Category Archives: Op stap

Bokrijk

Als zomertip kan dit verslagje van onze trip naar Bokrijk van eind augustus niet meer dienen, maar ik schrijf het toch nog voor mijn persoonlijk archief en wie weet, kan het anderen toch nog inspireren voor een toekomstig bezoek 😉

Een bezoek aan Bokrijk stond eigenlijk al jaren op onze agenda, maar om de een of andere reden was het er nog steeds niet van gekomen om dat eens samen met Maya te doen. Gelukkig zag onze tiener het nog zitten om daar deze zomer eens verandering in te brengen en zo geschiedde. We vertrokken met de zon in Gent, maar eens het centrum van het land voorbij, doken we in de wolken en kwamen we aan in een grijs Limburg, ietwat frisser dan verwacht. Gelukkig zouden we in de loop van de dag ook de zon te zien krijgen en werd het een geslaagde dag.

Op de ruime parking konden we onze auto zonder problemen kwijt. Wil je echter met de trein komen, dan kan, er is zelfs een halte aan de ingang van het domein. Met de kaart van het domein in de hand besloten we eerst langs de boerderij te wandelen, waar Maya met plezier het Brabants trekpaard van dichterbij ging bekijken en ze even de jonge konijntjes kon bewonderen die net wat extra voeder kregen; enkele van de honden die de schapen op het domein hoeden, werden bijna plat geknuffeld 😉 Ik leerde er dat de Dendermondse eend het oudste Belgische eendenras is, met grijsblauwe of zwarte veren en een witte borst.

Vervolgens trokken we naar ‘de Oude Stad’. Tussen 1960-1973 verwierf Bokrijk een aantal oude stadswoningen uit Antwerpen die daar werden gesloopt. Tot 1989 bouwde Bokrijk verder aan het nieuwe museumdeel ‘de Oude Stad’. In 2012 opende in een gedeelte van de Oude Stad de permanente tentoonstelling ‘De sixties’. M. en ik genoten hier met volle teugen, maar ook Maya vond het erg leuk om in de oude, gereconstrueerde interieurs binnen te lopen en te horen welke spullen wij nog in huis hadden bij onze (groot)ouders en wat ze zelf ook nog herkende of leuk vond.

In de kleine bioscoopzaal keken we naar een compilatiefilmpje van verschillende films en (jeugd)reeksen die in de loop der jaren op het domein van Bokrijk opgenomen zijn. Ook hier opnieuw a trip down memory lane, zowel voor ons als voor Maya want ook enkele series die zij als kind zag, passeerden de revue.
Over de middag pikten we nog een leuke voorstelling mee van Circus Barones, die daar tijdens de zomermaanden hun tenten hadden opgezet. Ik moet zeggen, dat viel heel goed mee, een perfecte combinatie van traditie met een hedendaagse twist.

Intussen was het al middag en klaarde de hemel volledig open. Onder een heerlijk zonnetje verkenden we verder het domein, oude hoeves en gebouwen, mooi heropgebouwd en soms met een nieuwe functie.

We liepen even binnen in een hoeve met een mooie kruiden- en bloementuin waar we een herboriste aan het werk zagen en we van een theetje mochten proeven.

We aten een lichte lunch ‘In den dolfijn’, een gebouw uit Sint-Rijkers (Westhoek) dat meer dan 200 jaar een café was. ‘Herberg houden’ was trouwens meestal een bijberoep. De herbergier was daarnaast ook nog landbouwer, houtbewerker, brouwer, smid… Deze herberg deed trouwen ook nog dienst als gemeentehuis! Niet zo uitzonderlijk want vaak hadden enkel steden eigen gebouwen voor hun bestuur. In de dorpen vonden de vergaderingen vaak plaats in een herberg.

Ook mooi om zien: de duiventoren van Ingelmunster. De duiven zaten ooit op de 2de verdieping. Daar kon je – om te voorkomen dat er duiven werden gestolen – enkel met een ladder naartoe. Op de eerste verdieping was een opslagplaats voor dierenvoeder. Op de benedenverdieping liepen vaak varkens op kippen rond. Een duiventoren bouwen was bovendien niet zo eenvoudig want er kwamen verschillende vakmannen aan te pas: metselaars, timmermannen, tegelzetters en een smid. Hier in het domein is het vooral een mooi uitkijkpunt op de vijvers en de omgeving.

De gereconstrueerde schuur uit Zuienkerke heeft een hoog, bijna puntvormig dak. Dit model kwam in West-Vlaanderen heel vaak voor. Centraal onder het dak werd de oogst bewaard, er was ook ruimte om het graan te dorsen en er waren ook ingebouwde koeien- en varkensstallen. De varkens konden van buiten gevoederd worden via de voedergaten in de gevel. Voor het dak van dergelijke schuur is heel wat riet nodig, wel 60 ton! De oppervlakte van het dak bedraagt ca 1200 m² en het riet ligt 25 tot 30 cm dik. Zes rietdekker doen er 40 dagen over om dit dak te leggen.

En verder zagen we nog kleine woningen, elk met hun eigen typerende stijl voor hun streek, water- en windmolens, oude bijenmanden, …

We konden er zelfs oud speelgoed uitproberen: het lopen op stelten lukte ons allen vrij aardig trouwens 😉

De mooie gerestaureerde pastorij van Schriek kreeg een volledig nieuwe invulling. De tafel, als plaats van ontmoeting en verbinding, vormt de rode draad doorheen deze imposante pastorij en zijn prachtige tuin. Op het gelijkvloers tref je een historische inrichting aan duit 1899, toen de pastoor hier samen met zijn onderpastoor en devote dienstmeid woonde. In de keuken liggen de ingrediënten te wachten om door de meid tot de lekkerste gerechten verwerkt te worden. Boven krijg je historische en hedendaagse smaakbeleving in al zijn facetten voorgeschoteld en in de pastorijtuin tot slot vind je vergeten groenten, kruiden en gezellige picknickplekjes. 

We zagen en lazen nog heel wat meer, genoten van een lekkere appelflap uit de bakkerij op het domein, proefden nog even van het lokaal gebrouwen bier (vooral M dan) en sloten onze dag af met een wandeling naar het beroemde fiets/wandelpad tussen het water net buiten het domein.

Een bezoek aan Bokrijk is meer dan de moeite waard, al moet je wel stevig stappen wanneer je alles wil zien op één dag. Er zijn regelmatig evenementen die nog een extra dimensie aan je bezoek kunnen geven, maar mogelijk ook voor meer drukte kunnen zorgen.

Alle praktische info lees je op: bokrijk.be

 

Giverny

Een bezoek aan Giverny stond al lang op mijn verlanglijstje en dat bleek prima inpasbaar bij onze trip naar Versailles 🙂

Het Normandische dorp Giverny werd een van de hoogtepunten van het  impressionisme dankzij Claude Monet, die er zijn reeks waterlelies schilderde en zo Giverny over de hele wereld bekend maakte. Om wachtrijen aan de kassa te vermijden, wordt aangeraden om vooraf een ticket te kopen voor een bezoek aan het huis. Maar vooraf is relatief, want wie een bezoekje brengt aan het Musée des Impressionnismes (in dezelfde straat als het huis en de tuin van Monet) kan daar gewoon een duoticket kopen en dat leek ons een heel handige oplossing om ons nog niet te moeten vastpinnen op een dag of een uur van bezoek. Vervolgens gewoon even letten op de juiste ingang: je hebt er een voor groepen en een voor zij die nog geen ticket kochten, maar dus ook eentje voor individuen die al een ticket vooraf kochten, wat verborgen in een steegje, maar er staat een bordje dat je de weg toont 😉

Claude Monet vestigde zich in 1883 in Giverny. Het dorp trok al snel een kring van Amerikaanse schilders aan die graag impressionistische principes wilden toepassen op de Normandische landschappen. Een eeuw later, in 1992, bracht een Amerikaanse zakenman en groot verzamelaar, deze werken terug naar de plaats van hun creatie en huldigde hij het Museum of American Art in Giverny in. In 2009 werd dit museum het Musée des Impressionnismes Giverny. Het is gewijd aan de geschiedenis van het impressionisme, in het bijzonder van Giverny, en de internationale verspreiding ervan.

Het museum is open van april tot oktober. Ook de museumtuin is mooi ingericht en op het bankje tussen de hoge grassen en klaprozen voelden we ons als het ware figuranten in een schilderij dat van Monet had kunnen zijn 😉

Alle praktische info lees je op de officiële website: https://www.mdig.fr/

Het huis en de tuin van Monet worden beheerd door de Fondation Monet. Vele restauratiewerkzaamheden en tal van tuiniers hebben het huis en de tuin van de schilder omgetoverd tot een bijzondere plek, waar jaarlijks 500.000 bezoekers op afkomen. Het is trouwens de meest bezochte site in Normandië, na de Mont Saint-Michel.
Wat ooit een verlaten woning was, werd door Monet veranderd in een waar meesterwerk. Hij voelde zich thuis in Giverny en woonde er 43 jaar van zijn leven, samen met zijn echtgenote(s) en zijn acht kinderen, tot aan zijn dood in 1926.

Charmant en romantisch. Zo kun je het huis van Claude Monet wel omschrijven. Met veel roze pleisterwerk, omringd door bloemen en bomen. Buiten, langs de rechte paden en onder de metalen bogen, bloeien de bloemen uitbundig in de tuin.

Op de begane grond vind je het atelier, de blauwe kamer, de eetkamer en de keuken. Binnen zijn zoveel mogelijk oude elementen behouden. In het atelier, de blauwe kamer (die gebruikt werd als leeskamer) en de keuken hangen tal van gereconstrueerde werken van Monet (de originelen hangen in musea of maken deel uit van private collecties).

In de eetkamer met de gele muren hangt een prachtige collectie Japanse schilderijen die Monet verzamelde, waaronder grote namen als Katsushika Hokusai.

Op de eerste verdieping kom je eerst in de slaapkamer van Claude Monet zelf, met reproducties van schilderijen van andere impressionistische kunstenaars uit zijn tijd. De andere kamers behoorden toe aan zijn tweede vrouw Alice Hoschedé en haar dochter, Blanche Hoschedé, die een student was van Monet en ook de vrouw van zijn zoon. In 2014 werd de kamer van Blanche gerestaureerd en opnieuw ingericht, zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke staat, met verschillende bloementapijten en grenenhouten meubels.

In de loop der jaren verwierf Monet een stuk land aan de overkant van de straat waar hij zijn Clos-Normand creëerde. Hij maakte van het terrein een heuse watertuin waarin hij een arm van de plaatselijk rivier afleidde. De grote watertuin staat vol met treurwilgen en bloemen.

Monet had een passie voor tuinieren, ook de waterlelies kweekte hij zelf! Hij verzorgde zijn tuin helemaal zelf en deed dit natuurlijk vanuit zijn kunstenaarsoog. De tuin is dan ook een klein paradijs vol kleur en licht. Zijn liefde voor Japan komt ook in de tuin terug in de kleine groene brug, de pioenrozen en de bamboeplanten. Vandaag is er een tuinier die zich louter en alleen bezig houdt met het onderhoud en de verzorging van de waterlelies.

In januari 2022, tijdens de kerstvakantie, trokken we in uitgesteld relais naar Parijs en zagen we in het Musée de l’Orangerie de beroemde waterlelies (Nymphéas) van Monet. Een half jaar later liepen we in de tuin waar hij ze schilderde, in Giverny. Beide bezoeken vond ik zeer de moeite waard, maar vooral van het huis en de tuin zal ik nog lang nagenieten 😉

Meer (praktische) info over het huis en de tuin lees je op de officiële website:  http://fondation-monet.com/

Tuinen van Versailles – park en zoveel meer (deel 2)

Dat er in het park van Versailles veel fonteinen en standbeelden staan, dat weet wellicht zowat iedereen, maar het park heeft nog veel meer te bieden. Nog een kleine bloemlezing in woord en beeld 🙂

Het Grand Trianon is een groot lustpaviljoen in de kasteeltuin, genoemd naar een voormalig gehucht Trianon. Het gehucht Trianon werd in 1668 gekocht door Lodewijk XIV, hij verenigde dat met het Domein van Versailles en liet het vervolgens volledig slopen (!) om er in 1670 een paviljoen te laten bouwen. Bij de eerste versie werden de gevels bekleed met blauwe en witte porseleinen tegels en kreeg het daarom de naam Trianon de Porcelaine. Later besloot Lodewijk XIV dit paviljoen te vervangen door een groter. Het huidige gebouw bestaat uit twee vleugels in lichtgeel marmer, die door een galerij met Ionische zuilen uit rood marmer, verbonden worden. De galerij gaf aanleiding tot de naam, Trianon de Marbre. Het lustpaviljoen werd gebruikt door de koninklijke familie om de strenge hofetiquette te ontvluchten en dichter bij elkaar te kunnen zijn.

Het gebouw werd in de 18e eeuw verwaarloosd. Napoleon III en later Louis-Philippe lieten het in ere herstellen. De appartementen bevatten salons, chambres en antichambres.
Leuk weetje: een kamer die eerst de studeerkamer van Louis XIV was, werd door Louis XV samen met een andere kamer gecombineerd tot een eetkamer. Tijdens de regeerperiode van Louis-Philippe werd het een salon en in 1845 een slaapkamer voor zijn dochter Louise-Marie en haar echtgenoot, Leopold I van België (!) En dus zie je er nu tijdens je bezoek een bordje met de titel Kamer van de koningin der Belgen 🙂

Het interieur van Le Grand Trianon is in 1965, op last van Charles de Gaulle, volledig gerestaureerd in Empirestijl en in de stijl Louis-Philippe. Sindsdien is een gedeelte van de rechtervleugel beschikbaar voor de Franse president en wordt het ook gebruikt als verblijf voor buitenlandse staatshoofden die op staatsbezoek zijn. Dat stuk van het gebouw is niet toegankelijk voor het publiek trouwens 😉

Het bloemenperk vlakbij Le Grand Trianon zou je een plantaardig dierenpark kunnen noemen, hier was volgens mij een tuinaanlegger met gevoel voor humor aan het werk 😉 De planten hebben allemaal een naam die verwijst naar een dier.

Het Petit Trianon is een klein(er) lustpaviljoen, niet zo ver van ‘zijn grotere broer’. Het paviljoen werd gebouwd in de 18de eeuw als een klein kasteel. Het Petit Trianon was een geschenk van Louis XV aan Madame de Pompadour. Omdat zij vóór de voltooiing stierf, nam hij het gebouw in gebruik met Madame du Barry, een van zijn andere maîtresses (!)
Marie Antoinette kreeg het dan weer in 1775 cadeau van Lodewijk XVI. Ze liet het park eromheen, dat voordien overdag toegankelijk was voor het publiek, afsluiten. Het gebouw werd in de 20e eeuw grondig gerestaureerd en het Petit Trianon en de achterliggende tuinen zijn nu (opnieuw) open voor het publiek. Bij het Petit Trianon ligt ook een (kunstmatige) grot en een ‘liefdestempel’.

In het park vind je nog steeds prachtige oude bomen die de statigheid van de omgeving versterken.

Vlakbij bevindt zich Le Hameau de la Reine, wat ik toch wel de grootste verrassing van Versailles vond. Midden in een park met klassieke Franse tuinen en weelderige fonteinen, beland je plots in een imitatiedorpje in Engels stijl. Dit kleine dorp werd op verzoek van koningin Marie Antoinette gebouwd omstreeks 1785. Ze wilde daar kunnen leven als “boerin”, weg van het hofprotocol. Het dorpje telt een tiental huizen waaronder een watermolen (die verder geen functie had), een schapenstal en een boerderij. De vorstin hoedde de (geparfumeerde!) schapen en molk zelf koeien samen met haar hofdames. Le Hameau werd een bron van ergernis en spot voor de bevolking en gezien als een decadente uitspatting van een wereldvreemde vorst(in).

Wij liepen meer dan vijf uur rond in het park en op het einde van de dag stonden er meer dan 30.000 stappen op onze teller. Moet het nog gezegd dat er veel te zien was 😉

Alle praktische info lees je op https://www.chateauversailles.fr/

Tuinen van Versailles – park en zoveel meer (deel 1)

Na het kasteel mag een bezoekje aan de tuinen zeker niet ontbreken. Je komt ogen te kort in het kasteel, maar dat geldt net zozeer voor de tuinen, die verrassend (en) groot zijn. De wereldberoemde tuinen van Versailles zijn aangelegd door tuinarchitect André Le Nôtre, die wel meer knappe tuinen op zijn palmares heeft (en graaf Caraman, voor de 18e-eeuwse tuinen van het Klein Trianon).

De tuinen tellen heel wat vijvers en fonteinen, honderden beelden, paviljoenen, zuilengalerijen, bloemperken, lusthofjes, een oranjerie, een grot en een groot kanaal. Tijdens het ancien régime was het park 6.000 ha groot en omsloten door 43 km muur. De totale oppervlakte bedraagt nu nog steeds 815 ha (waarvan 300 ha bos en woud). De tuin staat trouwens in het Guinness Book of Records als de grootste aangelegde tuin ooit.

Het dichtst bij het kasteel liggen de meer strakke en heel typische tuinen met mooie (bloemen)perken en geometrische structuren, uiteraard ook met de nodige waterpartijen en fonteinen. Het (uit)zicht op de omgeving is ronduit indrukwekkend.

Heel bijzonder in Versailles zijn het grote aantal werkende fonteinen die er nog precies bij liggen zoals in de tijd van de Zonnekoning. Lodewijk IVX was echt verzot op waterpartijen. De vergulde fonteinen en bassins staan allemaal perfect symmetrisch opgesteld. Het waterverbruik was enorm, er werden daarom speciale kanalen en aquaducten van de Seine aangelegd om Versailles van water te voorzien en de fonteinen werden zelfs enkel in werking gesteld als de koning in de buurt was. De fonteinmeesters floten naar elkaar om de komst van de koning te melden en de fontein op te starten. Er was in de 18de eeuw immers niet genoeg waterdruk om alle fonteinen tegelijk te laten spuiten. Er zijn 55 vijvers en bassins, die per uur 3.600 m³ water verbruiken, en ruim 2.400 fonteinen, waarvan 600 antieke die nog steeds werken dankzij 35 km buizen. Indrukwekkende cijfers, toch?

Ook nu spuiten niet alle fonteinen continu, het is even kijken op het kaartje om de locaties en de tijdschema’s zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen. Uiteraard is het leuker om de fonteinen ‘in actie’ te zien, maar heel wat locaties zijn zelfs zonder stromend water zeer de moeite om te bezoeken. Het moet hier in de tijd van Louis XIV écht wel de moeite geweest zijn om dit te kunnen en mogen meemaken.

De koning genoot van de natuur in Versailles. Hij was zeer trots op zijn eigen tuin en wilde ze steeds vergroten. Hij liet grote perken met gras inzaaien, tapis verts genoemd, zodat de hovelingen erop konden wandelen tijdens de vele feesten. Lodewijk XIV organiseerde trouwens schitterende spektakels met vuurwerk, muziek en toneel in het park.
Het Grand Canal is 1.560 meter lang en 120 meter breed. Er werd ruim drie jaar gewerkt aan de bouw ervan. Vanaf 1669 vonden er waterfeesten plaats en er werden zelfs gondels uit Venetië overgebracht. Op het Grote Kanaal werden zeeslagen nagebootst met kleine kanonnen en vuurwerk. De gasten kon zich vergapen aan een ongeëvenaarde pracht.

Waar de omgeving direct rondom het kasteel meer als tuin is ingericht, is de rest veeleer als park te omschrijven, een reusachtig park dan wel. Er zijn grote lanen die samen met kleinere laantjes nog steeds een strak geometrisch patroon vormen (alleen kan je dat als wandelaar moeilijker zien, zo zonder plan). In het park zijn open plekken met gras- en bloemenperken, maar even goed met vijvers, fonteinen, heuse tuinkamers vol beeldhouwwerken en toegangspoorten, de ene al indrukwekkender dan de ander. Er is zelfs een grot vol standbeelden!

Een deel van het park is vrij toegankelijk, waaronder de omgeving van het Grand Canal. Wie dat wil, kan er picknicken langs het water of zelfs een bootje huren om op het water te  varen, een zondagse activiteit die nog steeds veel bezoekers kan bekoren, zagen we.

Heel verrassend vond ik het ‘Bosquet du théâtre d’eau’, in de 17de eeuw ontworpen als een openluchttheater waarin ‘uiteraard’ het meest spectaculaire wat toen mogelijk was op vlak van fonteinen aan bod kwam. Dit watertheater was echter extreem duur in onderhoud en werd in de 18de eeuw al vervangen door een meer bescheiden inrichting. In 2009 lanceerde men een wedstrijd om dit stukje bos in ere te herstellen en wat er nu te zien is, werd in 2015 opgeleverd. Heel modern, heel bijzonder, maar ik vond het wel zeer geslaagd. Oud en nieuw kunnen er duidelijk heel mooi samen gaan 🙂

 

Versailles, le château

Het is een van de grootste kastelen ter wereld en een van de meest bezochte bezienswaardigheden van Frankrijk (meer dan vijf miljoen bezoekers per jaar, waarvan driekwart buitenlanders en ja, wij waren er daar drie van dit jaar).

Het kasteel van Versailles is al sinds 1792 een nationaal museum, het Musée des châteaux de Versailles et de Trianon. Wij spreken ook wel van een paleis, maar officieel is het een château, een kasteel, en geen ‘palais’ omdat dit verwijst naar een gebouw in de stad en het kasteel van Versailles in oorsprong op het platteland werd gebouwd (de stad Versailles is later in opdracht van Lodewijk XIV naast het kasteel gebouwd, daarvoor was er enkel een dorpje!). Bovendien was het aanvankelijk ook een echt kasteel dat door de verbouwingen de uitstraling van een “paleis” kreeg. Het paleis telde 226 woningen en dubbel zoveel appartementen. Men schat dat er op het einde van de regeerperiode van Lodewijk XIV dagelijks tussen de 3000 en 10.000 hovelingen in Versailles verbleven. Toch wel cijfers om van te duizelen, continu tussen zoveel volk zitten ‘in uw eigen verblijf’.
Het kasteel was de voornaamste residentie van de Franse koning, maar ook het regeringscentrum en het militaire hoofdkwartier van Frankrijk.

Wij bestelden onze tickets vooraf online. Op die manier ben je zeker van je timeslot  en moet je enkel nog aanschuiven voor een kleine veiligheidscontrole. Heb je geen ticket vooraf gekocht, dan kan het zijn dat je lang(er) moet wachten omdat een timeslot volzet is en dat wil je toch liever vermijden.
Je kan een app downloaden op je smartphone voor een plan en extra info, wij besloten het zonder te doen omdat je al ogen tekort komt om rond te kijken en foto’s te maken 😉

Beelden, schilderijen (zot hoe vaak het kasteel op doek is gezet, maar wel handig om zo de verschillende bouwfases te zien), maquettes, een 3D-animatiefilm … brengen het verhaal van het kasteel.

Ik kon het niet laten om weer eens een traphal op foto te zetten 😉

De verschillende kamers en zalen zijn zo rijkelijk (om niet te zeggen vaak overdadig) versierd dat je gewoon ogen tekort komt. De opeenvolgende kamers hebben telkens weer andere kleuren van behang/muurbekleding en gordijnen, de plafondschilderingen zijn meestal meer dan indrukwekkend.

En dan is er ook de befaamde spiegelzaal, één van de grootste zalen van het paleis. Ze is uiteraard rijk versierd met schilderingen en beelden en o.a. bekend omdat hier de vrede van Versailles ondertekend werd aan het einde van de Eerste Wereldoorlog.

De koninklijke slaapkamer, met luxueus hemelbed, van Lodewijk XIV is het middelpunt van het kasteel. Hier kon het publiek de vorst zien opstaan en slapen gaan (!) Alles in goudkleur in deze kamer is trouwens ook echt goud (bladgoud, goudgaren, …). Een wel zeer milde gift (met de uitdrukkelijke vraag om het geschonken geld hiervoor te gebruiken) zorgde er een aantal jaar geleden voor dat deze kamer in volle pracht en praal kon worden hersteld.

Daaromheen liggen de koninklijke vertrekken, in originele staat teruggebracht, deels met meubilair dat bewaard gebleven is, deels met replica’s.

In de ‘studeerkamer’ staan prachtige globes en klokken.

Even het binnenplein oversteken naar een andere vleugel

Ook van (keizer) Napoleon (van wie we de dag voordien nog een kasteel bezochten in Malmaison) valt heel wat te zien, verschillende schilderwerken brengen de geschiedenis van deze man ook hier terug tot leven.

In een galerij die even goed deel had kunnen uitmaken van het Louvre hangen de vele overwinningen geportretteerd, over Waterloo viel niet meteen een schilderij terug te vinden 😉

Eind juni was het nog vrij goed te doen qua drukte. Veel Aziatische bezoekers, maar voor de rest toch iets minder toeristen omdat het nog geen zomervakantie was. Daardoor was er doorgaans voldoende ruimte om rond te kijken en soms zelf mogelijk om foto’s te maken zonder al te veel mensen op 😉 Het was wel vrij warm binnen, ook al stonden er nog heel wat ramen en deuren open om de ochtendkoelte binnen te laten. Ik weet niet hoe het er tijdens hete zomers zoals deze is, maar ik vermoed toch een stuk minder aangenaam met nog meer bezoekers en veel hogere temperaturen.

Wij liepen ongeveer een 2.5 – 3u u rond in het kasteel en verkenden vervolgens het parkgebied en de andere gebouwen, maar daarover meer in een volgend verslag.

Alle praktische info lees je op https://www.chateauversailles.fr/

 

Les écuries royales @Versailles

Een stuk(je) minder druk bezocht dan het wereldberoemde paleis van Versailles, maar zeker ook de moeite waard en bovendien gratis, zijn de koninklijke stallen en het koetshuis.

De stallen zijn twee aparte gebouwen tegenover het paleis en zijn gebouwd in de vorm van een hoefijzer. In de weekends worden in het ene gebouw paardenshows gehouden en je kunt een groot aantal oude koetsen bewonderen. In het andere gebouw is een museum met beeldhouwwerken en een architectenopleiding. Wij brachten als afsluiter van onze stadswandeling nog een bezoekje aan het koetshuis.

De koetsen die er staan, zijn behoorlijk indrukwekkend te noemen. Uitbundig versierd, prachtig beschilderd, heel veel details, kortom een prachtig staaltje vakwerk (en pronkzucht, dat ook wel).

Er stond ook een collectie bijzondere sledes, de ene al specialer dan de andere en sowieso van een andere afwerkingsgraad dat het ‘standaard sleetje’ 😉

Ook naar het tuigwerk voor de paarden ging ‘uiteraard’ de nodige aandacht.

Het laatste voertuig in de ruimte was een indrukwekkende rouwkoets.

Opgelet: je kunt Les Écuries Royales alleen ‘s middags bezoeken, ze zijn open van 12:30 tot 18:30 uur.

Versailles, la ville

Uiteraard is Versailles vooral gekend en beroemd omwille van het prachtige paleis en het bijbehorende park, de meest in het oog springende plek, maar ook de (rest van de) stad is best de moeite om eens in rond te lopen.

Het is een vrij open en ruime stad met heel wat brede lanen en ruimte zowel voor groen, voor fietsers, als voor wagens om te parkeren, iets wat in Frankrijk toch niet altijd het geval is 😉

Een aantal van de elektriciteitskastjes zijn mooi beschilderd met verwijzingen naar historische figuren en verhalen.

De oorspronkelijke koopmanshuizen uit de tijd van Lodewijk XV hebben plaats gemaakt voor de huidige Hallen. Deze zijn gebouwd in 1841 op een plein uit de tijd van Lodewijk XIV. Elke dinsdag- vrijdag- en zondagmorgen is er hier markt op het plein. De hallen zelf staan als een soort hoekelementen aan de vier kanten van het plein en vormen ‘le carré à la farine’, een marché alimentaire, waar je elke dag terecht kan voor verse vis, vlees, charcuterie, primeurs, ….. Op zondag sluiten ze om 14u, de andere dagen kan je er terecht tot 19.30u (opgelet, wel gesloten van 13u tot 15.30u). De foodies zullen hier ongetwijfeld wel iets naar hun zin vinden :p

In de stad vind je trouwens ook le potager du roi. Lodewijk XIV gaf advocaat en tuinman Jean Baptiste de la Quintinie de opdracht om een grote moestuin aan te leggen. Ook nu nog wordt hier groente en fruit geteeld. Je kan de ommuurde tuin tegen betaling een bezoekje brengen (maar aangezien het al dicht bij sluitingstijd was, lieten we dat maar zo) en er zelfs lessen volgen. Voor wie van (moes)tuinieren houdt beslist een leuke tip lijkt me.
Op de plek waar je er vroeger het cachot (Geôle) vond, ontwikkelde zich dan weer een antiekwijk. Verschillende kleine straatjes en steegjes met heel wat winkeltjes, elk met hun eigen specialiteit.

In de stad zijn er trouwens best veel winkels, zowel klassiekers (grote ketens) als bijzondere of leuke kleinere winkeltjes. Wie graag winkelt, kan dus duidelijk ook in Versailles terecht en uiteraard zijn er voldoende plekjes waar je terecht kan om iets te eten of te drinken 😉

Al wandelend door de stad liepen we ook nog langs het oude koninklijk hospitaal, dat gerestaureerd en heringericht werd en nu o.a. plaats biedt aan (sociale) woningen, studentenverblijven, een crèche, handelsruimtes, … en een publieke tuin.

Weinig opvallend qua gebouw, maar erg belangrijk historisch gezien, is de zaal van het “Jeu de Paume”. Een sportzaal, gebouwd in de 17de eeuw voor het hof, maar wereldberoemd geworden omdat ze gebruikt werd op 20/6/1789 voor het afleggen van de eed bij de start van de Franse Revolutie. Intussen vind je er ook een museum over die Franse Revolutie. Een tip dus voor liefhebbers van (Franse) geschiedenis 🙂

Verder tijdens onze wandeling liepen we ook nog langs het imposante stadhuis en langs het eerder kleine, maar mooie stationsgebouw en ontdekten we nog een (voormalige) bioscoopzaal met een prachtige gevel.

Altijd weer grappig hoe mensen zich omdraaien om te kijken waarvan ik een foto aan het maken ben wanneer het niet om een bekend monument gaat of iets heel typerend, maar zoals hier om een gebouw waar ze soms dagelijks langs lopen niet beseffend hoe mooi het eigenlijk wel is.

Ik denk dat hiermee wel duidelijk is, dat Versailles meer is dan het fenomenale paleis en dat de stad zelf zeker ook een bezoekje verdient 🙂

Malmaison

Het leek ons een leuk idee om na de juni-examens enkele dagen op stap te gaan: ideaal om te ontspannen na een stresserende periode – voor Maya zeker en vast, maar ook ik ‘mocht’ delen in de examenstress 😉 – en nog net iets rustiger voor de echte zomervakantie start. Maya had al laten weten dat ze graag eens Versailles wou bezoeken (en wij zagen dat ook helemaal zitten want al lang op ons lijstje), ik wilde sowieso eens naar het huis en de tuin van Monet in Giverny en dus werkte M. een vakantieprogramma van 3 dagen uit met nog een aantal extra’s. Voer dus voor enkele blogverslagjes (die hier hopelijk snel zullen verschijnen).

Onze eerste dag startte uiteraard met een autorit richting Parijs. De stad en de Périphérique konden we grotendeels links laten liggen, letterlijk en figuurlijk want wij reden richting Rueil-Malmaison, eigenlijk een grote voorstad van Parijs, op pakweg 10 km ten westen van het centrum, aan de linkeroever van de Seine. Ons doel: het kasteel van Malmaison, vooral bekend als de woning van Napoleon I en zijn vrouw Joséphine de Beauharnais.

In de zesde eeuw stond op de plaats van het huis al een koninklijke villa, met de naam mala-mansio, eigendom was van een zoon van de Frankische koning Clovis I. In het begin van de 17e eeuw werd het landhuis gebouwd. Joséphine de Beauharnais woonde er in de buurt en zij besloot het huis te kopen. Toen was Napoleon nog gewoon generaal en helemaal niet blij met de aankoop want het pand moest dringend gerenoveerd worden (de naam malmaison paste duidelijk bij de staat van het huis).
Toen hij er kort daarna wel de middelen voor had, werd het huis verbouwd in Empirestijl. De ingang kreeg de vorm van een legertent (net als de slaapkamer trouwens), ter herinnering aan zijn tocht naar Egypte.

De verschillende kamers (en dat zijn er wel wat) zijn meestal rijkelijk versierd, vaak met verwijzingen naar de klassieke oudheid, en duidelijk bedoeld om gasten te ontvangen (en te imponeren).

Voor de bibliotheek werden twee ruimtes samengevoegd tot één, bijzonder mooi geheel.

Ook bijzonder, en tegelijk een beetje grappig, is hoe de slaapkamers inderdaad zijn ingericht als was het een tent, met ronde vormen en speciale doeken tegen de muren om de suggestie van een tent te creëren. Eentje voor meneer en eentje voor mevrouw.

In de tuin kwam een openluchttheater, een passie van Napoleon, die zijn familie en personeel liet optreden. Joséphine richtte zich vooral op de parkaanleg.

Toen Napoleon – om politieke redenen – in 1809 van Joséphine scheidde, schonk hij haar Malmaison. Zij kreeg bovendien voldoende financiële middelen om het huis verder op te knappen.
Josephine kocht alle in de omgeving van Malmaison beschikbare bossen en landerijen op en liet haar passie voor de dieren- en plantenwereld de vrije loop. Ze beschikte over een volledige menagerie met struisvogels, fazanten, zwarte zwanen, emoes, gemzen, lama’s, een zeehond en apen. Tientallen soorten exotische planten werden aangevoerd om op te groeien in het park of in de kassen. Naar het schijnt, zou de hortensia naar haar dochter vernoemd zijn. Heel bijzonder waren haar rozen. Malmaison werd een botanische tuin met grote faam, waaraan kosten noch moeite waren bespaard.
Er staan vandaag nog een aantal machtige oude en grote bomen in het park en de tuin werd deels in de oorspronkelijke staat hersteld.

Na haar dood in 1814 erfde haar zoon uit haar eerste huwelijk Malmaison. Na de Slag bij Waterloo woonde Napoleon van 22 tot 29 juni op Malmaison voordat hij vluchtte naar Rochefort. Malmaison kreeg nog verschillende eigenaars, tijdens de Frans-Duitse Oorlog werd het zwaar beschadigd, de gronden rondom het huis werden deels verkaveld en verkocht tot er enkel nog een park van 6 ha bleef.

Sinds 1904 is Malmaison eigendom van de Franse staat en vind je er een museum ter nagedachtenis aan Napoleon (en Joséphine).

Op de bovenste verdieping vind je nog heel wat info over de periode van het ballingschap van Napoleon. Aan comfort bleek het hem precies toch niet te ontbreken op Sint-Helena wanneer je onderstaand meubilair ziet 😉

Op een boogscheut van het wereldberoemde Versailles is een bezoekje aan Malmaison zeker de moeite waard. Er ligt een gratis parking, weliswaar een beetje verborgen, vlakbij (bussen moeten in de buurt gewoon in een straat staan wat voorbijrijden soms wat moeilijker maakt, maar wij zagen dat er tussen elke bus toch wat ruimte gelaten was waar een auto even kon opzij gaan staan om een tegenligger door te laten). Naast een bezoek aan het kasteel en de tuin, kan je ook nog een wandeling maken in de omgeving.

Alle praktische informatie (openingsuren, tickets, tijdelijke tentoonstellingen etc.) vind je op de website van de site.

Wintercircus Gent

Een in mijn ogen toch wel bijzondere plek in Gent is het Wintercircus, ook wel gekend als de Garage-Mahy. Het is – uiteraard 😉 – een voormalig wintercircus en hippodroom met al een lange geschiedenis en sinds enkele jaren met een mooie nieuwe toekomst in het verschiet.

Het eerste circusgebouw dateert al van eind 19de eeuw en kwam op het terrein van een vroegere katoenfabriek die was afgebrand. Het werd de grote concurrent van een houten circus dat in diezelfde periode werd gebouwd in de Sint-Amandstraat. Net door die concurrentie kwamen wel alle grote toenmalige attracties naar Gent en sprak men van den ‘ouden en den nieuwen cirk’. Het gebouw had een aparte ingang (en loges) voor de gegoede burgerij langs de Sint-Pietersnieuwstraat en een ingang voor het gewone volk langs de Lammerstraat. In 1920 werd het gebouw echter verwoest door een brand en bleef enkel de voorgevel behouden.

In 1923 werd het wintercircus opnieuw opgebouwd en bood het plaats aan 3.400 personen. Naast circusvoorstellingen werden er ook revues, variétévoorstellingen en filmvoorstellingen gegeven. De ingang kwam – voor iedereen – in de Lammerstraat. Le Nouveau Cirque sloot in 19944 definitief zijn deuren.

Vanaf 1947 werd de ruimte gebruikt als garage door de familie Mahy. De nog bestaande voorgevel aan de Lammerstraat dateert van 1958, met op het gelijkvloers de toenmalige ingang tot de autoshowroom en daarboven een woongelegenheid. Rondom de centrale piste liet Mahy hellingen aanleggen om auto’s tot op de bovenste verdiepingen te krijgen. Mahy was zijn tijd ver vooruit en dacht toen al aan ‘beleving’. Naar de kapper gaan terwijl je auto een onderhoudsbeurt kreeg? Waarom niet 🙂

In 1978 werd de garage gesloten, maar het gebouw bleef nog tot in de jaren 1990 in gebruik als parkeergarage voor de grote collectie oldtimers van de familie. Een deel van die collectie werd later overgebracht naar Autoworld in Brussel, een ander deel naar het museum Mahymobiles in Leuze-en-Hainaut. De smeerputten en een benzinepomp bleven achter als herinnering aan vervlogen tijden.

Ook al kwam je er nog nooit, misschien heb je de ruimte toch al gezien. Ze werd ooit als locatie gebruikt in een aflevering van Flikken, voor de grote stoelendans uit Man Bijt Hond, voor een fototentoonstelling van Stephan Vanfleteren en in 2015 stond er een installatie tijdens het Lichtfestival die op een creatieve manier de geschiedenis van het gebouw tot leven bracht (goede vriend Max zette hiervan een filmpje online toen).

Daarna stond het gebouw heel wat jaren leeg en de meningen over wat ermee moest gebeuren, bleven lang verdeeld. Er werd zelfs een grote publieke bevraging georganiseerd om ideeën te verzamelen. In 2017 zijn uiteindelijk de eerste werken gestart om het Wintercircus te verbouwen tot een “hotspot voor innovatieve economie” en een nieuwe ontmoetingsplek.

De olifantenhelling, de helling waarlangs de dieren vanuit de Plattenberg tot op de scène van het circus werden gebracht, is nu opnieuw een belangrijke toegang tot de middenpiste. In de vroegere paardenstallen onder het gelijkvloers kwamen er vergader- en ontmoetingsruimtes, de oude gietijzeren kolommen werden er behouden. De voormalige scène van het circus op de eerste verdieping werd een  auditorium en de smeerputten uit het garagetijdperk zullen nu dienst doen als ontmoetingsruimte. De ijzeren landingsplaten op de grond zijn trouwens nog steeds dezelfde als uit de tijd van Mahy, helemaal gerenoveerd en opgeblonken (en indertijd door Mahy op de kop getikt aan het tijdelijk oorlogsvliegveld in Sint-Denijs-Westrem). Uiteraard zullen ook een café, restaurant, een winkel etc. niet ontbreken en onderin komt zowaar een muziekzaal voor rock- en popconcerten!

De grote uitdaging bestond er in om een evenwicht te vinden tussen nieuwe behoeften en vereisten aan de ene kant en het behoud van erfgoed aan de andere kant.
Een huzarenstuk was de opfrissing en versteviging van de bestaande koepel. De staalstructuur is behouden, maar de beplating vernieuwd i.f.v. draagkracht, isolatie en akoestiek.

In de nieuwe zitbanken vind je trouwens ook een leuke verwijzing naar de circustijd, kijk maar eens goed naar het silhouet 😉

Bij de renovatiewerken werd ook volop gebruik gemaakt van de nieuwste technieken op vlak van energie om van het Wintercircus het meest duurzame gebouw in Gent te maken. Hiervoor werd o.a. een BEO-veld aangelegd, waarbij BEO staat voor Boorgat Energie Opslag, een reusachtige, ondergrondse en duurzame radiator, zonder gas of fossiele brandstoffen en helemaal CO²-neutraal. Het veld wordt aangestuurd door een warmtepomp en telt 37 boringen van 150 m diep. Op die diepte heeft het grondwater een constante temperatuur van 8 à 10 graden. Door de boorgaten lopen allemaal fijne buizen gevuld met dat koel grondwater. In de winter haalt de pomp zo warmte uit de bodem en geeft die aan het gebouw. Hierdoor koelt de bodem tegen het einde van de winter enkele graden af. In de zomer wordt de koelte van de bodem aan het gebouw geleverd en hierdoor gaat de bodemtemperatuur weer enkele graden stijgen. Deze cyclus herhaalt zich jaar na naar.
Het principe van de warmtepomp was mij bekend, we hebben er namelijk zelf ook eentje om voor onze verwarming te zorgen in huis, maar hier spreken we natuurlijk over een totaal andere schaal en ‘next level’. Het Wintercircus is een van de eerste overdekte publieke ruimte die deze techniek als verwarming gebruikt. Ook de Krook is gebouwd op een BEO-veld. Beide gebouwen zullen in de toekomst warmte en koude uitwisselen met elkaar.

De renovatiewerken zijn intussen afgerond. De afwerking en de definitieve inrichting zullen gebeuren door de toekomstige exploitant. Ook de pop- en rockzaal moet nog afgewerkt worden voor concerten.
In 2023 moet het gebouw openen voor het publiek. In de tussentijd loopt er een tentoonstelling over de geschiedenis van het Wintercircus. De gratis expo ‘Wat een Cirk!’.

De expo toont de vele gezichten van het Wintercircus. Rondom de middenpiste ontdek je het verhaal van het gebouw zelf. In de vroegere paardenmanege kom je meer te weten over het Nieuw Circus. De loopcirkels van de paarden komen in beeld en geluid terug.

In de vroegere toonzaal langs de Lammerstraat prijken opnieuw twee oldtimers uit het tijdperk van garage Mahy. Ook de oude benzinepompen zijn terug. In de gerestaureerde smeerputten hangen dan weer prachtige foto’s van de wagens van weleer. Werffoto’s en architectuurtekeningen vertellen het verhaal van de renovatiewerken.

De gratis expo loopt nog tot eind oktober 2022. Toegang via de ingang in de Sint-Pietersnieuwstraat en te bezoeken op vrijdag, zaterdag en zondag telkens van 10 tot 17 uur. Je kan tijdens de openingsuren van de expo het gebouw ook bezoeken met gids. Alle informatie over de rondleidingen vind je terug op sogent.be/expowintercircus.

1000 plekken in België

Dit voorjaar bracht ik een leuk boek mee uit de bibliotheek: 1000 plekken die je écht gezien moet hebben, van Gert Corremans en Koen De Langhe. Een heel stevig boek trouwens, 544 pagina’s vol foto’s en bijna A3-formaat groot, goed voor heel wat kijk- en leesplezier.

Door de vele foto’s krijg je bij het doorbladeren van het boek vooral een overzicht van de vele mooie plekjes die er in ons land te vinden zijn en aangevuld met kleine stukjes tekst geven ze heel wat inspiratie voor uitstapjes in eigen land. Je neemt er als het ware spontaan een lijstje bij om de namen van de locaties te noteren waarover je meer informatie wil verzamelen voor een uitstapje. Die extra info moet je wel nog gaan opzoeken, het boek is immers meer een sfeer- en inspiratieboek dan een echte reisgids, al staan er hier en daar wel relevante websites vermeld (maar niet systematisch overal).

Wij maakten alvast ons persoonlijk lijstje op en zullen het zeker als extra inspiratiebron gebruiken om een daguitstap samen te stellen of een extra bezoekje in te lassen op de heen- of terugrit van een langere uitstap, zoals we al deden met een stop in Lavaux-Sainte-Anne bij onze terugkeer uit Luxemburg na een weekendje weg in de paasvakantie 🙂

Praktisch: het boek is uitgegeven bij Lannoo en verscheen in december 2021. Bij Bol.com kan je enkel pagina’s van het boek bekijken.