Category Archives: Cultuur

Stockholm dag 4

Dag 4 startte in Stockholm al even koud, blauw en zonnig als de vorige. Na een uitgebreid ontbijt trekken we terug richting Skeppsholmen waar we de dag voordien niet meer toegekomen waren aan een bezoekje van het Modernamuseet en Arkdes (waarvoor je een combiticket kan kopen). We beginnen intussen al een beetje onze weg te (her)kennen in de stad en blijven genieten van de omgeving.

We lopen ook even het Centraal station binnen en besluiten onze koffers daar morgen in een locker te steken zodat we geen tijd verliezen met heen en weer geloop tussen hotel, bushalte en luchthaven.

Skeppsholmen is een klein eilandje dat via Skeppsholmbron verbonden is met Blasieholmen. Vanop de brug heb je een mooi  zicht op de stad. Aan de brug staan wegwijzers naar de musea. Je ziet al snel enkele buiten-kunstwerken opduiken die deel uitmaken van het beeldenpark van Moderna Museet.

Een sanitaire stop in het museum levert alvast wat extra beeldmateriaal op (een leuke genderdivers infobordje en een bijzondere klink, die niet altijd even vlot werkt op sommige deuren, spannende momentjes in verschillende betekenissen mogelijk dus).

  

Arkdes is het Zweeds centrum voor architectuur en design. Er is een permanent deel met heel wat informatie en maquettes over architectuur en publieke ruimte door de jaren heen en er zijn enkele ruimtes voor tijdelijke (?) thematische tentoonstellingen. Eén grote zaal was helemaal ingericht met een soort kijkdozen in de vloer. Heel knap gedaan en ook boeiende materie vond ik persoonlijk.

Modernamuseet is andere koek om het zo even te noemen. Moderne kunst roept wel vaker twijfels op bij mij, en dat is al helemaal zo bij videokunst. De verschillende video-installaties kunnen mij echt op geen enkele manier bekoren of intrigeren. Misschien was ik daardoor al te zeer beïnvloed, maar ook bij de rest van de kunstwerken is er maar weinig dat mij aansprak. Echt lang hebben we hier ook niet rondgelopen, dan toch maar liever terug naar buiten en genieten van alles wat er daar te zien was (en nog even kijken naar de kunst buiten, die brengt samen met de zon mijn goede humeur meteen terug).

Na de musea gaan we nog wat verder op verkenning in de stad, soms langs iets steilere stukken waar je nog steeds goed moet uitkijken voor ijsplekken. We genieten van het uitzicht, liepen langs oude Zweedse huisjes, een oude telefooncel met een nieuwe functie, doen uiteraard nog eens van fika …

… tot de zon begint te zakken en we richting restaurant gaan (een beetje een tegenvaller dus daar gaan we niet veel meer woorden aan vuil maken al was het ergens ook wel grappig om een medewerker met Aziatische roots en ‘Engels met een oosters accent’ Italiaanse termen te horen opsommen en tussendoor Zweeds te horen praten met een collega die Afrikaanse roots had).

 

Stockholm part 3

Dag 3 van onze citytrip in april startte opnieuw koud, maar meteen zonnig. Ideaal dus om de stad te voet te verkennen na een uitgebreid ontbijt.

Vandaag terug een museumbezoek in de voormiddag, meer bepaald het ABBA-museum, en de rest van de dag vooral genieten van de buitenlucht en de zon. Volgens de website moet je hier altijd je tickets vooraf kopen, maar dat lukte dus nog de avond voordien. Deze keer moesten we ook een tijdslot aangeven (op die manier blijft het bezoekersaantal gecontroleerd en de bezoekerservaring gegarandeerd; ik kan daar mee leven, zeker omdat we nog de avond vooraf konden boeken al zal dat niet altijd zo last minute kunnen natuurlijk en dan vraagt het iets meer planning en organisatie). Dit museum ligt in de buurt van Vasa, waar ik eerder al over schreef. Je kan ze dus ook gemakkelijk op één dag combineren, ideaal wanneer het slechter weer is 😉

Het ABBA-museum is nog een jonge telg in museumland, het is amper 10 jaar oud. Je krijgt er het verhaal te zien en horen van de vier bekende leden: hoe ze elkaar ontmoetten, gingen samenwerken, hoe hun carrière liep enz. Je krijgt als bezoeker een heuse inkijk in hun leven en wereld. Er werd zelfs een stuk van de Polar Studio en van hun zomerhuis tot in de kleinste details nagebouwd.

De echte fans (of de durvers?) krijgen de kans om mee te dansen op het virtuele podium of een stukje van je favoriete ABBA-lied zingen in een opnamebox. Wie in het hokje meezingt, beseft het misschien niet altijd (of trekt het zich niet aan), maar de andere bezoekers in de directe omgeving kunnen meeluisteren en laat ik zeggen dat ‘niet elke kandidaat met evenveel zangtalent gezegend is’. Wil je jouw ABBA-kennis testen, doe dan mee aan een kleine quiz en kies op één van de schermen uit drie moeilijkheidsgraden (en neen, het is echt niet zo eenvoudig). Je vindt er ook een uitgebreide collectie (gouden) platen, prijzen, poppen en andere merchandising en outfits (sommige lichtjes verkleurd, maar het zijn wel degelijk de originele stukken).

In het museum staat dé telefoon uit ‘Ring ring‘. Als deze telefoon zou rinkelen terwijl je er bent, zeker opnemen! De enigen die het telefoonnummer kennen zijn namelijk Benny, Björn, Agnetha en Frida. En neen, wij hoorden hem niet bellen, maar dat zou wel degelijk al gebeurd zijn.

Recent is er op het eind een nieuw stuk toegevoegd aan de tentoonstelling waar de projecten na de ABBA-tijd aandacht krijgen, zoals de verschillende musicals (over ABBA en andere) geschreven door Björn en Benny en enkele soloprojecten van de Agnetha en Frida. En uiteraard is er ook info over ABBA The Voyage, de befaamde hologramshow. Vanaf 7 mei 2023 loopt er trouwens naar aanleiding van de tiende verjaardag van het museum een gloednieuwe tentoonstelling over ABBA Voyage (zie persbericht voor meer info).

Eén ding is zeker: in dit museum loopt je gegarandeerd minstens te neuriën en kom je goedgezind buiten 🙂

Alle praktische info en meer lees je op de site van het museum.

Na ons museumbezoek is het echter tijd om buiten verder op verkenning te gaan. En ook daarvoor zitten we op een ideaal stukje Stockholm. Djurgården is een heel groen eiland en het op een na grootste van de 14 eilanden van Stockholm, vroeger was het het jachtdomein van de koninklijke familie, nu mag iedereen er komen genieten en dat gebeurt ook volop.

Onder het motto ‘go where the locals go’ liet ik me opnieuw inspireren door de blog van Take me to Sweden waar Heidi je meer vertelt over één van de favorieten van de Stockolmers. Rosendals Trädgård is een zowel een tuincentrum als een horecazaak, een bakkerij, een pluktuin …   Je kan er terecht voor slaatjes, broodjes, soep en fika. Ze gebruiken uitsluitend organische en biologische ingrediënten en serveren zoveel mogelijk zaken uit eigen tuin. Op zonnige dagen is het er erg druk en dat klopt, alle stoeltjes en bankjes buiten zijn bezet en er staat een hele lange rij aan te schuiven voor een hapje of drankje. (Meer lezen? Dat kan op https://www.rosendalstradgard.se/ of op de blog van Takemetosweden).

We piepen nog even binnen in de serre die ingericht is als tuincentrum, maar besluiten dan toch gewoon verder te wandelen wegens iets te druk naar onze zin. In de zomer is het hier ongetwijfeld nog leuker wanneer de tuinen vol groente en bloemen staan en je ook in de grasvelden kan picknicken. Nu ligt er nog sneeuw en ijs, dus in de grasvelden zitten is niet meteen een optie. Maar we genieten best van het winters landschap en spotten zowel reetjes als een eekhoorn terwijl we verder wandelen.

Aan een kleine kiosk houden we halt voor een koffie/thee en een kanelbullar. De Zweedse hotdog of korv laten we aan ons voorbijgaan, maar het broodje is duidelijk populair.

Omdat we nog voldoende tijd hebben, besluiten we nog een extra lusje op Skeppsholmen te maken, een klein eilandje waar ook nog enkele musea liggen: Arkdes en Modernamuseet. De beelden in de tuin voor het museum trekken meteen de aandacht.

Omdat het al vrij laat in de namiddag is, besluiten we de volgende dag terug te komen om beide musea te bezoeken, maar doen we wel nog even van fika, al was het maar omdat de bar in de inkomhal best gezellig is (en de oudere barman erg grappig is en zo nu en dan zijn koffiekopjes rondgooit alsof hij Zweedse imitatie van Tom Cruise in Cocktail is). Deze keer gaan we voor koffie/thee en Chokladbollar, een andere Zweedse lekkernij.

Daarna trekken we terug verder door de stad en gaan langzamerhand op zoek naar een plekje voor het avondmaal. Nadat we even van de voorziene route afwijken (afslag gemist) belanden we bij toeval in Upplandsgatan waar we Cravings Kitchen ontdekken. De menukaart aan de deur ziet er aantrekkelijk uit, er blijkt nog een tafeltje vrij en dus is het snel beslist: hier gaan we eten. De formule van foodsharing maakt dat we verschillende gerechtjes van de menukaart kunnen kiezen en het smaakt ons zeer. De schoteltjes zijn mooi gepresenteerd en het eten is erg lekker, we genieten! We laten ons nog verleiden tot een dessertje, o.a. omdat er eentje op de kaart staat waar we nog nooit van gehoord hebben, Naima, en dat als omschrijving ‘vegan en dessert van de toekomst’ meekrijgt van de dame die ons bedient. Het dessert beschrijven is moeilijk: het was zacht en fluwelig en we kunnen het niet meteen met iets vergelijken, maar het was wel lekker :p

Voldaan van onze dag en ons avondmaal keren we andermaal tevreden terug naar ons hotel en ons bed.

 

 

 

Stockholm part 2

Dag 2 in Stockholm: na een goede nachtrust starten we de dag met een stevig ontbijt. Buiten is het op dat moment nog aan het vriezen en voorlopig ook nog bewolkt, maar er is beterschap op komst. We zorgen voor een extra warme outfit, met o.a. een laagje thermisch ondergoed, intussen ook bij ons veel meer standaard sinds de energiecrisis en de lage kantoortemperaturen de voorbije winter 😉

We hebben een bezoek aan Vasa op onze dagplanning staan en kiezen voor een wandeling i.p.v. het openbaar vervoer om daar te komen, ideaal wat ons betreft om zo de stad nog wat verder te ontdekken.

We lopen duidelijk door een mooie buurt en langs de winkels van de duurdere merken. We blijven echter buiten en genieten vooral van de gevels, de etalages en het uitzicht. Het blijft ook uitkijken waar we onze voeten zetten, want de sneeuw en het ijs zijn zeker nog niet verdwenen.

Het Vasamuseum ligt op Djurgården en kan je niet missen, het is immers heel herkenbaar met de masten door het dak. Het hele museum draait rond de Vasa, het enige (oorlogs)schip uit de 17de eeuw dat nog bestaat. De Vasa kapseisde en zonk in 1628 op zijn eerste tocht! Na 333 jaar op de bodem van de zee werd het enorme oorlogsschip geborgen (vanaf eind 1957) en stuk voor stuk gerestaureerd. De Vasa bestaat voor 98 procent uit originele onderdelen (ruim 14.000 losse houten onderdelen alleen al) en honderden uit hout gesneden sculpturen en is uniek in de wereld. In 1987 startte de bouw van het museum dat letterlijk rond het schip gebouwd is gebouwd. In 1990 gingen de deuren van het maritiem museum open voor het publiek.

We hebben onze tickets de avond voordien nog online gekocht om lange wachtrijen te vermijden (wordt ook aangeraden), maar die zijn er op dit moment niet. Wellicht zitten de weekdag en het feit dat het nog geen paasvakantie is daar voor iets tussen. We vinden dat absoluut niet erg, wel integendeel. Verschillende musea kennen hier trouwens een winter- en zomerprijs, van oktober tot en met april betaal je een beetje minder voor jouw toegangsticket, leuk meegenomen.

 

We wandelen op ons gemak door het museum en hebben alle ruimte om het indrukwekkende gerestaureerde wrak te bekijken. Onderzoekers hebben al heel wat geleerd over het leven en de technieken van die tijd en nog steeds wordt er onderzoek gedaan naar de beste manier om het schip te bewaren. Wanneer je in de zomer komt, voorzie je best een extra truitje, in het museum ligt de temperatuur permanent tussen de 18 en 20 °C om de Vasa zo goed mogelijk te kunnen conserveren.

Wanneer we het museum terug verlaten, hebben de wolken al deels plaats gemaakt voor de zon en blauwe lucht waardoor alles er meteen wat mooier uit ziet en we enkele foto’s opnieuw maken (waar is de tijd van het filmrolletje waarbij je vooraf ernstig nadacht over elk beeld dat je wel of niet ging schieten)


Stockholm is gebouwd op 14 eilanden die met meer dan 50 bruggen verbonden zijn. Je hebt het vaak niet eens door dat je plots op een ander eilandje staat, met mijn gebrek aan oriëntatie probeer ik het dan ook niet bij te houden 😉
Langs de kade is het genieten van het zonnetje, het water en de statige gebouwen. Aan het water zien we Tivoli (nu heet dat blijkbaar Gröna Lund) liggen – een pretpark dat de deuren openden in 1883 en nog steeds bestaat en waar ook heel wat concerten gegeven worden – maar dat gaan we niet bezoeken.

Na het beroemdste museum van Stockholm besluiten we door te wandelen naar Gamla Stan, het historische (en meest toeristische) centrum van de stad, omdat het daar in het weekend doorgaans een stuk drukker is en we dat nu wat kunnen vermijden.

We steken een brug over en gaan eerst een kijkje nemen aan het koninklijk paleis. Omdat we nog in het winterseizoen zijn, is de wissel van de wacht beperkt tot woensdag, zaterdag en zondag, daar hadden we even niet op gelet. Het kasteel behoort tot de grootste van Europa, maar omdat het zonnetje intussen heerlijk schijnt, besluiten we toch vooral om buiten te blijven en kopen we geen ticket voor een bezoek.

Wat doe je als toerist toch altijd even? Een kijkje nemen waar je misschien wel een leuk cadeautje zou kunnen scoren. De kleurrijke huisjes op Stortorget zijn wellicht bij de meest gefotografeerde van Stockholm, ook wij kunnen er niet aan weerstaan.

Ons oog valt op een winkeltje met dalarnapaardjes (ofte dalahäst, häst is paard in het Zweeds) in de etalage, er is zelfs een klein museum in en je vindt er exemplaren gemaakt door kunstenaars. Heel mooi, maar toch wat prijzig en dus laten we de paardjes voor wat ze zijn. Even verder zit nog een fijn winkeltje met een heel vriendelijke dame waar ik enkele leuke sokken koop en een koffiemok. Spulletjes die we zeker zullen gebruiken en een fijne herinnering zullen oproepen.

Intussen is ons uitgebreid ontbijt verteerd en hebben we wel zin in fika (de Zweedse variant van koffiepauze of teatime). Aan plekjes waar je terecht kan voor fika geen gebrek trouwens. We besluiten Grillska Huset binnen te gaan, vooral omdat het er authentiek uit ziet (en geen toeristenval). Het koffiehuis + bakkerij heeft geen vrije zitjes meer, maar in het aanpalende restaurant kunnen we ook terecht voor fika. Binnen voelt het meteen goed aan: een mooi aanbod, gezellig ingericht, ruime porties, … hier zou ik met plezier ook komen lunchen. Er blijkt ook een sociaal luik aan verbonden Grilska Huset in de vorm van een tewerkstellingsproject waardoor ik het nog fijner vind dat we er net dit plekje hebben uitgekozen.
Ik ga voor koffie, mijn zus voor thee en uiteraard hoort daar een Zweeds gebakje bij. Ik kies voor een overheerlijke kardemonbullar (ik had er gisteren al eentje gekocht ‘on the go’ bij Fabrique, een ambachtelijke bakkerij met verschillende winkels in Stockholm en verder), mijn zus gaat voor een semla, een bol met amandelspijs en room. De semla wordt traditioneel alleen de dinsdag zeven weken voor Pasen gegeten, maar tegenwoordig worden ze (vooral?) tussen Kerst en Pasen verkocht.

Na een deugddoende pauze gaan we vervolgens we op zoek naar het kleinste beeldje van Stockholm: Järnpojken of het IJzeren Jongetje. Ik las er over op de blog Take me to Sweden waar je trouwens massa’s tips vindt voor een bezoek aan Zweden (suggesties voor verblijf, eetadresjes, besprekingen van musea, hoe je verplaatsen, … you name it and she has written about it).
Het was even zoeken, maar we hebben het uiteindelijk gevonden en ja, het is echt een héél klein beeldje van amper 15 cm hoog en het staat gewoon op de grond dus je kan er letterlijk gemakkelijk overheen kijken. De naam van het beeld is officieel ‘De jongen die naar de maan kijkt’ of ‘Pojken som tittar på månen’ in het Zweeds. Het is gemaakt door de Zweed Liss Eriksson. Soms draagt het een mutsje of sjaaltje, maar die dag niet.

Daarna wandelen we nog een beetje verder doorheen de stad, maken nog wat sfeerfoto’s en gaan langzamerhand op zoek naar een plek om iets te eten. In Östermalm kwamen o.a. langs een mooie foodhal waar we sowieso even binnen liepen. De food hall bestaat al sinds 1888 en heropende in 2020 na een jarenlange renovatie. Ik las achteraf dat de plek in de top 10 staat van beste food halls wereldwijd en één van de favoriete plekken van Jamie Oliver is in Stockholm.

We overwegen even om daar iets te eten, maar het is er al vrij druk en toch ook wel wat prijzig dus we besluiten nog even verder te kijken. Het is wel het moment voor een sanitaire stop en net zoals in de moderne food hall gisterenavond hebben de toiletten hier een betaalslot; je leest het goed: je scant je bankkaart, betaalt en pas dan gaat de deur open. Ik had er wel al van gehoord, maar het was toch even verrassend wanneer je er voor het eerst zelf mee wordt geconfronteerd. Het is ietwat onhandig wanneer je vrij dringend naar het toilet moet en de lezer je kaart niet accepteert, maar voor de rest wel goed gezien natuurlijk (al heb je met een echte toiletdame of -heer wel nog iets meer zekerheid op een net toilet en de beschikbaarheid van toiletpapier).

Op vrijdagavond wordt er duidelijk meer buitenshuis gegeten waardoor onze zoektocht naar een eetplek iets langer duurt dan ingeschat. Veel leuke restaurantjes blijken al volzet en andere serveren dan weer iets waar we niet zoveel zin in hebben op dat moment (we vinden het bv niet echt het weer om sushi te eten). Omdat het intussen alweer een pak kouder is en we wel honger krijgen, besluiten we het bij een burger te houden in Jensens Böfhus. Het is er vrij rustig en de bediening vriendelijk. Het eten is OK, zij het niet heel bijzonder, maar we zijn blij dat we onze voeten onder tafel kunnen steken. Bij de betaling hier kan ik kiezen om in kronen of euro te betalen, de enige keer dat ik die optie kreeg trouwens en dat is dan wel weer fijn meegenomen want hierdoor komen er geen transactiekosten bij die anders wel standaard bij elke betaling door de bank worden aangerekend.

En dan is dag twee voorbij en is het tijd om ons beddeke op te zoeken 😉

Boekentorenliefde

De Boekentoren is een symbool in Gent. Het is de jongste van de torens die de Gentse skyline bepalen, maar voor mij eigenlijk wel de mooiste. Het is niet de hoogste toren op zich, maar doordat hij op de Blandijnberg staat, ‘torent’ hij toch maar mooi boven de omgeving uit 😉
De toren vormt de spreekwoordelijke kroon op het werk van architect en kunstenaar Henry Van de Velde en groeide uit tot een symbool van het modernisme in de Belgische architectuur.

‘Een machtige boekenkast in de hoogte aangelegd’, zo presenteerde Henry Van de Velde in 1934 zijn ontwerp. Op 15 oktober 1942 opende de nog onvoltooide Boekentoren voor het eerst zijn deuren. De toren liep heel wat oorlogsschade op en moest dus al meteen worden hersteld. In de loop van de decennia ging de staat van toren sterk achteruit, maar uiteindelijk kwam er recent dan toch een renovatie, uitgevoerd door een team onder leiding van het vermaarde duo Robbrecht en Daem. In 2021 was de parel van de Universiteit Gent terug in ere hersteld en wilde ik dolgraag het resultaat gaan bekijken.

Tijdens mijn opleiding Germaanse talen volgde ik o.a. het keuzevak bibliotheekwetenschappen en was toen al eens tot boven in de toren geweest. Later, in 2010, toen ik verslaggever was voor Gentblogt, kon ik samen met Maya nog eens op bezoek naar aanleiding van een workshop met Pieter Gaudesaboos over zijn boek Tommy en de torenhoge boterham (link naar het verslag van toen, bij de archivering zijn er wel wat rare tekens in de tekst gekomen).

Dat Van de Velde veel aandacht had voor de lijn en natuurlijk licht hoeft geen betoog, de inrichting van de Boekentoren maakt dat overduidelijk. Ook zijn aandacht voor functionalisme vind je terug in het ontwerp. De afstand tussen de kolommen werd aangepast aan de breedte van de boekenrekken en de hoogte van de plafonds in het boekenmagazijn werd precies berekend zodat het personeel zonder ladder de bovenste plank kon bereiken.

De volledige inrichting is trouwens zakelijk en functioneel, geen overbodige krullen en ornamenten, maar strakke lijnen en afgeronde hoeken.


Door het uitbreken van Wereldoorlog II kon hij helaas niet alle materiaal gebruiken zoals in het ontwerp voorzien, Belgisch Sint-Anna marmer werd het alternatief voor het zwarte rubber of linoleum dat hij aanvankelijk gekozen had als materiaal voor de meeste vloeren. De houten wandpanelen in de Belvedère zijn van inlandse eik, de donkere omlijsting van wengé, afkomstig uit Congo.

De Belvedère is de parel aan de kroon van de Boekentoren, al was de functie minder duidelijk. Van de Velde wilde er een museum van het boek van maken, de universiteit wilde het gebruiken voor lezingen en recepties. Door het ontbreken van een goede liftverbinding (die kwam er met de renovatie wel) bleek dat echter niet haalbaar en werd de mooie Belvedère een plek waar het personeel mocht eten of op de biljart spelen.
Die bewuste biljart heb ik er nog zien staan tijdens mijn studentenbezoek, hoe hij ooit op zijn plaats is geraakt, kon niemand ons vertellen. Nu is hij verdwenen en een vriendelijke jongedame wist me te vertellen dat ze hem op het dak van de lift (wan er in lukte niet) naar beneden zouden hebben gebracht! New urban legend or true story, wie zal het zeggen?

Heel fijn trouwens om deze buurt eens vanuit de hoogte te bekijken.

Na ons bezoek aan de toren ‘moesten’ we uiteraard ook nog eens een kijkje nemen in de leeszaal. In de inkomhal nu geen fichebakken meer (maar lockers) en ook de tafels en stoelen in de leeszaal bleken intussen vervangen. Waar wij enkel over onze papieren cursus en boeken gebogen zaten, zaten er nu vooral studenten met laptops en vele ook met koptelefoons, maar de stilte hing er nog steeds, net zoals ‘in onze tijd’ 😉

Terug buiten liepen we nog even verder naar de hoek van straat, richting HIKO. Het Hoger Instituut voor Kunstgeschiedenis en Oudheidkunde (HIKO) werd opgericht in 1920. Van de Velde werd niet enkel docent, maar ontwierp ook het gebouw dat nu de westvleugel vormt van het Boekentoren-complex. De bijzonder ingang met de afgeronde hoek en de grote raampartij trekt nog steeds de aandacht van menig voorbijganger. Bij mooi weer kregen de studenten vroeger soms les op het buitenterras onder de betonnen luifel die uitkeek op de binnentuin, een privilege dat ik zelf jammer genoeg niet mocht ervaren in mijn studentenjaren (ik volgde er o.a. lessen Duits terwijl mijn lief op mij zat te wachten en de luide stem van prof W. DC tot in de gang kon horen).
Collecties die toen in de tentoonstellingsruimte werden getoond, maken vandaag deel uit van het Gents Universiteitsmuseum (GUM), ook een hele fijne plek om eens te bezoeken trouwens.

‘t Was heel fijn om de Boekentoren en de universiteitsbibliotheek in ere hersteld te zien en daarnaast was het ook een leuke trip down memory lane voor ons beide 🙂

 

Kunst in d’ Oude kliniek

De gemeenschapsinstelling De Zande in Beernem wordt vernieuwd. Vooraleer het oude gebouw te slopen, staat het nog 1 weekend open voor de inwoners, met de tentoonstelling Kunst in d’Oude Kliniek. Met de sloop van het gebouw verdwijnt immers ook een stukje Beernemse geschiedenis. Het gebouw was sinds de jaren ’30 een ziekenhuis en later een kraamkliniek. Heel wat inwoners van Beernem zagen er dus het levenslicht 😉

Op zaterdag 25 en zondag 26 maart, tussen 10.00 en 18.00 u, kan je nog een laatste keer een bezoek te brengen aan de voormalige kraamkliniek. Er is een fototentoonstelling over de geschiedenis van de Sint-Andreaskliniek en ruim 34 Beernemse kunstenaars palmen de kamers in met hun kunstwerken. Aangezien eentje van de 34 een collega is, besloten we op zaterdagmiddag toch even richting Beernem te rijden en een kijkje te gaan nemen 🙂

Fotografie, schilderkunst, beeldhouwwerken, muziek, keramiek, mixes media, … heel wat uiteenlopende kunstvormen waarbij het een ons al meer aansprak dan het ander, maar dat is wel vaker zo met kunst natuurlijk. Wil je zelf nog een kijkje gaan nemen, dan moet je snel zijn, want enkel nog te zien op zondag 26 maart, tussen 10u en 18u. De lokale TV kwam alvast een kijkje nemen en maakte een reportage. Meer beelden van de verschillende werken van de kunstenaars en de tentoonstelling vind je ook op de Instragrampagina Kunst in de Zande. De namen van alle deelnemende kunstenaars lees je op de website van de gemeente Beernem.

   

Gedichtendag 2023

Vandaag gedichtendag.

Op Maya’s school deden ze (helaas en in tegenstelling tot voorgaande jaren) niets rond het thema (het gevolg van een andere directie?).

Puur toeval dat de bf vandaag de boekhandel binnenstapte om nog snel wat ‘verplicht leesvoer’ voor Maya te kopen (leerkracht was bijna vergeten dat de leerlingen nog tegen volgende maand een boek gelezen moeten hebben, parents to the rescue dus om snel een exemplaar te halen nadat de keuze uit de lijst gemaakt was).

In het aangekochte boek zat een extra kaartje. Eentje met een ongepubliceerd gedicht van Bart Moeyaert (en meteen wat reclame voor een gloednieuwe editie van Duet met valse noten, veertig jaar na de eerste publicatie in 1983, toen Moeyaert amper 19 was en zijn debuut ter perse ging en vervolgens uitgroeide tot een moderne klassieker die zelfs vertaald werd in het Japans blijkbaar).

Kortom

Van je ware zijn er zeven op de wereld
je weet nog niet dat ik daar een van ben

mogelijk zal ik je nooit omhelzen
toch is de ware liefde onderweg

we reizen in een touringbus bergop
bergaf remmen we mee met onze voeten

dan stapt weer iemand met de glimlach uit
recht in de armen van een zielsverwant

evengoed stapt stervend vuur weer op 
of zal ik zeggen: sissend kooltje

de achterbank, daar wordt getreurd
ik ben gaan houden van het woordje ongewisss

met dat verschil dat jij je tijd verspilt 
aan witte nachten, wanhoop, wachtmuziek

kortom aan alles wat ons eenzaam maakt
ik ga je op een dag verrassen

leef door en zoek of wanhoop niet
de bus rijdt voor en als je mij ziet

zeg je: ah.

KMSKA opnieuw open

Op 24 september 2022 gingen bij het vernieuwde Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) de deuren terug open voor het publiek. Na elf jaar bouwen en renoveren was iedereen er opnieuw welkom.

Het KMSKA was 11 jaar gesloten. In die periode werd het historische gebouw gerenoveerd en werd er een nieuw, hagelwit volume aan toegevoegd. De nieuwe toevoeging is geen uitbreiding, maar een ingenieuze inbreiding in de historische patio’s. Hierdoor ontstond er 40% extra tentoonstellingsruimte. KAAN Architecten creëerde hiermee twee werelden in één gebouw en het museum viel hiermee al in de prijzen.

Binnenkomen doe je niet meer via de monumentale trappen, maar langs een kleine ingang linksvoor (bij het blauwe tentje op de foto) die je naar een lager gelegen ontvangstgedeelte brengt met digitale ticketbalie (voor wie nog geen kaartje vooraf kocht), een grote lockerruimte (om jassen en tassen op te bergen, en een vriendelijke reminder om een foto te maken van je lockernummer want met digitaal slot dus geen genummerd sleuteltje om mee te nemen) en een trap naar de voormalige ‘inkomhal’.
Daar kan je meteen de grandeur van het oorspronkelijke museum ervaren terwijl je aanschuift om je ticket te laten valideren. In de inkomhal stond een vleugelpiano voor wie zin heeft om de wachttijd muzikaal wat op te fleuren (bij ons nog niet echt nodig, een uurtje later was de rij al een behoorlijk stuk langer en werden de intermezzo’s wel gesmaakt).

De glanzend witte vloer kwam al tijdens het openingsweekend volop in het nieuws wegens vol zwarte vegen (en wie was er in hemelsnaam op dat idee gekomen om voor een witte museumvloer te kiezen?) Ik vond het persoonlijk wel bijzonder en ook best mooi, helemaal niet ‘clean’ of ‘labo-achtig’ (en de zwarte vegen waren intussen weer netjes weggehaald, respect voor de poetsploeg).

Uiteraard gingen we ook naar de ruimte met colour blocking lijnen, volgens mij de plek die sinds de heropening al het meest op sociale media opdook. Het is dan ook een heel ‘istagrammable’ plekje 😉

In het nieuwe deel van het museum werd ook met heel wat marmer gewerkt, niet direct mijn meest favoriete materiaal, maar hier vond ik het wel passend. De nieuwe trappen goed in beeld brengen met mijn al wat gedateerde smartphone was wel een uitdaging en de werkelijkheid is zeker mooier dan de afbeelding.

 

Het KMSKA is het grootste kunstmuseum van Vlaanderen en heeft een rijke verzameling van absolute topwerken. Van de Vlaamse primitieven en de Antwerpse barok tot een uitgebreide verzameling moderne kunst, de belangrijkste Ensor-collectie ter wereld en de grootste collectie werken van Rik Wouters. Het is ook het enige museum in Vlaanderen met een eigen restauratie-atelier en expertisecentrum rond Rubens, Ensor en de Antwerpse barok.

Wat mij – naast de architectuur – sterk aansprak, is de manier waarop de kunstwerken gecombineerd worden, hoe werken in dialoog gaan met elkaar. Hoe Vlaamse primitieven gecombineerd worden met moderne werken, ik kon het zeker smaken. Er is duidelijk ook een vleugje humor aanwezig bij de curatoren, zo bv een schilderijtje dat scheef lijkt te hangen, maar dat is (uiteraard) helemaal niet zo toevallig 😉

Het nieuwe deel van het museum heeft ook een modern prentenkabinet waar het licht getemperd is om de papieren werken niet te beschadigen. Het tonen van werken op papier houdt door de lichtgevoeligheid altijd grotere risico’s in. Daarom werden veel van de werken op papier vroeger zelden getoond. Hier krijgen ze hun eigen plek.
Het KMSKA kreeg in 2021 een schenking van 57 leemtetekeningen van de kleinkinderen van Michel Seuphor.

De kunstenaar werkt met horizontale lijnen van verschillende lengtes om vormen te creëren. Een hele secure manier om kunst te benaderen, waarvoor Seuphor inspiratie haalde bij abstract kunstenaar Piet Mondriaan én de horizonlijn van de Antwerpse haven. Elk van de 57 tekeningen bestaat op zichzelf, al kunnen sommigen ook gecombineerd worden en een grotere compositie vormen. Ik kende deze kunstenaar niet, noch deze kunstvorm, maar vond het wel heel mooi en bijzonder.

Het nieuwe dak met de vele prefab-schachtjes die voor indirect licht zorgen, vond ik eigenlijk qua beeld wel passen bij de leemtetekeningen. Ze zorgen trouwens ook voor een leuke reflectie op de witte vloer. Misschien niet meteen iets waar iedereen op let, maar ik kan die dingen nu net weer zo mooi vinden aan een gebouw 🙂

 

Ook het werkje ‘Hulde aan Marc Chagall’ van Pablo Gargallo vond ik erg knap en zou ik met plezier thuis een ereplekje geven om er elke dag van te genieten 😉

 

Wie ervan droomde om eens een eigen kunstwerk tentoon te stellen in het KMSKA, kon deelnemen aan De Nationale Expo. Inspiratiebron voor deze wedstrijd was Aanbidding door de koningen, Rubens’ topstuk uit het KMSKA. Iedereen kon meedoen ongeacht kunstvorm of ervaring. Meer dan 2.500 creatieve talenten namen deel en probeerden zoveel mogelijk stemmen te ronselen. Meer dan 125.000 mensen brachten een stem uit op hun favoriet. 100 kunstwerken zullen nog tot 22 januari 2023 schitteren in KMSKA, de 50 populairste werken via de publieksstemmen (één van hen is trouwens onze goede vriend Max van Hemel) en 50 werken gekozen door een vakjury. Via een afgeleide wedstrijd op Ketnet, De Nationale Ket-expo, waagden 270 kinderen hun kans, tien van hen veroverden een plek in het museum. Wie snel is, kan nog een kijkje nemen. Boek maar gauw een ticket zou ik zeggen 😉

 

Alle praktische info lees je op de website van het museum.

La Grande Motte

Onze meerdaagse verblijfsplek voor onze zomervakantie 2022 lag helemaal in het zuiden, aan de kust, in het stadje La Grande Motte. Ik moet toegeven dat ik er nog nooit van had gehoord, maar was heel enthousiast toen ik enkele beelden vooraf zag van de plek waar we zouden logeren. Bleek dat ook hier architectuur en ruimtelijke ordening een belangrijke rol hadden gespeeld bij de ontwikkeling van deze plek. Er zou duidelijk een rode draad in onze zomervakantie zitten 🙂

La Grande Motte is beschermd als erfgoed uit de 20ste eeuw en ligt bij de grens van Camargue, op 25 kilometer van Montpellier. Zijn naam zou door zeemannen gegeven zijn, die de stad zo noemden vanwege de duinen, die dienden als herkenningspunt in dit ruige gebied. In de jaren 70 van vorige eeuw werd dit een badplaats, ontwikkeld door de architect Jean Balladur. Zijn futuristische bouwwerken waren geïnspireerd door de Maya piramides en zorgde voor iconische witte gebouwen met geometrische motieven.

De geschiedenis van La Grande Motte begon ruim 50 jaar geleden. De bouw van de stad maakte deel uit van een groot ontwikkelingsproject aan de Middellandse Zee met als doel 8 badplaatsen te creëren tussen Montpellier en de Spaanse grens (in een poging om zo het massatoerisme naar Spanje wat tegen te houden en de toeristen in Frankrijk te houden).
Jean Balladur, de hoofdarchitect van La Grande Motte, werd belast met een van de meest ambitieuze projecten van deze missie: de bouw vanuit het niets van een badplaats en hij deed dat met verve want tot op vandaag blijft deze plek een schoolvoorbeeld voor architecten en ruimtelijke planners. Jean Balladur liet zich inspireren door zijn reizen in Zuid-Amerika. De “afgeknotte” piramides die hij ontwierp, hebben de vorm van de precolumbiaanse tempels in Mexico. De architect heeft een visie die gerust vooruitstrevend genoemd kan worden: hij wil kunst in de straten, op pleinen en parken, toegankelijk voor iedereen.

Beton is het belangrijkste bouwmateriaal bij La Grande Motte. Zoals Oscar Niemeyer voor hem had gedaan voor zijn hoofdstad Brasilia, gebruikt Jean Balladur beton als artistieke ondersteuning. Wat hij hiermee bedoelt, zie je meteen wanneer je naar de gevels van de belangrijkste gebouwen van de stad. De betonnen motieven die op deze gevels zijn aangebracht, creëren een ritme en geven elk gebouw zijn eigen identiteit.

Mocht je nu denken dat La Grande Motte alleen maar beton is, dan heb je het mis. La Grande Motte is vooral een model van een tuinstad met meer dan 70% van zijn stedelijke voetafdruk gewijd aan ruimtes met groen en bos. Geen enkele andere stad in Europa kan hetzelfde zeggen! Jean Balladur en zijn belangrijkste tuinarchitect, Pierre Pillet, wilden voor hun ideale stad een groene Tuin van Eden creëren. Ze besloten alleen regionale plantensoorten te gebruiken, gewend aan zeespray en soms barre leefomstandigheden. Ze kozen de typische mediterrane soorten: pijnbomen en platanen, lavendel, tijm, laurier, rozemarijn, tamarisk en olijfbomen. De aanplantingen hebben een dubbele functie: enerzijds vormen ze schaduwrijke pleinen langs de lanen en de paden, aan de andere kant geven ze openbare en privéruimtes orde en eenheid.

De piramides in het centrum van de stad spelen ook een rol bij het beheersen van de winden zoals de Tramontana en de Mistral. De gebouwen werden door de architect zo geplaatst dat de winden ‘gekamd’ (geremd) worden en daardoor minder fel zijn voor de vegetatie. Ook het zout in de lucht wordt opgevangen door diezelfde gebouwen die zo een rol spelen van “collectoren” (met bijna 4 kilo zout per vierkante meter per jaar!).

La Grande Motte geeft een prominente plaats aan voetgangers en fietsers. Jean Balladur creëerde een ‘duurzame stad’ voor zijn tijd met bijna 25 km zachte wegen. Geïnspireerd door de stad Chandigarh in India (ontwikkeld door, jawel, Le Corbusier!), ziet Jean Balladur La Grande Motte als een tuinstad met veel groene ruimtes en bomen. De manier van circulatie was vooruitstrevend in meer dan één opzicht en geeft de stad een bijzondere levenskwaliteit. Jean Balladur besloot – en dat aan het einde van de jaren 1960, terwijl de auto koningin was in Frankrijk – om ‘zacht zwerven’ te bevorderen in de nieuwe badplaats. Hij bouwde onder andere 6 loopbruggen om de wijken met elkaar te verbinden en koos ervoor om geen gemotoriseerde weg aan te leggen tussen het strand en de Promenade aan het water.

De aanwezigheid van groen bleef bovendien niet beperkt tot de woonzones, er kwamen tientallen hectares groen bij aan de rand van de stad met vijvers, heidevelden en wijngaarden. Grote recreatiezones in het oosten en westen zijn beplant met pijnbomen en sluiten aan op beboste natuurgebieden. Het zorgt allemaal voor waardevolle open ruimte die op hete zomerdagen functioneert als een spreekwoordelijke oase in de woestijn, iets wat steeds belangrijker wordt.

Het duurde echter lang voor de meerwaarde algemeen geaccepteerd werd. Na vele jaren van kritiek, krijgt La Grande Motte in januari 2010 het label “Erfgoed van de 20e eeuw” (voor het eerst gaat dit label ook naar het geheel van een stad).

La Grande Motte heeft verschillende wijken, elk met een eigen stijl. De Levant is de naam voor het stadscentrum. Het wordt ook wel ‘de mannenwijk’ van de stad genoemd, met afgeknotte piramides en een meer rechtlijnige kant van de gebouwen. Hier vind je heel sterk de architecturale stijl van Jean Balladur, vooral met motieven of mazen die de gevels vormen en een persoonlijkheid geven aan elk van de gebouwen.

Soms zeer grafisch, soms poëtisch of humoristisch, en net als de piramidevormige gebouwen zijn ze het handelsmerk van La Grande Motte. Hier vind je ook de haven, winkels, restaurants en openbare gebouwen zoals het stadhuis, het culturele centrum en een kerk.

Jean Balladur ontwierp alle gebouwen rondom de haven. Op de Quai Charles de Gaulle staan residenties waarvan het decor – de betonnen scheidingen tussen de balkons – een eerbetoon is aan de neus van generaal de Gaulle. Jean Balladur was een fervent bewonderaar van de grote man en besloot daarom de gebouwen dit karakteristieke profiel te geven 🙂

Le Couchant is de architecturale ‘vrouwenwijk’ van La Grande Motte. De gebouwen hebben hier meer gebogen en golvende vormen met uitzicht op de zee. Le Couchant is een zeer groene wijk, waar je te voet of met de fiets tussen de woningen kunt wandelen zonder zelfs maar over te steken of een auto horen. Al wandelend kwamen we ook al eens een leuke bezoeker tegen tussen de pijnbomen 😉

Het was heerlijk genieten om op verkenning te gaan in de buurt. La Grande Motte heeft ook heel wat permanente bewoning en zeker de wijk Le Couchant kent nog een echt buurtleven. In de kleine restaurantjes vind je vaak een bonte mix van vakantiegangers en bewoners en het ‘pleintje’ met pijnbomen is er echt mooi verlicht, wat de sfeer er nog gezelliger op maakt en waar je de mensen gezellig ziet keuvelen, de eigen en publieke zeteltjes in groepjes bij elkaar gezet, sommige bij een petanqueveldje waar verschillende generaties samen genieten van een ontspannend spelletje jeu de boules, heerlijk toch? Voor de liefhebbers is er ‘uiteraard’ ook de promenade langs de dijk waar er meer entertainment te vinden is in diverse (karaoke)bars.

La Grande Motte heeft ook 7 km zandstrand waar het oorspronkelijke duinsysteem bewaard is gebleven en je kan er op de vele waterplassen terecht voor zowat alle watersporten. Wij zijn zelf niet direct waterratten, maar vonden het wel heerlijk om door de stad te wandelen en te genieten van de architectuur, verschillende restaurantjes uit te proberen en van de ontspannen sfeer te proeven.

In de omliggende natuur- en watergebieden kan je ook op excursie gaan en flamingo’s of schildpadden gaan spotten, of een tochtje maken door de Camargue met de mooie witte paarden. De droge zomer had echter ook hier al zijn sporen nagelaten, een aantal plassen stonden grotendeels droog en in de verte konden we ook de rookpluim van een van de vele bosbranden zien. De flamingo’s zagen we zo nu en dan over het hotel vliegen.

Naast dit alles liggen er heel wat toeristische toppers in de buurt en dus konden we onze dagen vullen met een afwisselend programma van (halve) daguitstappen en genieten van onze tijdelijke verblijfplaats (maar meer daarover in volgende blogposts).

Wij vonden La Grande Motte in elk geval een heerlijke ontdekking en een zalige plek om te verblijven 🙂

Firminy Vert, site Le Corbusier

Na ons bezoek aan het Gallo-Romeins museum en een nachtje in Lyon, reisden we alweer door, maar onze eerste stop was niet zo heel ver. We hielden halt in Firminy waar we een heel bijzondere wijk wilden bezoeken, nl. Firminy Vert, een groep gebouwen ontwikkeld door Le Corbusier in de jaren ’60 en wereldwijd geprezen als één van de meest geslaagde na-oorlogse ruimtelijke ontwikkelingsplannen in Europa. Op de site vind je o.a. een kerk, een sportstadion, een cultureel centrum en een woonunit, allemaal gebouwd volgens de architecturale principes van het modernisme.

We besluiten eerst een kijkje te nemen aan het cultureel centrum en toevallig start er net een rondleiding met gids waarbij we nog kunnen aansluiten. Het wordt een rondleiding ‘en petit comité’, onze groep bestaat slechts uit 7 personen. Geboeid luisteren we naar het verhaal over het ontstaan van deze site. Hoe Firminy een plek was waar vooral arbeiders woonden in minder comfortabele omstandigheden (ze gingen meestal werken in de fabrieken in Sainte Etienne en omgeving), in gebouwen die grotendeels dateerden van voor 1914, hoe een burgemeester in de jaren ’50 vond dat dit anders en beter kon en een urbanisatieproject opstartte. We horen de gids vertellen over de visie dat een goede leefomgeving veel meer was dan een eigen woning, dat het grotere geheel een belangrijke meerwaarde had, met aandacht voor sport en ontspanning, met functioneel openbaar groen, aparte fiets- en wandelstructuren weg van het autoverkeer, met woongelegenheden waarin gemeenschappelijke ruimtes minstens even belangrijk waren als private delen, waar nagedacht werd over materiaalkeuzes die duurzaam waren, waar geëxperimenteerd werd met nieuwe technieken (geen zware steunmuren of balken voor het dak, maar spankabels die het geheel bij elkaar hielden en houden in het cultureel centrum), …

Ongelooflijk fascinerend, verrassend modern en actueel. Wat nu vaak als vernieuwend wordt voorgesteld, lag meer dan een halve eeuw geleden gewoon al op tafel bij Le Corbusier en werd daar – toch voor een stuk – gebouwd!

Le Corbusier stierf al in 1965, toen was enkel nog maar het cultureel centrum bijna klaar. Zijn leerling André Wogenscky zette zijn werk verder met de bouw van het sportcomplex en de woontoren (opgetrokken met een specifiek systeem van verhoudingen in gedachten, ontwikkeld door Le Corbusier, de Modulor) waarin ook een schooltje geïntegreerd was.
Het wooncomplex konden we hier niet bezoeken, maar in 2019 bezochten we al La cité radieuse tijdens ons verblijf in Marseille, dat volgens dezelfde principes was gebouwd.

Meer over de site in Firminy kan je ook zien in onderstaand filmpje.

 

De bouw van de kerk startte pas in 1971, zes jaar na de dood van Le Corbusier, en kreeg te maken met heel wat hindernissen. Als gevolg van politieke conflicten, o.a. over de scheiding van kerk en staat (en ongetwijfeld ook de economische crisis) lagen de werken stil van 1975 tot 2003. Uiteindelijk werd het gebouw toch afgewerkt door José Oubrerie, een oud-leerling van Le Corbusier. Het gebouw kreeg verschillende bestemmingen, van school tot schuilplaats.
Gezien de scheiding van kerk en staat mogen publieke middelen niet gebruikt worden voor religieuze gebouwen en daarom is het nu een culturele plek en geen officiële kerk (al kunnen er wel bepaalde diensten georganiseerd worden).

De vorm van het kerkgebouw is sowieso bijzonder. Het heeft best wel wat gelijkenissen met een pakboot. Het geheel is van buitenaf heel gesloten, maar binnen wordt er op een heel fijne manier met het daglicht gespeeld. Het licht komt binnen langs een aantal gekleurde schachten op verschillende momenten van de dag en door een reeks kleine gaten die samen het sterrenbeeld Orion vormen.

Ook de akoestiek in het gebouw is bijzonder en ik kan me voorstellen dat een concert meemaken hier een aparte beleving is.

In het onderste deel van het gebouw worden wisselende tentoonstellingen gegeven. Op het moment van ons bezoek liep er een boeiende interpretatie van enkele van de ideeën van Le Corbusier. Het erfgoed van deze bijzondere man inspireert duidelijk nog steeds verschillende ontwerpers.

Firminy stond al een tijdje op onze must visit list en we waren erg blij dat we de plek een bezoekje konden brengen, de rondleiding met de gids vormde een mooie aanvulling en deed ons met nog meer be- en verwondering rondkijken. En ja, ook onze tiener vond het een interessante plek om eens rond te kijken en de toelichting van de Franse gids waren nog net te volgen dus ook dat was een meevallertje 😉

Meer weten of zelf zin om de site eens te bezoeken? Alle info lees je op https://sitelecorbusier.com/

 

 

Lyon, het Gallo-Romeins museum

Rijkelijk laat om deze reeks te beginnen, maar beter laat dan nooit 😉
Onze zomerreis van 2022 naar Zuid-Frankrijk startte opnieuw met een tussenstop in Lyon, één van onze favoriete Franse steden waar we al meerdere keren logeerden. Lyon is zoveel meer dan de stad die veel reizigers van en naar het zuiden enkel kennen van de files tijdens de rode of zwarte reisdagen.

Deze keer waren het 2 architectuurtips die ons inspireerden om er nog eens halt te houden. Eentje in de stad zelf en eentje iets erbuiten (maar dat is voer voor een volgende post). In 2018 brachten we al een bezoek aan de Romeinse site in de wijk Forvière (gratis toegankelijk trouwens en uniek met twee theaters – een groot theater en een odeon – naast elkaar), maar nog niet aan het Gallo-Romeins museum zelf.

Het museum en de site kregen de naam Lugdunum, verwijzend naar de oude benaming van de stad Lyon, ooit hoofdstad van Gallië en een belangrijke en welvarende stad in de Romeinse tijd. Het museumgebouw werd ontworpen door de architect Bernard Zehrfuss en in gebruik genomen in 1975. Het idee zelf om hier een museum te bouwen, dateerde al van de jaren ’30, maar kreeg pas concreter vorm in de jaren ’60. Het meest opvallende aan het gebouw is eigenlijk dat het zo weinig opvalt in de omgeving, maar perfect geïntegreerd werd door het in te graven in de helling van de historische heuvel die trouwens erkend werd Unesco werelderfgoed. Tegelijk is het museum des te opvallender want volledig opgetrokken uit gewapend beton dat ter plekke werd gestort (geen prefab hier). Uiterst modern en toch uitermate sober, robuust en indrukwekkend en toch ook alle ruimte gevend aan de collectie zelf die heel wat mooie stukken bevat.

Op een infobord dicht bij de ingang van het museum staat het allemaal nog veel beter verwoord 😉

Heel knap zijn ook de twee grote ramen die je een zicht geven op de historische site buiten en tegelijk heel wat daglicht naar binnen trekken. Van buitenaf zijn de ‘kijkvensters’ mooi ingewerkt (of moet ik zeggen uitgewerkt?) in de heuvel en komen ze totaal niet storend over. De architect Zehrfuss wordt dan ook terecht vaandeldrager van de moderne architectuur genoemd.

Het museum bezit één van de rijkste archeologische collecties van Frankrijk en stelt ze tentoon voor de bezoeker op ruim 4.000 m² oppervlakte. Het gaat onder meer over een verzameling gegraveerde stenen, mozaïeken, beelden, sieraden en gebruiksvoorwerpen uit het begin van onze jaartelling waarbij alle aspecten van de toenmalige maatschappij en het leven in een metropool worden toegelicht.

Ook de kinderen worden niet vergeten in het museum. Op verschillende plaatsen staat er uitleg op kindermaat en kunnen de jonge bezoekers kennis maken met stukjes uit het leven in de (Gallo-)Romeinse tijd. Alles is bovendien erg mooi uitgewerkt, vaak in hout en met mooie grafische elementen (een project uitgevoerd samen met Maison Georges).

We genoten zeer van ons bezoek aan deze plek, zowel van de architectuur als van de collectie en de uitwerking voor de kinderen.

Voor een bezoek aan de site buiten was er helaas geen tijd meer omdat er die avond nog een muziekoptreden op het programma stond en de site daardoor vroeger dan anders werd gesloten (maar aangezien we dat een vorige keer al deden, vonden we dat niet zo heel erg).

Na ons bezoek gingen we inchecken in ons hotel voor één nachtje en maakten we nog een kleine wandeling in het moderne Lyon waar we nog een hapje aten voor we onder de lakens kropen.

Wil je graag nog meer lezen over onze eerdere bezoekjes aan Lyon en het vele moois dat er te ontdekken valt? Dat kan via onderstaande links

Over ons bezoek aan la musée des confluences en het museum voor schone kunsten (2019)

Over de moderne wijk Confluence, de oude wijken van Fourvière, de wijk Presqu’ïle en de streetart (2018)