Tag archieven: zomervakantie2023

Villandry – le chateau

Het Kasteel van Villandry is een kasteel in renaissancestijl. Het ligt aan de Cher, vlak voordat deze uitmondt in de Loire. Villandry is vooral bekend vanwege zijn tuinen in 16e-eeuwse stijl (zie ook vorige blogpost), maar ook het kasteel zelf is zeker een bezoekje waard.

Het kasteel werd in de 16de eeuw gebouwd op de resten van een vroegere burcht. Het werd in 1906 gered van de ondergang door de Spaanse dokter Joachim Carvallo en zijn Amerikaanse echtgenote Ann Coleman. Carvallo, de voorvader van de huidige eigenaar, gaf zijn carrière op om zich volledig te kunnen wijden aan de restauratie van zijn kasteel: hij wilde het namelijk herstellen in de staat die het in de zestiende eeuw had. Ook de tuinen werden aangepast, zodat ze beter pasten bij de renaissancestijl van het kasteel. Voor de restauratie kon hij beroep doen op het familiefortuin van zijn echtgenote.

We wandelden doorheen het hele kasteel en genoten van de mooi ingerichte kamers en uiteraard ook – opnieuw – van het (uit)zicht op de tuinen.

Het oriëntaals salon met het bijzondere plafond, de weelderige bloemstukken in de kamers (handig natuurlijk met zo’n voorraad aan verse bloemen binnen handbereik), de stoffen, fotokaders, … het paste allemaal perfect in het plaatje.

Eén van de zolderruimtes (met een prachtig gerestaureerd houten gebinte) is momenteel ingericht als ruimte voor kunstenaars die er hun werk kunnen tentoonstellen en te koop aanbieden. Een mooie invulling voor een ruimte die anders toch leeg zou staan of misschien louter als bergruimte gebruikt zou worden.

Van 2 december ’23 tot 7 januari ’24 kan je in het kasteel ook van de kerstmagie gaan proeven als je zin zou hebben. Ik ben ervan overtuigd dat het zeker de moeite waard zal zijn en een extra dimensie toevoegen aan jouw kasteelbezoek.

Zin gekregen in een tripje richting Loirestree? Alle praktische info voor een bezoek aan Villandry lees je op: chateauvillandry.fr 

 

Villandry – de tuinen

Wie Villandry kent, denkt meteen aan de tuinen. Ze zijn dan ook wereldberoemd. Jaren geleden had ik ze al eens gezien en ik wilde zeker nog eens terug, vooral nu ik zelf ook meer in de tuin werk en ik een mooi aangelegde tuin nog meer kan waarderen 😉

Het was dan ook logisch dat een bezoekje aan Villandry op ons lijstje zou komen bij een van onze stops in de Loirestreek. Omdat de tuinen heel populair zijn, wilde ik minstens proberen om ze op het meest rustige moment te bezoeken. De site bleek al open vanaf 9u en dus besloten wij op tijd te vertrekken om voor de grootste drukte in de tuinen te kunnen rondlopen (en dan aansluitend het kasteel te bezoeken). Dat bleek een goed plan: toen we aan de parking kwamen, was het er nog erg rustig voor een zomerse vakantiedag. We kochten een ticket en gingen dus eerst naar de tuinen die we als het ware bijna voor ons alleeen hadden (toch zeker het eerste uur, daarna kwamen er wel meer bezoekers bij, maar dat viel allemaal nog heel goed mee). Ideaal dus om foto’s te maken van dichterbij, vanuit het kasteel kreeg ik nog volop de mogelijkheid om de tuinen meer vanuit de hoogte in beeld te brengen.

Villandry was het laatste van de grote renaissancekastelen dat aan de oevers van de Loire werd gebouwd en de architectuur combineert met tuinen op drie niveaus, met aandacht voor schoonheid, diversiteit en harmonie.

De decoratieve moestuin heeft een overvloed aan kleurrijke bloemen en groenten die in een schaakbordplan zijn geplant. Het effect van de seizoensgebonden variaties is een steeds veranderend beeld.

In de siertuin vormen de buxushagen o.a. muzikale symbolen, maar je ziet er vooral heel duidelijk de hartjes, rollen, vlinders, waaiers… allemaal allegorieën van de liefde.

De watertuin is de meest rustige: hier staat het water (uiteraard) centraal, het geluid van de fonteinen en de grote grasvelden moeten zorgen voor een gevoel van rust en kalmte bij de bezoeker.

De zonnetuin is dan weer erg vrolijk. Vaste planten, rozenstruiken, heesters, geel-oranje en blauw gekleurde grassen bloeien hier allemaal van april tot oktober. Deze tuin ligt op het hoogste terras van het kasteel en is ook de jongste tuin. Van 1908 tot 1918 herstelde Joachim Carvallo de renaissancetuinen van het kasteel van Villandry, ter vervanging van het 19e-eeuwse park in Engelse stijl. Voor dit terras had hij een basisplan ontworpen. In het kader van de honderdste verjaardag van de heraanleg van de renaissancetuinen wilde Henri Carvallo, de huidige eigenaar, deze tuin creëren, geïnspireerd op het ontwerp van zijn overgrootvader Joachim.

In de kruidentuin groeien heel wat geneeskrachtige en culinaire planten. Er is ook een labyrint met prieeltjes, waar groot en klein al graag eens verstoppertje spelen 😉

Nog meer uitleg, foto’s en filmpjes over de opbouw van de verschillende tuinen lees je op: chateauvillandry.fr

En nog een klein filmpje van mijn kant

 

Tours

Het is intussen een traditie geworden dat we bij onze terugkeer uit Zuid-Frankrijk een tussenstop houden in de Loirestreek, kwestie van de reisafstand en -tijd wat binnen de perken te houden. Deze keer logeerden we in Tours vlak bij het station (mooi gebouw, zeker ook de moeite om even rond te kijken, buiten en binnen) en zouden een bezoek brengen aan Villandry.

Tours is tegenwoordig de hoofdstad van Touraine, maar was in de 15e en 16e eeuw de hoofdstad van het koninkrijk van Frankrijk. In de stad zijn vele sporen bewaard gebleven van dit verleden. We kwamen er aan in de late zondagnamiddag, nog net op tijd om even binnen te springen bij de toeristische dienst en vervolgens met een plannetje op verkenning te gaan.

We wandelden eerst richting het belangrijkste monument van de stad, de kathedraal van Sint-Gatianus. Deze is in gotische stijl, met een rijkelijk gedecoreerde laatgotische gevel en mooie glas-in-loodramen uit de 13e, 14e en 15e eeuw.

We liepen ook even rond in de aanpalende straten en zo richting de Loire en het kasteel van Tours. Daar bleek een betalend muziekfestival bezig (wat meteen het vele volk van werkelijk alle slag verklaarde dat in de buurt rondliep en toestroomde), niet meteen ons ding en bovendien veel te druk, dus gingen we de andere richting uit.

We liepen naar het hedendaagse centrum met een brede winkelstraat (maar zondag dus alles gesloten) en een heel moderne tram die kwam aangereden.

Op zoek naar een plek om iets te eten, gingen we richting Place Plumereau. Het plein vormt zowat het bruisende middelpunt van Tours: autovrij, omzoomd met vakwerkhuizen en stadspaleizen, en vol restaurants en cafés. Ons kon het echter niet meteen bekoren. Wanneer je je blik naar boven richtte, dan was het zicht best mooi, maar de gelijkvloerse verdieping van zowat elk pand was omgevormd tot een café, bar, snackbar, fastfoodtent of andere en voor de deur stonden stoelen, tafeltjes en parasols vol toeristen (waarvan er best veel zaten te roken). Het voelde nogal rommelig en chaotisch aan.

Geen van ons was enthousiast en dus zochten we toch nog wat verder. Uiteindelijk vonden we een fijne eetplek (Boll N Roll) waar we heel lekker aten voor weinig geld en in alle rust konden genieten van onze maaltijd.

Er zijn best mooie dingen te zien in Tours, maar op de een of andere manier sprak de stad ons toch niet 100% aan en hebben we ons op heel wat andere plekken in Frankrijk en in de Loirestreek al meer ’thuis’ gevoeld. Maar misschien moeten we het gewoon bij gelegenheid nog eens een tweede kans geven 😉

Bézier

Béziers is een van de oudste steden van Frankrijk, gelegen tussen Montpellier en Narbonne in. Wanneer je Béziers bereikt, dan vallen twee dingen op: de brug en het kasteel bovenop de heuvel. Het kasteel is eigenlijk een kathedraal. Met een prominente plek op een heuvel is Cathédrale Saint-Nazaire et Saint-Celse het symbool geworden voor Béziers.
De Via Domitia, waarover ik het eerder al had, liep van oost naar west door de stad. Via een Romeinse boogbrug, de Pont Vieux, was er een oversteek over de rivier de Orb. Uit die tijd resten ook nog ruïnes van een Romeinse arena, l’amfithéâtre du pont vieux. De stad zelf bereik je via de Pont neuf.

Béziers heeft een rijke geschiedenis. De stad lag zoals gezegd aan de Via Domitia, de Romeinse weg die de Provence met het Iberisch schiereiland verbond. De grond in de nabije omgeving van de stad bleek erg geschikt voor wijnbouw.
Later in de geschiedenis kreeg de stad te maken met de kruistocht tegen de Katharen. De stad was een van de bolwerken van de Katharen, die door de katholieke kerk als ketters werden gezien. Op 21 juli 1209 bereikte het leger van de kruisvaarders de stadspoort van Béziers. De katholieke inwoners van de stad kregen een ultimatum voorgelegd. Zij moesten de Katharen uitleveren aan de kruisvaarders of zij moesten de stad verlaten voordat de belegering zou beginnen. De katholieke inwoners van Béziers schaarden zich echter achter de Kathaarse inwoners van de stad. Een dag later, op 22 juli 1209, werd de stad geplunderd en integraal uitgemoord door het leger van de kruisvaarders. Niemand werd gespaard. Zelfs niet de katholieke priesters die toevlucht zochten in de kerk. Deze slachtpartij is een zwarte bladzijde in de geschiedenis van de stad. Een deel van deze geschiedenis komt terug tot leven in het mooie boek Het verloren labyrint van Kate Mosse dat ik kort voor onze reis las.

Wij parkeerden ons aan de rand van de stad (de beste plek trouwens, want het centrum van de stad is niet zo gemakkelijk met de wagen te bereiken) en kregen zo meteen een mooi zicht op Bézier.

De oude stad ligt in de hoogte en dus moet je even klimmen om er te geraken. Dat kan op verschillende manieren, wij nemen de passerelle de Pierre de Bonsi en wandelen zo tussen het groen naar boven (je kan daar trouwens ook een stuk de lift nemen). De wandeling via de passerelle geeft je al meteen een mooi uitzicht over de omgeving.

Op de binnenkoer van een hotel staat een kunstwerk met een duidelijke filmreferentie (voor filmliefhebbers van het genre dan toch, want mij zei het niet meteen iets 😉 )

We liepen even binnen in de Cathédrale Saint-Nazaire en ik besloot ook de toren te beklimmen voor een blik van bovenaf. Voor mij lukte een buitenrondgang nog wel (de balustrade was hoog en stevig en ik heb een eerder lichte vorm van hoogtevrees, Maya besloot aan de binnenkant van de deur te wachten en nummer 3 bleef gewoon beneden).
De kathedraal is best bijzonder en tot ver buiten de stad te zien, een mooi voorbeeld van Gotische architectuur.

Aan de achterkant van de kathedraal vind je een klein plein: Place de la Révolution met een fontein en een gezellig terras en een beeld dat verwijst naar de opstand die hier ooit plaats vond in 1851.
De stad bestaat uit een hele reeks van gezellige straatjes en pleintjes, leuke straatdecoratie en street art, uiteraard kan ook een foodhal niet ontbreken. We genieten volop en laten ons verrassen door de vele mooie plekjes.

Les Allées Paul-Riquet is een ruime promenade die verschillende delen van de stad met elkaar verbindt. Ze is vernoemd naar de persoon die het Canal du Midi heeft aangelegd. Je vindt er heel wat terrassen en met wat geluk kan je er nog een leuk stuk brocante op de kop tikken ook 😉

 

Bézier is een prachtig stadje waar van alles te zien is, en waar je vooral rond moet lopen. Geen lijst met must visits, maar gewoon wandelen in smalle straatjes, langs mooie pleinen en verschillende uitzichtpunten op de omgeving. Een echte aanrader!

 

 

 

Perpignan – deel 2

Nadat we al heel wat moois gezien hadden op onze wandeling door Perpignan (zie vorige blogpost), mochten we nog enkele bijzondere gebouwen ontdekken en bezoeken.

Hôtel Pams, een 19e-eeuws herenhuis in de binnenstad, is nog zo’n pareltje. Het werd gebouwd tussen 1852 en 1872 door Pierre Bardou, de oprichter van een sigarettenpapierfabriek. Enkele jaren later besloot de familie Bardou het gebouw om te toveren tot een elegant herenhuis en een ontmoetingsplek voor de elite van Perpignan.
Het gebouw op zich oogt misschien wat sober aan de buitenkant, maar eens binnen word je behoorlijk van je sokken geblazen door de luxueuze binnentuin en de kamers met het extravagant interieur. Het geeft je een mooi beeld van de artistieke smaak van de rijke bourgeois aan het begin van de 20e eeuw en hoe men leefde.

We wandelden verder naar het hoger gelegen deel van de stad waar het Palais des Rois de Majorque ligt. Dit indrukwekkende gebouw dateert uit de 13e eeuw wanneer Perpignan nog de hoofdstad was van het Koninkrijk Mallorca. Het werd hoog op een heuvel gebouwd in de stad door Koning James II van Mallorca en diende als verdediging van de stad.
Vandaag kan je het paleis in gotische stijl met hier en daar Catalaanse elementen, nog steeds bezoeken. Een groot deel van de ruimtes staan leeg, maar er zijn enkele mooie kapellen en het geheel is zeker de moeite waard en zet je aan het dromen over hoe die koninklijke feesten hier vroeger zouden geweest zijn.

Uiteraard heb je ook een prachtig uitzicht over Perpignan en de omgeving. Zo kan je bij helder weer zelfs de mythische berg Canigou in de verte zien liggen.
Deze hoge bergtop heeft een symbolische betekenis voor het Catalaanse volk. Op de top staat een kruis waarop regelmatig een Catalaanse vlag wordt gehangen en elk jaar op 23 juni is er een bijzondere ceremonie waarbij de een brandende toorts vanuit Perpignan naar het kruis en de vlag wordt gebracht en in de omgeving verschillende vreugdevuren worden aangestoken om de Catalaanse cultuur en identiteit te vieren.

Onze daguitstap naar het zuiderse Perpignan was zeker de moeite waard, de herenhuizen waren uitermate knap en algemeen valt er op architecturaal vlak heel wat te ontdekken in deze stad.

 

Perpignan – deel 1

Een andere stad die we zeker wilden bezoeken tijdens onze vakantie in de regio was Perpignan.

Het is een plek die toch een andere sfeer uitstraalt dan de meest Zuid-Franse steden. Je proeft er duidelijk de Catalaanse invloed. Naast Frans wordt er in de stad ook Catalaans gesproken en de straatnaamborden zijn bv in beide talen opgesteld. In 2008 was Perpignan ook de hoofdstad van de Catalaanse cultuur.
We parkeerden ons aan de rand van het centrum en trokken een dagje op wandeling in deze kleurrijke stad.

Wat opvalt, is de kleur in de stad. Bij onze aankomst springt het bijzondere theatergebouw meteen in het oog en even later komen we aan de rode stadspoort, Le Castillet.

De 14e-eeuwse stadspoort maakt deel uit van de stadsmuren die Perpignan vroeger omringden; in de 16de eeuw werden ze nog verder uitgebreid om de verdediging van de stad te versterken.

De kathedraal van Saint-Jean-Baptiste is een van de mooiste kerken in de stad. Deze rooms-katholieke kerk werd gebouwd rond de 14e eeuw in Catalaanse gotische stijl. De opvallende gietijzeren klokkentoren is typisch voor deze streek.

Ook hier vind je een markthal waar je iets kan eten of verse producten kopen en je kan een mooie wandeling maken langs de pittoreske kanalen van de stad en genieten van de sfeervolle straten en mooie huizen.

 

We ontdekten hier ook enkele bijzondere pareltjes, zoals Casa XANXO, een prachtig gotisch huis uit het begin van de zestiende eeuw. De herenhuizen van toen hadden een binnenkoer die half privé – half publiek was en de voordeur (poort) bleef doorgaans de hele dag open. Het gebouw onderging verschillende wijzigingen in de loop der jaren en in de 19de eeuw was het de thuis van een vrijmetselaarsloge. Sinds 2000 is het gebouw eigendom van de stad en werd het gerenoveerd en gerestaureerd. Toen wij het bezochten, waren de werken nog maar recent afgerond. Op de zolderverdieping liep er een tentoonstelling over de ruimtelijke planning van en de toekomstvisie voor de stad. Er hingen foto’s van enkele mooie huizen die we tijdens onze wandeling ook nog zouden tegenkomen.

Het moet gezegd, ik vind deze stad echt wel een interessante ontdekking en dan hadden we zeker nog niet alles gezien (maar dat is voor een volgende blogpost) 😉

Carcassonne

Het is na Parijs, Versailles en de Mont Saint-Michel de grootste toeristische trekpleister van Frankrijk en aangezien we in de streek logeerden, stond een bezoek aan Carcassonne uiteraard op ons programma 🙂
La Cité de Carcassonne, de volledig gerestaureerde versterkte oude binnenstad, staat als Ville fortifiée historique al sinds 1997 op de UNESCO-werelderfgoedlijst. Deze versterkte stad is zowat de grootste behouden vesting uit de middeleeuwen in Europa.
Na de middeleeuwen kwam de Cité de Carcassonne echter in verval. De inwoners trokken massaal naar de nieuwe benedenstad. In de negentiende eeuw besloot de Franse regering zelfs om de Cité in zijn geheel af te breken.  Dat was echter buiten de tijdgeest van de romantiek gerekend. Alles wat middeleeuws of gotisch was, kwam in de mode en er werd een campagne gevoerd om de vestingstad als monument te behouden. De actie had succes en architect Eugène Viollet-le-Duc werd aangewezen om de restauratie uit te voeren. In 1844 begon hij met de restauratie van de kathedraal van St.-Nazaire en daarna, tot 1879, met die van de hele cité.

 

Wij vertrokken meteen na het ontbijt in Narbonne richting Carcassonne zodat we nog heel vlot op een van de grote (betalende) parkings in de buurt van de oude stad een plekje konden kiezen dat deels in de schaduw van een boom lag en het nog niet te druk was.

De Porte Narbonnaise is de belangrijkste toegangspoort tot de historische binnenstad en vormde het zwaarst beveiligende deel van de historische stadsmuren. Onverwachte bezoekers konden hier altijd onder schot gehouden worden.

Eens door de poort lopen we meteen binnen bij de toeristische dienst voor een stadsplannetje en een extra woordje uitleg om vervolgens op ontdekking te vertrekken in de stad. De typische toeristenwinkeltjes en zogenaamde musea die naam niet waardig laten we aan ons voorbijgaan (straf trouwens hoe gelijkend die toeristenstraatjes kunnen zijn in steden die mijlenver uit elkaar liggen, met quasi-identieke winkeltjes). Door het vrij vroege uur slaag ik er in om nog verschillende foto’s te maken met weinig tot geen toeristen, en zo heb ik het stiekem het liefst 😉

De stadsmuren van Carcassonne vormen het belangrijkste deel van de Cité e en bestaan uit een buitenmuur en een binnenmuur, met daartussen de “lices” (een open ruimte tussen beide muren). De binnenmuur heeft 24 torens en de buitenmuur 16 torens. In Carcassonne zit er een behoorlijk grote ruimte tussen die muren. Deze ruimte werd gebruikt als extra verdedigingszone. In vredestijd was het een zone voor militaire oefeningen en toernooien. Nu vormen ze de ideale plek om even aan de drukte van de historische binnenstad te ontsnappen. Op de plekken waar de buitenmuur wat lager is, kijk je mooi uit over de stad en zijn omgeving.
Je kunt niet helemaal rondom de stadmuren lopen, want aan de westelijke zijde bij Porte d’Aude ontbreekt een stukje.

In het centrum was een zone ingericht met verschillende tentjes die het leven zoals het was in de oude stad terug wat concreter maken voor de bezoekers. Wie wil kan ook deelnemen aan een workshop lettering of weven of eens proberen hoe zwaar dat nu weegt zo’n zwaard.

Naast de Cité de Carcassonne heb je dus nog de Ville Basse (benedenstad) en de nieuwe stad. Het loont zeker de moeite om ook daar eens een kijkje te nemen. Twee bruggen over de Aude verbinden de oude Cité en de nieuwe stad met elkaar, de Pont Vieux en de Pont Marengo.

Onderweg kom je bovendien verschillende eethuisjes tegen waar het vaak een stuk rustiger (en soms ook goedkoper is) om iets te eten of te drinken.

Wij vonden ons bezoek aan Carcassonne zeker geslaagd en door vroeg te komen, konden we de grootste drukte in de oude stad vermijden en ten volle genieten.

Narbonne – NarboVia

Na een tussenstop in Clermont-Ferrand zetten wij onze reis verder naar het zuiden om van Narbonne onze uitvalsbasis te maken. Omdat ons hotel aan de andere kant van de stad lag en we toch nog niet konden inchecken, reden we meteen naar NarboVia, een modern en jong museum over de Romeinse geschiedenis van de stad.

Het museum opende in 2021 en is best bijzonder qua architectuur. Het werd ontworpen door Foster + Partners, die ook de Millennium Bridge en het stadhuis in Londen, het Shangri-La Hotel in New York, het Reichstag-paleis in Berlijn, het Carré d’Art in Nîmes en het viaduct van Millau in hun portfolio steken hebben.

Sommige andere bezoekers vroegen zich ongetwijfeld af wat wij in hemelsnaam aan het bekijken waren en waarvan ik foto’s nam (en tuurden even mee in de hoogte om vervolgens – wellicht inwendig het hoofd schuddend – toch gewoon het museum binnen te stappen). Ik kan echter enorm genieten van de architectuur van een gebouw en trok me dan ook niets aan van die ietwat verbaasde blikken 😉

Narbonne, of Narbo Martius zoals het toen heette, was de eerste Romeinse kolonie die in 118 voor Christus in Gallië werd gesticht en het was ook een van de rijkste Romeinse kolonies buiten Italië. Het museum heeft een collectie van meer dan 7000 stukken, inclusief muurschilderingen en een uitzonderlijke set van 760 fragmenten van grafmonumenten.

Narbo Via is ook een archeologisch onderzoekscentrum met een restauratieatelier (keramiek, mozaïeken, beschilderd gips, lapidaire fragmenten), een studieruimte en een groot auditorium waar conferenties en symposia worden gehouden.
Het middelpunt van het museum is een ‘Lapidary Wall’, die een natuurlijke barrière vormt in het hart van het museum en de openbare galerijen scheidt van de meer private restauratieruimtes. Een grote galerij doorkruist het gebouw en loopt langs een muur waar 760 blokken worden gepresenteerd in een dubbel metalen rek van 10 m hoog en 76 m lang. De blokken kunnen worden verplaatst naar een centrale plek in de wand omgeven door beeldschermen die de steen in kwestie als het ware kunstmatig in zijn oorspronkelijke situatie kunnen plaatsen.

Wat enorm opvalt, is de ruimte die alle stukken krijgen, letterlijk, het museum voelt erg licht en luchtig. Heel wat ruimtes ook waar de geschiedenis aan de hand van video’s in beeld wordt gebracht (in kamers met projecties op 3 muren wat toch een ander effect geeft dan louter projectie op één wand of film op een scherm).

En ook van wat interactie met moderne kunst(enaars) hebben ze duidelijk geen schrik. Het zorgde alvast voor boeiende opstellingen in het museum.

Het was ook erg leuk om samen met Maya een aantal van de Latijnse grafschriften (deels) te ontcijferen. Zo kwamen die lessen Latijn toch nog eens van pas 😉

De collecties van het Narbo Via museum kregen op 14 december 2020 de titel Musée de France. Een erkenning voor de conservatie en presentatie van de collecties en voor de ontwikkeling van de museumactiviteiten die zowel kennis, educatie en het plezier van de bezoekers voor ogen hebben.

Alle praktische info lees je op de website van het museum: https://narbovia.fr/ 

En wie nog meer Romeinse geschiedenis wil ontdekken, kan terecht op 2 andere bijzondere locaties. Het Horreum, in het hart van de moderne stad (en het enige zichtbare en bezoekbare Romeinse monument in het centrum), bestaat uit ondergrondse galerijen gebouwd in de 1e eeuw voor Christus en liggen 5 meter onder de huidige grond. Omdat we vorig jaar in Arles al iets gelijkaardig zagen, lieten we dit echter voor wat het was.
Een tiental kilometer ten noorden van de oude hoofdstad Narbo Martius ligt Amphoralis, in Sallèles-d’Aude, een voormalige werkplaats voor de productie van Gallische amforen.

 

 

Clermont-Ferrand – Gergovia

De omgeving van Clermont-Ferrand kent al een lange geschiedenis. Het gebied rondom de huidige stad zou al in de vierde eeuw voor Christus bewoond geweest zijn door de Averniërs, een Keltische stam. Meer nog, in de buurt zou in het jaar 52 BC een legendarische slag uitgevochten zijn tussen de Romeinen en de Galliërs, waarbij de Romeinen een gevoelige nederlaag leden tegen, jawel, de troepen van Vercingetorix.
Dat we dit zo goed weten, komt omdat Julius Caesar (die de Romeinen toen aanvoerde) van de strijd een verslag heeft gemaakt in zijn befaamde De bello Gallico.
Tot vandaag krijgen leerlingen Latijn nog stukken uit dit werk voorgeschoteld om te lezen / te vertalen. Het stond op mijn curriculum, maar ook op dat van Maya.

Waar de Galliërs de strijd nog wonnen in 52 BC, moesten ze uiteindelijk later toch in de Romeinen hun meerdere erkennen. Hun versterkte stad bleef nog een tijd in gebruik onder Romeins bestuur, maar in de eerste eeuw werd Gergovia wellicht volledig ontruimd en een nieuwe stad gesticht die het huidige Clermont-Ferrand zou worden.

Al sinds de renaissance zochten historici naar wetenschappelijk bewijs voor deze slag. Waar precies lag het Gergovia waarvan sprake in de verhalen? Was het mogelijk om te achterhalen wat er toen effectief gebeurd was? Een oorlogsverslag geschreven door één van beide partijen zou ongetwijfeld onwaarheden bevatten, archeologisch bewijsmateriaal zou misschien een en ander kunnen verduidelijken, nuanceren of bevestigen.
In de 18de eeuw kwamen Gallische resten aan het licht op het plateau. In de 19de eeuw ging men op zoek naar de versterkingen van de Romeinen. In de jaren ’40 van de 20ste eeuw volgden nog enkele kleinere onderzoeken, maar uiteindelijk was het wachten tot het begin van de 21ste eeuw voor een grootschaliger onderzoek. Vandaag is nog steeds maar een klein deel van het plateau onderzocht.

Reden genoeg dus voor ons om richting het plateau te trekken. De tocht bleek wel een tikje uitdagender dan aanvankelijk ingeschat, een vrij steile en kronkelende weg die we toch bleven volgen (zolang de camper voor ons vlotjes verder kon, zou het ons ook wel lukken). Toen we borden zagen staan dat bussen en campers niet verder mochten rijden, besloten wij ook halt te houden op de eerste parkeerplaats die we tegenkwamen en de rest van de weg te voet te doen. We hadden nog dichter kunnen parkeren bleek achteraf, maar we namen liever geen risico. De kleine parking voor 16 wagens (P1), bleek op 1.5 km van het museum te liggen. Al wandelend konden we ook samen genieten van de mooie vergezichten.

Op een site langs de weg was nog archeologisch onderzoek bezig.

Op de volgende, grotere parking (P2, voor ca. 100 wagens) was er een klein onthaalpunt en stond er een pendelbusje dat bezoekers naar het museum reed (waar op ca. 200 m van het museum ook nog een parking voor ca. 50 wagens was). Wij besloten om gewoon verder te wandelen, het was immers niet ver en zo kon je ook meer zien.

Gergovia was in de 1e eeuw BC het belangrijkste bewoningscentrum van de Arverni met een stevige stenen omwalling. Door de ligging op een plateau konden de Romeinen geen belegeringsmachines inzetten tegen deze vestingwerken.

In 1903 is er een monument geplaatst om de overwinning van Vercingetorix te gedenken. Architect Jean Teillard ontwierp een 26 meter hoog bouwwerk in vulkanische steen.

 

En dan zien we ook het museum liggen, een modern gebouw in breuksteen en cortenstaal, heel mooi ingepast in het landschap zodat het totaal niet storend is. Er is heel wat te zien en te lezen/luisteren. Het verhaal van de slag tussen Galliërs en Romeinen wordt vanuit verschillende standpunten in beeld gebracht. Hiervoor worden ook videoprojecties gebruikt waardoor je als bezoeker meer in het verhaal getrokken wordt, wat het toch een stuk boeiender maakt dan louter naar gevonden artefacten kijken en lappen tekst lezen 😉

Het museum is niet supergroot, maar erg interessant. De uitleg is zowel in het Frans als het Engels beschikbaar en het personeel spreekt verschillende talen. En uiteraard heb je ook nog de schitterende omgeving waarvan je kan genieten. Op het plateau zijn een aantal wandelingen uitgetekend.

Bij het terugwandelen naar de auto kregen we een pittig regenbuitje over ons heen (en de paraplu’s lagen uiteraard nog in de wagen), maar we vonden deze uitstap zeker de moeite waard.

Alle praktische info over het museum lees je op hun websitehttps://musee-gergovie.fr/

Clermont-Ferrand

Dit jaar trokken wij voor onze zomervakantie andermaal naar Zuid-Frankrijk (Narbonne en omgeving). Naar eveneens goede gewoonte intussen deden we dat niet in één rit, maar hielden iets over halfweg een tussenstop, in Clermont-Ferrand.

Clermont-Ferrand is de hoofdstad van de regio Auvergne en de belangrijkste plaats van het departement Puy de Dôme. De stad ligt ook aan een knooppunt van snelwegen en dus ideaal om een tussenstop in te lassen bij een langere reis.

In het gebied rondom de huidige stad bestond al in de vierde eeuw voor Christus een Keltische nederzetting. In de buurt werd in 52 BC een wereldberoemde (althans voor iedereen die ooit Latijn studeerde, maar meer daarover in een volgende blogpost) slag uitgevochten. Na de val van het Romeinse Rijk groeide het stadje, bekend als Clairmont, uit tot een centrum van de kerkelijke macht. ‘Uiteraard’ zorgde dit op een bepaald moment voor spanningen met de wereldlijke macht die een beetje verder een nieuw centrum bouwde, Montferrand. In de 17de werden beide samengevoegd tot Clairmont-Ferrand. De edelen vestigden zich terug in Clairmont en lieten er hun stadspaleizen bouwen. Na de Franse Revolutie kwam de rubberindustrie tot ontwikkeling en stichtten de broers André en Édouard Michelin in 1889 de intussen wereldberoemde firma die hun naam draagt (ook hierover later meer in een volgende blogpost).

We starten ons bezoek aan het voormalige stadsdeel Montferrand. Omdat het niet zo eenvoudig bleek voor voertuigen om het belangrijkste, maar erg steile kruispunt van de stad te gebruiken, werd in de 18de eeuw beslist om het wegdek zowaar met 3 meter te verlagen. Plots lag de ingang van de woningen hierdoor op het niveau eerste verdieping en de kelders op het straatniveau! En dus werden er creatieve oplossingen gezocht met buitentrappen, wat nog steeds bij enkele oudere gebouwen bewaard is gebleven.

Tijdens onze verkenningswandeling spotten we ook nog wat street art

en andere beeldende kunst

 

Clermont-Ferrand heeft een bijzondere binnenstad (het voormalige Clairmont), omdat zowel de kathedraal als vele huizen in het oude stadscentrum met lavastenen zijn gebouwd en dus een ‘natuurlijke’ zwarte kleur hebben (die niet het gevolg is van jarenlange luchtvervuiling).
Je vindt in de stad menig kerkgebouw.

De basiliek Notre-Dame-du-Port, een 12de-eeuwse romaanse kerk die een plekje kreeg op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO en een grondige restauratie.

De kathedraal Notre-Dame-de-l’Assomption helemaal opgetrokken in die zwarte lavasteen. De start van de bouw dateert al van de 13de eeuw, maar de twee hoge, opvallende spitsen werden pas in de 19de eeuw door Viollet-le-Duc voltooid. Een aantal van de glas-in-loodramen werden besteld door Lodewijk IX die er ook zijn zoon, Filips III, liet trouwen.

Maar uiteraard is er in de stad ook nog heel wat ander moois (of bijzonder) te spotten.

We zagen nog heel wat verwijzingen naar de Tour de France, niet ongebruikelijke in Frankrijk in de maand juli. Bleek dat hier niet enkel de herenkoers voorbijgekomen was, maar dat ook de dameskoers (uitgerekend op de dag dat wij er waren) hier haar tweede rit startte. Die start ging duidelijk met een pak minder volk en heisa gepaard, maar het was wel leuk om het even mee te maken en we zagen Lotte Kopecky schitteren in het geel.

 

Misschien niet top of the list voor een verblijf, maar volgens ons toch zeker de moeite om even halt te houden in deze stad.