor volwassenen soms net nog dat beetje leuker of interessanter).

Al in de tweede kamer worden we uitgenodigd om een gekleurd stukje steen te nemen, een QR-code in te scannen en ons stukje steen (dat we nadien mogen meenemen naar huis) deel te laten worden van een groter digitaal geheel. Op zich leuk maar het feit dat ik hiervoor online toch wel wat gegevens moest invoeren, deden mij vrij snel afhaken (zou ik te oud worden voor dat soort dingen of ben ik gewoon het vele inloggen en aanmelden een beetje moe, ’t zou kunnen).

De tentoonstelling is opgevat als een wandeling doorheen de zeven hoofdkleuren die Jan van Eyck en zijn tijdgenoten gebruikten en waarbij kennis, inspiratie en mystiek de onderlagen zijn. In verschillende kleuropstellingen worden projecten tentoongesteld van designers uit meerdere ontwerpgebieden (productontwerp, crafts, textielontwerp, grafisch ontwerp, juweelontwerp, architectuur,…). Sommige designers werken vooral vanuit een onderzoeksmatige benadering van kleur,  Anderen zijn meer geïnteresseerd in kleur en perceptie, of de invloed van kleur in een ruimtelijke context.

In de tentoonstellingsruimtes staat (helaas) niets van informatie op de muren of pancartes zoals we het eigenlijk gewoon zijn. Alle info over de tentoongestelde werken lees je online maar dat vind ik niet zo handig omdat ik mijn telefoon wil gebruiken om foto’s te maken en ik ook geen zin heb om de hele tijd op mijn scherm te zitten lezen. Ik besluit dan maar gewoon te kijken naar de dingen die ik zie en de indrukken op te nemen zoals ze op mij afkomen, zonder verdere uitleg.

Onderweg zie ik enkele papieren waaiers liggen met informatie: op zich zijn ze origineel vormgegeven (geïnspireerd op de kleurenwaaiers die je kan vinden bij verfwinkels: lange stroken die onderaan vast zitten met een pennetje waardoor je ze als een waaier kan openvouwen) maar ze zijn vrij groot en ze liggen me op de een of andere manier niet gemakkelijk in de hand. Ik blijf dus toch maar gewoon kijken naar de voorwerpen die ik zie zonder verdere uitleg of toelichting te lezen. Ik besef dat ik daardoor dingen mis maar dan is dan maar zo, soms is gewoon naar dingen kijken die je mooi vindt goed genoeg 😉

We lopen ook nog even naar de bovenverdieping om nog eens een kijkje te nemen in de vaste collectie waar ik toch ook wel bepaalde kleurenlinken zie met de tijdelijke tentoonstelling 😉

Iets sneller dan verwacht, minder dan 1,5u later, zijn we rond (op de website staat om het bezoek te beperken tot 1,5u dus daarin zijn we zeker geslaagd). We hebben zeker heel wat mooie stukken gezien maar blijkbaar was ik niet de enige die het gevoel had ergens een beetje ontgoocheld of misschien eerder ‘onvoldaan’ te zijn.
Lag het aan de corona-omstandigheden (en het feit dat we de hele tijd met een mondmasker moesten rondlopen en regelmatig onze handen ontsmetten), lag het aan het ontbreken van informatie in de tentoonstelling zelf (op de muren of pancartes) en de overschakeling naar vooral digitale informatiedeling of was het nog iets anders, ik kan er niet direct de vinger op leggen maar het leek alsof we iets misten.
Blij dat ik eindelijk mijn favoriete Gentse museum terug zag maar iets minder enthousiast dan anders dus, kan gebeuren.

 

 

Het museum is op dit moment enkel open voor een bezoek individueel of met je gezin of bubbel. Reserveer je ticket vooraf op www.designmuseumgent.be/tickets. Dat is de enige manier om het museum te bezoeken.

Maarten Baas

Nog tot eind september loopt in het Gentse Designmuseum een tentoonstelling van de Nederlandse Maarten Baas.

Hide & Seek is zijn eerste grote solotentoonstelling. Zijn ontwerpen zitten vaak ergens tussen kunst en design.
Maarten Baas studeerde af aan de prestigieuze Design Academy Eindhoven met de serie Smoke, waarin hij meubilair verbrandde. Door de zwartgeblakerde, broze resultaten te behandelen met kunsthars, maakt Baas de stukken weer bruikbaar. Hij bewerkte op deze manier ook enkele designklassiekers en maakte daar op zijn manier opnieuw een statement mee.

Daarna volgde Clay: unieke handgemaakte meubelen die geboetseerd zijn uit synthetische klei. Een spontaan, vrolijk en lichtjes onhandig tegengewicht voor strak minimalisme waarin de hand van de meester niet enkel zichtbaar, maar ook voelbaar is.

In Het Circus verwijst Baas naar de designbeurs van Milaan waar jaarlijks designers van over de hele wereld hun nieuw werk komen presenteren en een leger journalisten er over schrijven. In de loop der jaren werd het geen strijd meer om het beste concept of idee maar een strijd om het meest in de media te verschijnen, een circus als het ware. Dat circus breng Maarten Baas meesterlijk in beeld. Zonder de verklarende tekst gelezen te hebben, moest ik eigenlijk intuïtief al aan de beurs van Milaan denken en het deed me ook meteen glimlachen; kritiek met een vrolijke kwinkslag. En kritisch of niet, het leverde hem zowaar dat jaar de best show award op.

Met de reeks Real Time vond Maarten Baas een nieuwe manier om met tijd om te gaan: zijn klokken tonen een persoon die elke minuut de wijzers opnieuw schildert en weer weghaalt.

Hide and Seek is een leuke tentoonstelling die je een vrolijk gevoel geeft, ideaal dus voor een familie-uitje tijdens de vakantie 🙂

Alle praktische info vind je op de website van het designmuseum.

Hello Robot

Toen ik las dat R2-D2 naar Gent kwam voor een tentoonstelling in het Designmuseum, wist ik meteen dat we daar in goed gezelschap een bezoekje aan zouden brengen. Er zijn namelijk wel wat fans van Star Wars in onze vriendenkring 🙂

Hello Robot is opgebouwd in samenwerking met het Museum voor Toegepaste Kunsten uit Wenen en het Vitra Design Museum in Weil am Rhein. Er werd duidelijk heel veel tijd en moeite gestoken in het uitbouwen van deze tentoonstelling: de opstelling van de stukken, de typografie, de algemene inrichting, de teksten, …

Het bijzondere aan deze tentoonstelling is dat het om veel meer gaat dan een overzicht van robots in alle maten en vormen doorheen de tijd. De tentoonstelling confronteert de bezoeker met een reeks pertinente vragen waarop je meestal niet meteen een antwoord kan geven of tot de vaststelling moet komen dat het meest spontane antwoord niet altijd het juiste is. 

‘Kan een robot jouw job overnemen?’ bijvoorbeeld. Een vraag waarmee steeds meer mensen geconfronteerd blijken te worden (denk maar aan de selfscankassa’s die de plaats van kassiersters innemen). In de ruimte staan toestellen die effectief bepaalde handelingen van de mens kunnen overnemen. Robots die kunnen schrijven, digitaal printen, ….

Wie nadenkt over deze en andere pertinente vragen kan het bezoek als behoorlijk confronterend, bijna ongemakkelijk ervaren. Zo is er bv de vraag: ‘Mag een robot voor jou zorgen?’ Het klinkt als iets futuristisch en toch bewijzen verschillende machines al het tegendeel. Geen echte robot boven het babywiegje maar de nieuwe generatie babyfoons beginnen toch al lichtjes die richting uit te gaan. Behoorlijk fascinerend vond ik persoonlijk ook de super schattige zeehond die een therapeutische robot voor dementerende ouderen bleek te zijn!

Drones kunnen schitterende dingen en redden levens maar elke medaille heeft helaas ook een keerzijde en de inzet van drones voor militaire doeleinden is een totaal ander verhaal. Gezichtsherkenning vinden we ‘normaal’ wanneer het gaat over het vinden van misdadigers maar wat is onze mening wanneer diezelfde gezichtsherkenning gebruikt zou worden om onze reacties op reclameboodschappen te screenen en te interpreteren?

Kortom Hello, Robot  is meer dan een leuke opstelling van coole spullen, maar ook een intellectuele uitdaging. De tentoonstelling richt zich met pertinente vragen rechtstreeks tot elke bezoeker en het is aan die bezoeker om de uitdaging aan te gaan en na te denken over de antwoorden.

Hello Robot, nog tot 15 april 2018 in designmuseumgent.be

Bike to the future in Design museum Gent

Het is eigenlijk vrij ironisch: uitgerekend op de dag dat wij besluiten naar een tentoonstelling over fietsen te gaan blijkt mijn eigen tweewieler gestolen te zijn. Enigszins chagrijnig besluiten we dan maar te voet richting stadscentrum te gaan, een wandeling die we wel vaker maken maar het duurt natuurlijk net iets langer. Gelukkig schijnt het zonnetje, is het weekend en hebben we afgesproken met vrienden en dus laten we dit feit slechts tijdelijk ons humeur verpesten.

Na een lekker ontbijt bij Maison Elza iets verder in de straat trekken we naar de tentoonstelling. Sedert 25 maart wordt in Design museum Gent gefantaseerd over de tweewieler van de toekomst. Daarnaast kan je er ook verschillende fietsen zien die we vandaag al kunnen opmerken in de stad, op het platteland of op de piste. Accessoires die fietsen hipper, meer ecologisch of efficiënter maken, zijn er uiteraard ook te vinden. De tentoonstelling is opgebouwd rond vier thema’s: ‘Design’, ‘Technologie’, ‘Mobility’ en ‘Community’.

WP_20160327_11_29_11_Pro WP_20160327_11_41_10_ProWP_20160327_11_42_44_Pro WP_20160327_11_44_58_Pro

Centraal in de zaal vind je een doe-ruimte: kinderen kunnen er tekenen en een fietsenspel spelen, alle bezoekers kunnen hun ideeën op een sticker schrijven en op een houten wand kleven en je kan er ook keihard fietsen, zo hard dat je misschien geflitst wordt. (Helmut Lotti kwam het blijkbaar tegen in Gent.)

Het moet gezegd, sommige van deze (concepten van) fietsen zijn ongelooflijk knap, andere zijn misschien net iets té bizar (zoals de gele loopfiets hieronder). Na de tentoonstelling zochten we alvast op het internet enkele merken en modellen op (sommige met een stevig prijskaartje trouwens). Toch wel boeiend om te zien hoe dit voorwerp nog steeds volop in evolutie is, zowel qua vormgeving als gebruikte materialen en technieken.

WP_20160327_11_52_04_Pro WP_20160327_11_56_21_Pro WP_20160327_11_58_18_Pro WP_20160327_12_05_01_Pro

In de binnentuin staan enkele fietsen met speciale velgen die blijkbaar tijdens het fietsen een bijzondere reflectie geven. We probeerden ze eens uit maar zagen niet meteen iets, misschien moet het donker of net heel zonnig zijn? Geen idee. Er stonden trouwens nog enkele andere fietsen, precies rijdende tuintjes, op de binnenplaats. Deze ‘Parkcycle Swarm’ komt uit Kopenhagen, dé fietsstad bij uitstek, maar enkele exemplaren zullen dus binnenkort ook in onze binnenstad te zien zijn.

tuinfiets

Bike to the future is een co-productie met IMF Foundation en nog te zien tot 23 oktober 2016. Meer info vind je op de website van het designmuseum.

Als je toch in het Design Museum bent, neem dan ook een kijkje in de kelderverdieping. Daar werd in samenwerking met Archipel vzw een tentoonstelling uitgewerkt over Japanse woningbouw. ‘Japon, l’archipel de la maison’ is opgedeeld in drie delen en heeft als doel het publiek enerzijds een historisch en contextueel kader mee te geven en anderzijds informatie te bieden over de ontwikkeling en realisatie van de soms bijzondere ontwerpen. Een aanrader voor wie van architectuur houdt.

WP_20160327_12_27_00_Pro

WP_20160327_12_26_54_Pro

Maarten Van Severen & Co. Over ontwerpers, kunstenaars en makers.

Zowat iedereen kent zijn werk of zijn naam of idealiter beide ook al is hij intussen al tien jaar overleden. Mocht je graag een andere kijk krijgen op het leven, het werk en de mens Maarten Van Severen, dan kon je deze maand al naar een bijzondere film kijken op Canvas. Vanaf 12 september 2015 loopt in het Design museum Gent een nieuwe expositie met het werk van ontwerper Maarten Van Severen (1956-2005) als uitgangspunt. De expo laat zien wat vormgeven voor de man betekende. Zijn ontwerpen worden in dialoog geplaatst met die van anderen: designers, architecten en kunstenaars van wie het werk hem inspireerde of verwantschap vertoont met het zijne. De ontwerpvisie van Maarten Van Severen blijkt ook nog steeds relevant voor hedendaagse ontwerpers.

WP_20150911_002

Ik hoorde bij de gelukkige genodigden die naar de persopening mochten gaan en kreeg in beperkt gezelschap het verhaal over de opbouw van de tentoonstelling te horen. Eva Van Regenmortel van The Maarten Van Severen Foundation stelde de presentatie samen in opdracht van Design museum Gent. Zij was de afgelopen jaren verantwoordelijk voor de ontsluiting van het archief van Maarten Van Severen en leerde hierbij zijn achtergrond, denkwereld, interesses en drijfveren diepgaand kennen.

In de expo worden 3 aspecten van de designer naar voor gebracht: dat van de maker, de kunstenaar en de verzamelaar. Gepassioneerd vertelt Eva haar publiek hoe die aspecten tot uiting komen.
Maarten Van Severen was geen designer die zijn ontwerp op papier zette en de uitvoering ervan overliet aan een producent. Hij was een ‘maker’, die voeling had met de eigenheid van materialen, waarbij schoonheid vaak belangrijker was dan comfort of ergonomie. Al moest hij op dat laatste vlak toch wat tegemoetkomingen doen tijdens zijn samenwerkingsperiode met Vitra.

IMG_1025         IMG_1026

De tweede invalshoek van kunstenaar vindt zijn oorsprong in de architectuur (zijn opleiding, die hij niet afmaakte) en de kunst (zijn vader, Dan Van Severen, aanhanger van de abstracte schilderkunst). Zijn meubels die hij ontwerpt zijn letterlijk uitvoeringen van een beeld dat in zijn hoofd zat.  Zijn affiniteit met de minimal art was groot (zie linkse foto met rode stoel van de Amerikaanse kunstenaar Donald Judd).

IMG_1023                     IMG_1024

Maarten Van Severen had een brede kijk op vormgeving. Hij was geboeid door de meest uiteenlopende zaken. De foto’s uit zijn archief waarmee in de presentatie een collage is gemaakt, de boeken en souvenirs waarmee hij zich omringde in zijn atelier illustreren de veelheid en de rijkdom waaruit hij putte. De bijna kopie van zijn bibliotheek in het museum biedt bezoekers een mogelijkheid om de inspiratiebronnen van Maarten Van Severen beter te leren kennen.

IMG_1021 IMG_1030

Aangezien de mens van nature nogal nieuwsgierig van aard is, zaten we al gauw te kijken welke boeken er in zijn kast te vinden waren. Sommige eerder vanzelfsprekend (over kunst en architectuur), andere misschien iets minder (kookboeken zowaar).
Ook het gedigitaliseerde schetsboek van zijn periode in Japan kan je via een tablet ‘doorbladeren’ en dat vond ik persoonlijk heel fijn om te doen. Het voelt bijna intiem aan om langzaam door de pagina’s te swipen en de teksten en schetsen te bekijken.

IMG_1029 IMG_1033 WP_20150911_015

De tentoonstelling ‘Maarten Van Severen & Co’ is een bijdrage aan de Leerstoel Maarten Van Severen, die dit jaar is opgericht aan KASK / School of Arts Gent naar aanleiding van de tiende verjaardag van het overlijden van de ontwerper.
Design museum Gent is een structurele partner van dit project. Elk jaar brengt een internationale ontwerper die affiniteit heeft met het werk van Maarten Van Severen lezingen en verzorgt hij/zij een masterclass. De eerste namen liggen trouwens al vast.

Interessant om te vermelden is ook de heruitgave van het eerste boek dat Maarten Van Severen in 2000 maakte over zijn werk. Dit is een initiatief van The Maarten Van Severen Foundation en uitgeverij Ludion, die dit boek beschouwen als een intrinsiek onderdeel van het oeuvre van Maarten Van Severen. Het boek is in de museumshop van Design museum Gent te koop aan 33 euro.

IMG_1037

Van mieren en vlinders in het Designmuseum

Het was alweer eventjes geleden dat we nog binnen liepen in één van onze favoriete stadsmusea. Aangezien dochterlief een aantal uren op verplaatsing was, leek die vrije zondag een ideale gelegenheid om het Designmuseum nog eens te bezoeken.

De tentoonstelling ‘Van vlinders en mieren’ vertrekt vanuit één van de iconografische stoelen van de Deense designer Arne Jacobsen: de ‘vlinder’. Jacobsen beschouwde zichzelf trouwens in de eerste plaats architect, maar is wereldwijd gekend om zijn schitterende stoelen die hij ontwierp. Fritz Hansen, producent van de befaamde vlinderstoel, hanteert bij de productie ervan zeer hoge kwaliteitseisen. Dit zorgt voor heel wat afgekeurde modellen op de productielijn, geen enkele schelp mag immers afwijkingen vertonen.
Studenten van de Thomas More Hogeschool in Mechelen gingen met deze afgekeurde vlinders aan de slag en bliezen ze nieuw leven in. Dit resulteerde in een speelse tentoonstelling met verrassende resultaten.

Bijzonder zijn ook de nieuwe feestedities van de stoel in subtiel roze en zwartblauw, uitgebracht naar aanleiding van de 60ste verjaardag van de stoel.

In de kleurrijke installatie van Superflex staat de ‘Mier’ van Arne Jacobsen centraal. Een heel vrolijk geheel met toch een ernstige boodschap over het vrijwaren van authenticiteit en het recht op kopiëren of deformeren.

WP_20150809_023

De meesten stoelen van Jacobsen, zoals de Mier, werden voor een specifiek doel of een specifieke context ontworpen, maar de Series 7TM niet. Voor het project ‘7 cool architects’ nodigde Jacob Holm, CEO van het Deense bedrijf Republic of Fritz hansen, zeven architecten uit die elk op een eigen manier hulde brengen aan de iconische stoel. De ontwerpers zijn Bjarke Ingels Group, Carlos Ott & Ponce de León, Jean Nouvel Design, Jun Igarashi, Neri & Hu, Snøhetta en Zaha Hadid Design.
De hommages ontstonden vanuit elke architect zijn culturele achtergrond en zijn eigen manier van conceptualiseren. De ontwerpen zijn heel sterk en blijven toch heel herkenbaar. Een sterk bewijs van het tijdloos design van de Vlinderstoel. De ontwerpen van Jacobson mogen dan al tientallen jaren oud zijn, ze blijven duidelijk inspireren. Na de première in Design museum Gent reist de tentoonstelling naar Oslo.

WP_20150809_048 WP_20150809_051

Eveneens tot en met 13 september 2015 palmt De Invasie een deel van het museum in. Het designerscollectief viert zijn vijfjarig bestaan met een tentoonstelling. Een dertigtal ontwerpers tonen eigen creaties en presenteren dit naast hun inspiratiebron, in een interessante dialoog. Niet alle stukken konden mij even hard boeien, maar er zaten toch enkele mooie dingen tussen.

En als je dan toch in het museum bent, neem zeker ook wat tijd om de permanente tentoonstelling te bekijken. Prachtige stukken Art Nouveau en Art Deco die ik ongelooflijk mooi blijf vinden. Maar ook de manier waarop modern design momenteel in dialoog wordt geplaatst met oudere stukken in het te renoveren deel van het museum is interessant. Het laat een zekere dynamiek en sprankeling tot stand komen, heel boeiend om te zien.

WP_20150809_042           WP_20150809_043

WP_20150809_044

Bovenstaande tentoonstellingen zijn nog te zien tot en met 13 september 2015.

Zomertentoonstellingen in het Design Museum – deel 2

Vorig jaar liepen we eens binnen bij Surplus Interieur in de Zwarte Zustersstraat in Gent en vielen er als een blok voor een prachtige stoel en bureaumeubel. Skandinavisch, daar waren we wel zeker van, maar wie was de ontwerper? De Deen Finn Juhl (what’s in a name) zo bleek. Vanaf dat moment waren we onvoorwaardelijk fan (alleen onze portemonnee die protesteert nog, aan de meubels hangt jammer genoeg een vrij stevig prijskaartje).

Toen we in de zomerprogrammatie van het Designmuseum de aankondiging zagen van een retrospectieve over de man, aarzelden we dan ook geen moment. Die tentoonstelling wilden we beslist niet missen! We hadden het geluk om op de vooropening aanwezig te mogen zijn en nog meer geluk om een persoonlijke introductie te krijgen door museummedewerkster Bernadette, die zo mogelijk nog meer van de man en zijn werk hield dan wij.

Hoewel Finn Juhl (1912-1989) als architect en ontwerper een grote reputatie geniet, is hij in België relatief onbekend. Als hommage aan deze grootmeester brengt het museum een unieke tentoonstelling over deze belangrijke Deense ontwerper, in samenwerking met het Designmuseum van Kolding en met OneCollection dat vandaag de meubelen van Finn Juhl verder produceert, verdeelt en verkoopt. Door de samenwerking met OneCollection staat er een heuse Finn Juhl zithoek in het museum die je ook effectief mag uittesten, een aanrader. Je kan dan immers zelf ondervinden hoe goed de meubels zitten en hoe mooi alle stukken afgewerkt zijn (wat wellicht mee de kostprijs verklaart).

 

Als jongeman wou Finn Juhl eigenlijk historicus worden en bracht hij heel wat tijd door in de bibliotheek en de national gallery. Zijn vader vond dit echter geen geschikt beroep en stimuleerde hem om architect te worden. Na zijn opleiding ging hij ook aan de slag bij een architectuurbureau waar hij zich vrij snel richtte op interieurontwerp. Bijna alle ontwerpers uit die tijd volgden een meer traditionele lijn van vormgeving. Finn Juhl ontwikkelde echter innovatieve meubelontwerpen waarbij hij traditionele concepten en productiemethoden uitdaagde. Hij ontwierp massief (teak)houten meubilair met verleidelijke organische vormen, die door superieure vaklui werden uitgevoerd. Zijn samenwerking met meubelmaker Niels Vodder was hierin zeer belangrijk. Die man slaagde er in om de ontwerpen van Juhl, die uiterst mooie aquarellen kon maken, om te zetten in technische ontwerpen en deze ook uit te voeren.

De ontwerpen waren initieel zeer controversieel en oogstten bijgevolg heel wat kritiek. Zijn Pelican chair (zoals de blauwe hierboven waar Maya in zit), een ontwerp dat al dateert van 1939 en voor het eerst geproduceerd werd in 1940, werd omschreven als een “vermoeide walrus” en op esthetisch vlak volledig afgebroken. De realiteit is echter dat de stoel net zeer comfortabel zit, zelfs uitnodigt om er ook in te hangen of je benen over de leuning te leggen. Bovendien ziet hij er na al die jaren nog steeds prachtig uit qua vormgeving en zou je hem zijn notoire leeftijd zeker niet meegeven.

Maya liet zich inspireren door een ander model, de 108 denk ik, om een eigen schetske te maken.

IMG_7623

Ondanks de kritiek bij het begin begon de stijl van Juhl toch steeds meer impact te hebben in de loop van de jaren 1940. Finn Juhl zou op dat moment echter nooit dezelfde populariteit als zijn tijdgenoten Mogensen en Wegner bereiken, beide minder radicaal in hun ontwerpen en duidelijk meer geïnspireerd door hun leermeester Kaare Klint, directeur van de meubelschool in de acedemie en nestor van het moderne Deense meubeldesign. Deze ontwerpers hielden functionalisme en rationalisme hoog in het vaandel. Finn Juhl liet zich inspireren door eigentijdse, abstracte, plastische kunstenaars en door de Egyptische, Japanse en Afrikaanse cultuur. De vele uren die hij in bibliotheken doorbracht, zijn hier wellicht niet vreemd aan. Zijn zitmeubelen combineren organische vormen en verfijnde details met ergonomisch zitcomfort.

In de jaren 1950 maakte Finn Juhl toch naam in de Verenigde Staten met de inrichting van the Trusteeship Council Chamber op het VN-hoofdkwartier in New York en de inrichting van de Deense ambassade in Washington. Samen met Arne Jacobsen en Poul Kjærholm maakte hij de weg vrij voor de internationale doorbraak van Danish Design, bekend als Danish Modern. Zijn ontwerpen zijn van bijzonder groot belang geweest voor de exportboom vanaf de jaren 1960 tot vandaag. Een authentieke, handgemaakte stoel van Finn Juhl, met het brandmerk er op werd enkele jaren geleden trouwens nog op een veiling verkocht voor meer dan 420.000 pond.

De tentoonstelling is opgebouwd rond die verschillende tendensen in de ontwerpen. Een meubel van Finn Juhl naast een ontwerp van een tijdgenoot en een kunstwerk dat Juhl inspireerde. Het is een mooie compositie om telkens een stuk van zijn levensverhaal aan op te hangen. In de loop van de zomer zullen er ongetwijfeld meer mensen vallen voor de mooie ontwerpen van deze Deense designer.

Van zaterdag 5 juli 2014 tot en met zondag 12 oktober 2014
Elke dag doorlopend van 10 tot 18 uur Gesloten op maandag; wel open op maandag 21 juli 2014.
Jan Breydelstraat 5 – Gent – http//www.designmuseumgent.be

Dit artikel verscheen eerder, in lichtjes andere vorm, op Gentblogt.

Zomertentoonstellingen in het Designmuseum – deel 1

Televisiestations schakelen in zomertijden vooral over naar heruitzendingen, maar niet zo bij het Design Museum in Gent. Daar is de start van de zomervakantie net goed voor een nieuwe dubbeltentoonstelling. Via Gentblogt konden we met ons drietjes naar de vooropening, leuk om eens mee te maken. Maya zorgde mee voor de foto’s, haar keuze voegde ik toe aan dit artikel.

De eerste is mogelijks de meest tot de verbeelding sprekende, of moet ik eerder schrijven: verbazing oproepend? De tentoonstelling ‘Out to Sea? The Plastic Garbage Project’ neemt de bezoeker mee in een intrigerend verhaal over plastic.  Zodra je in het museum binnen komt, krijgt je meteen een portie ‘plastic soup’ geserveerd en maak je kennis met de ingrediënten van de vervuiling van onze oceanen. Menig persoon zal de wenkbrauwen optrekken: hoort zo een hoop afval wel thuis in een museum voor design? “Zou dit niet eerder een project voor het S.M.A.K. kunnen zijn?” was de opmerking van een dame die ook al eens kwam kijken voor de officiële opening (en wat extra toelichting over het project).

Sinds het begin van de twintigste eeuw heeft plastic een heuse triomftocht afgelegd in onze consumptiemaatschappij. Het is een goedkoop, eenvoudig te produceren product dat bijna elke gewenste eigenschap kan verkrijgen. Vandaag wordt wereldwijd acht ton plastic geproduceerd per seconde! Maar waar belanden al die producten eens hun levenscyclus beëindigd is?

Vanaf het moment dat plastic ons leven vergemakkelijkte, veranderde de zee geleidelijk aan in een reusachtige plasticsoep. Elk jaar belandt 6,4 miljoen ton vuilnis in de oceaan en tachtig procent daarvan komt van het land. Gewoon plastic is helaas niet biologisch afbreekbaar. Het wordt in steeds kleinere fragmenten gebroken die in de voedselketen terechtkomen. Uiteindelijk krijgen we zo ons afval op ons eigen bord terug geserveerd, een boemerang waar zich bijna niemand bij stil staat.

In 2012 werd door het Museum für Gestaltung in Zürich een grote tentoonstelling rond de thematiek uitgewerkt. Een tentoonstelling die op enorm veel aandacht en positieve feedback kon rekenen en zelf politieke impact had. Het zorgde voor een politiek initiatief om plastiekzakken te bannen in winkels in en rondom Zürich. De tentoonstelling werd bovendien opgevat als een reizende tentoonstelling die nu, dankzij de financiële steun van een stichting, de wereld rondgaat en binnen afzienbare termijn zelfs in China te zien zal zijn.

Alle plastic afval voor de tentoonstelling werd verzameld aan de kusten van Hawaï, de Noordzee en de Baltische zee en het is behoorlijk indrukwekkend wat er in zee allemaal te vinden is. De tentoonstelling brengt enerzijds het probleem in kaart en roept daarnaast ook op tot actie. Die actie draagt de principes ReduceReuse en Recycle hoog in het vaandel. Recycle is trouwens ook een vlag die meerdere ladingen dekt: recycleren maar ook upcycling, downcycling en ecodesign, boeiend en intrigerend. Verschillende kunstenaars werden door het museum aangesproken om iets te doen met het plastic afval. En zo wordt afval opnieuw tot een designproduct.

De tentoonstelling is compact maar zeer krachtig, ze laat vele vragen aan bod komen zonder een sluitend antwoord op te dringen. Moet er per se zoveel geproduceerd worden? Bestaan er alternatieven voor plastieken design? Kan afgedankt plastic een tweede leven krijgen? Is kunststof alsnog een geschikt materiaal?  Moeten we er in de toekomst misschien zelfs voor zorgen dat alle design ecologisch is en nooit meer afval zal worden?

Aan de tentoonstelling werd ook een actie voor het goede doel gekoppeld. Er werd een viral movie gemaakt die het publiek bewust maakt van de problematiek en hen moet motiveren om de tentoonstelling te bezoeken. Topmodel Delfine Bafort roept op om mee te doen aan een publieksactie en gaat hiervoor letterlijk uit de kleren.  Bezoekers kunnen T-shirts met slogans kopen in de museumshop (kostprijs 17 – 20 euro, afhankelijk van de maat). De opbrengst gaat integraal naar The Ocean Cleanup, een project van de 19-jarige Boyan Slat, student aan de Universiteit van Delft. Boyan bedacht een oplossing om de oceanen over een periode van 5 jaar 7,25 miljoen ton plastic lichter te maken! In een verankerd netwerk van drijvende armen en verzamelplatforms wordt het plastic afval opgeslagen dankzij zonne- en getijdenenergie. In die platforms wordt het afval van plankton gescheiden, gefilterd en opgeslagen, om vervolgens te worden gerecycleerd. Via crowdfunding wordt honderdduizend dollar gezocht om van start te kunnen gaan. Meer informatie over dit project lees je op www.theoceancleanup.com.

De tentoonstelling loopt van 5 juli t.e.m. 12 oktober 2014. Elke dinsdag t.e.m. zondag, van 10 uur tot 18 uur gesloten op maandag (wel open op maandag 21 juli 2014).
Design museum Gent Jan Breydelstraat 5 / 9000 Gent http//www.designmuseumgent.be

Dit artikel verscheen eerder in lichtjes andere vorm op Gentblogt. Op 7/7 zowaar zelfs een reportage in het journaal van Een.