Category Archives: Op stap

Lavaux-Sainte-Anne

In het voorjaar bracht ik een leuk boek mee uit de bibliotheek met 1000 tips over plekken in België die je gezien moet hebben. Veel bekende plekken uiteraard, maar ook zaken die we nog niet kenden en waarvan er wel een aantal op ons must-visitlijstje kwamen. Eentje daarvan bleek min of meer op onze route te liggen toen we terugkeerden van ons bezoek aan Luxemburg, nl. het kasteel van Lavaux-Saint-Anne (deelgemeente van de stad Rochefort).

Wij hadden nog niet van deze plek gehoord, maar het kasteel is blijkbaar opgenomen in de lijst van het belangrijkste erfgoed van het Waalse gewest en is als symbool van de Famenne, één van de beroemdste gebouwen in Wallonië. Veel bekender bij de Vlamingen is ongetwijfeld Han-sur-Lesse dat daar niet zo ver uit de buurt ligt (dat was al eens deel van een daguitstap in 2014) 🙂
Maar wij lieten de reclameborden voor de grotten en het dierenpark voor wat ze waren en volgden de pijltjes naar het kleine Lavaux-Saint-Anne dat inderdaad over een mooie toeristische troef beschikt.

De oorsprong van het kasteel gaat terug tot de 15de eeuw, maar begin 20ste eeuw bleef er niet veel meer dan een ruïne over. Van 1933 tot 1939 werd de gigantische restauratie uitgevoerd onder toezicht van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen.

Sinds 1933 is het kasteel eigendom van de “League of Friends of the Château de Lavaux-Sainte-Anne” en werd het een jachtmuseum dat in 2005 werd omgevormd tot een natuurmuseum dat je onderdompelt in het leven van de toenmalige heren én van het dagelijks leven op het platteland in de regio.

Het kasteel bestaat uit een oudere, middeleeuwse burcht die in de 17de eeuw uitgebouwd werd tot een lustkasteel in renaissancestijl. Aan de ene kant zie je dus grachten, ronde torens en schietgaten, aan de andere kant bolvormige daken, vensterlijsten en pilasters.

In de voormalige kelders en ruimtes voor het personeel is een tentoonstelling uitgebouwd over oude beroepen en het dagelijks leven van de inwoners van Lavaux in de negentiende en begin twintigste eeuw. Grappig hoe wij bepaalde voorwerpen nog vlot benoemen terwijl die voor Maya soms een woordje uitleg moeten krijgen al herkent ze nog behoorlijk wat gebruiksvoorwerpen van bij haar oma, die regelmatig naar rommel- en brocantemarkten gaat en heel wat spullen verzamelt 😉

Verder in het kasteel ook een mooie schets van het herenleven in de zeventiende en achttiende eeuw, of hoe de heren van Lavaux leefden en gasten ontvingen in hun luxueuze woonvertrekken in die tijd, inclusief rariteitenkabinet/kast en Romeins geïnspireerde badkamer.

Een deel van het kasteel werd ook ingericht als Museum van de Natuur en van het Landbouwleven: ideaal om de vele opgezette dieren, voorwerpen en kunstwerken in te passen in een groter verhaal van zowel jacht als natuurbeheer.

Hier en daar staat er wel een vertaalfoutje op de infoborden, maar ik ben algemeen heel positief verrast over de tweetaligheid van de informatie én de goede tweetaligheid van het personeel. Hier is het niet van “pour les flamands la même chose”, maar word je heel spontaan en vriendelijk in het Nederlands verder geholpen zodra men hoort dat je eigenlijk Nederlands spreekt / uit het Vlaamse landsgedeelte komt.

Na het bezoek binnen lopen we nog even rond in de tuin en nemen een kijkje in de stalling. Een deel van de gebouwen blijkt intussen ingericht als feestzaal (beslist een mooie locatie voor een huwelijksfeest en -foto’s, en er stond er wellicht eentje op het programma afgaande op de bloemstukjes die werden gebracht).

We maken ook nog een korte wandeling in het natuurgebiedje naast het kasteel. Daarvan ben ik iets minder onder de indruk, maar je krijgt wel nog een mooi zicht op het kasteel cadeau en dat vormde meteen de perfecte afsluiter van ons bezoekje.

Een bezoek aan het kasteel is beslist een aanrader voor wie een langere rit graag even wil onderbreken of voor wie in de buurt logeert en er naast de grotten van Han graag nog een extra uittip bij wil. De kleinsten mogen zich er trouwens ook verkleden als ridder of prinses en kunnen er een zoektocht doen 🙂
Het kasteeldomein bezoek je te voet, vlakbij ligt een (gratis) publieke parking.
Het kleine dorp heeft zowaar zijn eigen oprit naar de snelweg dus in een wip rijden we vlotjes richting Brussel en zo verder terug naar huis.

Praktische info lees je op de website van het kasteel.

Luxemburgstad

Na ons verblijf tijdens de paasvakantie in Trier reden we door (of eigenlijk al een stukje terug) naar het Groothertogdom Luxemburg, en meer bepaald naar de hoofdstad Luxemburg. We kunnen er de auto vlot kwijt in de publieke parking vlak bij Novotel Luxembourg Centre waar we een nachtje logeren. Na het inchecken trekken we meteen voor een verkennende wandeling de stad in. Aanvankelijk is het weer nog goed, maar er zijn duidelijk meer wolken op komst.

We wandelen richting centrum en zien o.a. de Pont Adolphe gebouwd in het begin van de 20ste eeuw. Het was toen de grootste stenen boogbrug van de wereld. De brug is vernoemd naar hertog Adolf van Luxemburg en is een nationaal symbool voor het land. De brug overspant een ravijn, waarin de Pétrusse stroomt en waar het – van bovenaf gezien – ook wel aangenaam wandelen lijkt (en waar ze een groot skatepark aan het bouwen waren).

Sinds de laatste renovatie van 2014-2017 hangt onder het brugdek een aparte brug voor voetgangers en fietsers. De brug wordt ook wel de Nieuwe Brug genoemd door inwoners, de Oude Brug is de Passerelle uit 1861 (foto hieronder).

Uiteraard liepen we ook even langs het paleis van de groothertog, die blijkbaar thuis was want er stonden wachters voor de deur.

Gezien het uitgebreide ontbijtbuffet houden we het bij een lichte lunch bij Kaempff-Kohler. Net op tijd trouwens want de eerste regendruppels vielen uit de lucht. Wel net zo leuk om in de winkel/traiteur/speciaalzaak enkele tafeltjes te hebben om iets te eten. Het is er rustig zitten (al moet je er de eerder stevige kaasgeur wel bijnemen, maar daar hebben we na een paar minuutjes al geen last meer van). We kiezen er voor de plaattaart/Flammkuchen, elk met een andere topping (klassiek met spekjes voor hem, met vier kazen voor de tiener en veggie met extra groentjes voor mij) en laten het ons smaken.

Na onze lunch verlaten we het centrum terug en wandelden richting  Pfaffenthal Lift. Deze panoramische lift is een openbare lift in de stad en gratis te gebruiken. Hij verbindt de stadswijken van Ville Haute, het historische stadscentrum, met Pfaffenthal, in de Alzette-vallei beneden. Op 71 m hoogte heb je via een glazen box een prachtig uitzicht op de vallei en de ruime omgeving (niet ideaal voor mensen met hoogtevrees, Maya plakte zowat tegen de rand en bleef op het stuk dat niet in glas was uitgewerkt, zelfs de lift nemen was een uitdaging, maar dat lukte nog net).

Op het plannetje hadden we gezien dat we beneden via de Rue Du Pont naar de overkant van de rivier konden om van daaruit richting MUDAM te wandelen, onze eigenlijke bestemming. Hoog boven ons liep de knalrode Pont Rouge of Pont Grande-Duchesse-Charlotte die het centrum van Luxemburg met het plateau van Kirchberg verbindt, de plek waar de Europese instellingen van de stad te vinden zijn.

Maar eerst wacht ons nog een kleine uitdaging, een wandeling langs een deel van de oude Vaubanverdediging en kazematten van de stad. De weergoden zijn ons net iets minder gezind en laten ons kennis maken met enkele aprilse grillen (onze paraplu’s lagen helaas in de auto, gelukkig bood onze jas de nodige bescherming tegen de regen en de natte sneeuw). Niet helemaal zeker van het te volgen pad, kiezen we toch even voor de openbare weg in de hoop iets sneller bij het MUDAM aan te komen. Het wordt nog een korte, maar pittig klim terug naar boven en soms is het uitkijken om niet uit te glijden. Ik kreeg er de slappe lach van, Maya vond het iets minder leuk (vooral de natte sneeuw). Voor kleine wandelaars is  het pad dat we volgen niet vanzelfsprekend, sommige treden zijn behoorlijk hoog.

Aangekomen bij Fort Thüngen is ons doel letterlijk in zicht. Fort Thüngen zelf is een vesting gebouwd door de Oostenrijkers in 18de eeuw en wordt ook wel de Dräi Eechelen genoemd, verwijzend naar de eikels die op de drie ronde torens staan. Het fort is gerestaureerd en in de ondergrondse galerijen (kazematten) werd een militair museum ingericht.

Het MUDAM (Musée d’Art Moderne Grand-Duc Jean) is een ontwerp van Ieoh Ming Pei, die ook de glazen piramides van het Louvre op zijn palmares heeft. Het licht valt binnen door grote glaspartijen en geeft verschillende kleurnuances aan de honingkleurige kalksteen. De vorm van het gebouw is op zijn minst bijzonder te noemen en bleek, althans wat ons betreft, het meest fascinerende van het MUDAM.

Het museum herbergt een permanente collectie van hedendaagse kunst en wisselende thematentoonstellingen. In het omringende “Parc des Trois Glands” vind je ook een beeldencollectie uit het museum. De kunst zelf is algemeen gesproken iets minder ons ding al zitten er wel enkele stukken tussen die onze aandacht trekken.

Regen en sneeuw hebben Intussen terug plaats gemaakt voor een blauwe hemel en de zon straalt volop door de glaspartijen (toch benieuwd hoe ze dat hier in de zomer voldoende gekoeld kunnen houden, het was nu al in sommige ruimtes behoorlijk warm).

Aangezien we er al een stevige wandeling op hebben zitten, besluiten we de tram te nemen richting centrum. Het openbaar vervoer (bus, tram en trein) is in heel Luxemburg trouwens gratis en in Luxemburg Stad kan je zowat elke vier minuten op een tram stappen. Het laatste stukje wandelden we terug naar ons hotel, onderweg nog even halt houdend voor een lekkere koffie. Voor het diner maken we het onszelf gemakkelijk en kiezen voor het restaurant in het hotel.

Voorwaar een goed gevulde dag waarbij we het gevoel hebben, dat we een mooie indruk van de stad gekregen hebben. Een kort maar daarom niet minder gesmaakt bezoek, ideaal eigenlijk als idee voor een tussenstop op een langere trip.

Nog een filmpje als afsluiter

Trier – deel 2

De ochtend van dag 2 wachtte ons een stralend zonnetje in Trier. Nadat we van het ontbijtbuffet genoten hebben, trekken we opnieuw onze wandelschoenen aan en besluiten nog eens de stad te doorkruisen. Toch zoveel leuker wanneer je rustig rond kan kijken zonder dat je weggedoken zit onder een paraplu 🙂

De kleurrijke Duitse gevels zien er meteen een stuk vrolijker uit.

 

De Handwerkerbrunnen, of der Brunnen des Handwerks, van Klaus Apel (1927–2013) is een geschenk voor de stad die in 1984 de ambachten in de ruime zin van het woord vierde.  Tussen het gebladerte van de gestileerde bomen zitten 36 figuren die elk een verschillend beroep/ambacht voorstellen. Van vissers over schoenmakers, van slagers tot bakkers, muzikanten en fotografen

We liepen langs het Karl Marx-huis, het geboortehuis van Karl Marx dat is ingericht als een permanent museum.

En langs een huis dat er intussen wat vervallen bij staat, maar nog steeds een bepaalde charme uitstraalt en me door het groen en metaalwerk aan Parijs doet denken.

En dan nemen we opnieuw een duik in de Romeinse geschiedenis en nemen een kijkje op een site die overdag vrij te bezoeken is.

De Barbarathermen zijn het grootste Romeinse thermencomplex ten noorden van de Alpen en zijn gedurende meerdere eeuwen in gebruik gebleven. Nu zijn alleen een deel van de funderingen nog zichtbaar. De Barbarathermen werden gebouwd in de tweede helft van de 2de eeuw. Het oudere complex onder de Viehmarkt was waarschijnlijk te klein geworden voor de sterk groeiende bevolking. De oorspronkelijke afmetingen waren 172 bij 240 m (41.280 m²). Bij de bouw was het het grootste thermencomplex na de Thermen van Trajanus in Rome!

De restanten zijn eerder beperkt, maar de infoborden op de site geven heel wat uitleg (en we zagen gisteren in het museum aan de Veemarkt ook een knap 3D-filmpje over deze site). Opnieuw een heel inclusieve communicatie trouwens met een voelmaquette, incl brailletekst, infoborden op maat van kinderen, maar ook op maat van mensen met een beperkte taalkennis in heel eenvoudige bewoordingen (en ja, ook daar maak ik foto’s van omdat ik dit vanuit professioneel oogpunt interessant vind).

We liepen verder langs een soort binnenringweg. In het midden een mooie groenstrook met de nodige aandacht voor biodiversiteit en ruimte voor fietsers en wandelaars. Aan de andere kanten van de rijweg nog een aantal mooie panden en wandelen zo richting 3de Romeinse thermensite.

De Keizerthermen werden gebouwd rond en na 300 n.C, in drie lagen gebouwd. Op de onderste, eerste laag liepen de waterbuizen, de verwarmingsstelsels en de stookplaatsen voor het vuur om het water voor de warmwaterbaden te verwarmen (een werkje voor de slaven). Ook op de tweede laag liep bediening voor het warm houden van het water voor de warmwaterbaden. Het water werd er verwarmd tot ongeveer 40 graden. Op deze laag zat ook de vloerverwarming, het hypocaustum. De eerste en tweede laag zijn het best bewaard gebleven. Op de derde laag waren de warm-, koud- en lauwwaterbaden, zwembaden, massageruimtes, zweetruimtes en kleedruimtes. Deze laag was versierd met mozaïeken, beschilderingen, en beeldhouwwerken.

In tegenstelling tot de Barbarathermen zijn de Keizerthermen nooit gebruikt voor het doel waarvoor ze bestemd waren. Halverwege de 4e eeuw vertrok keizer Constantijn II uit Trier naar Byzantium. Keizer Constantijn schonk de Keizerthermen aan de bevolking, maar de bouw werd nooit voltooid. Zijn opvolger liet het koud- en lauwwaterbad verwijderen om er een hal van te maken voor ontvangsten en parades. In de middeleeuwen deed het gebouw dienst als deel van de stadsmuur.

We lopen ook nog een stukje naar boven voor een blik op de site van het amfitheater, gebouwd in de 2de eeuw na Chr. Op de heuvelrug staan de wijnranken netjes in het gelid.

In het theater werden onder meer gladiatorengevechten gehouden en executies uitgevoerd, maar ook jachtpartijen, muziekvoorstellingen en religieuze spelen georganiseerd. Maar dit amfitheater maakte ook deel uit uit van de stadsomwalling en werd gebruikt als de oostelijke stadspoort. De toegangsweg liep dwars door de arena heen!

Omdat we nog een ander bezoek op het programma staan hadden vandaag en we vorige zomer in Saintes al een mooie ruïne van een amfitheater hadden bezocht, besloten we het hier op een kijkje van buitenaf te houden, maar de site leek zeker de moeite van een bezoek waard.

Voor ons was het echter tijd om verder te reizen, heel tevreden met ons bezoekje aan Trier en zeker een aanrader.

Trier – deel 1

Wij laten onze reisbestemming al eens bepalen door een specifiek iets wat we graag willen zien en dan kijken we of we daar een tripje rond kunnen uitbouwen. Zo vormden de watervallen van Coo en de leeuw van Waterloo al eerder de aanleiding voor een daguitstap, Nausicaa de reden voor een verlengd weekend Nord Pas-de-calais.
Deze keer was het M. die graag nog eens de Porta Nigra en de Romeinse sites terug wou zien en zo geschiedde. Hij stelde een verlengd weekendje samen waarin we zowel Trier als Luxemburg-stad zouden bezoeken (want dat lag toch maar een boogscheut verder) en op de terugweg konden we in Wallonië misschien ook nog wel iets bezoeken 🙂

Het begin van de paasvakantie startte helaas met minder mooi weer, maar we lieten het niet aan ons hart komen. Reserveschoenen in de koffer (voor het geval het echt kletsnat zou worden), regenjassen en paraplu’s mee en we waren klaar voor vertrek. De rit naar Trier verliep vlot, zelfs op de ring in Brussel hadden we geen vertraging 😉 We checkten in bij het Ibis Styles hotel in de stad en trokken meteen op pad.

Aangezien de regen niet erg hard, maar wel aanhoudend was, besloten we enkele musea te bezoeken. We startten ons bezoek bij de Thermen am Viehmarkt (maar moesten nog even rechtsomkeer maken want stoffen mondmaskers waren niet toegelaten in het museum, enkel chirurgische of FFP2-maskers, ook al liep er behalve ons nog slechts één ander koppel in het museum). Midden in de stad liggen nog steeds de restanten van de grootste en oudste Romeinse thermen. Ze waren voornamelijk in gebruik in de 3de en 4de eeuw, maar raakten later in verval en werden gebruikt als steengroeve. Het is wellicht omdat er in de 17de en 18de eeuw een klooster op gebouwd werd, dat er nog zoveel bewaard gebleven is (deze site werd trouwens pas in 1987 ontdekt bij graafwerkzaamheden voor een ondergrondse parking en nam men tot dan aan dat er slechts 2 thermencomplexen in Trier geweest waren, de Barbarathermen en de Kaiserthermen). De ondergrondse parking kwam op een andere plek en de ruïnes werden gerestaureerd. Om ze te beschermen tegen uitlaatgassen kwam er een grotendeels glazen gebouw bovenop en sinds 1998 is de site toegankelijk voor het publiek.

Uiteraard is er veel verdwenen en heb je een portie verbeelding nodig om je de grandeur van de thermen te kunnen voorstellen, maar de filmpjes met 3D-animaties en infoborden maken veel goed. Het was ook wel leuk voor Maya om haar kennis nog eens boven te halen over de inrichting van Romeinse thermen met het apodytherium (kleedkamer), de palaestra (sportruimte), het tepidarium (lauw bad), een sudatorium (zweetruimte, sauna), een caldarium (heet bad) en een frigidarium (koud bad). De gangen voor de bedienden, het verwarmingssysteem… ook voor ons heel fijn om ons nog even in de materie ‘onder te dompelen’ 😉
We lezen niet alles, maar zo bijna op je eentje op dit plekje uit het verleden rondlopen heeft toch iets bijzonder en het smaakt in elk geval naar meer.

Buiten, op het plein waar ooit dus een veemarkt was, stonden die (vrij)dag verschillende kraampjes met voedingswaren waarvan een deel biologisch en met producten recht van het veld. Vlees, zuivel, vers brood, groente en fruit, honing en kruiden, bloemen, koffie, … je vindt het er allemaal. Ik zou hier zeker met plezier mijn boodschappen komen doen.

Na het museumbezoek verkennen we een stukje van de stad en lopen o.a. via de Hauptmarkt, een ruim plein met heel wat mooie gebouwen in verschillende bouwstijlen (renaissance, barok, classicisme), winkels en eet/drinkgelegenheden. Op het plein staat vandaag nog steeds de Petrusfontein, die dateert van eind 16de eeuw. Hij is rijkelijk versierd en heeft heel wat symboliek. Je ziet er o.a. vier beelden die verwijzen naar de vier hoofddeugden (gerechtigheid, moed, wijsheid en matigheid).
De Petrusbronnen voorzagen dit deel van Trier van drinkwater tot het centrale waternet er kwam. Vanaf dan heeft het bouwwerk enkel nog een decoratieve functie.

In de Simeonstrasse liepen we langs het bijzondere Dreikönigenhaus, een patriciërshuis in de vorm van een vroeggotische woontoren, waarvan de eerste sporen teruggaan tot de 13de eeuw. In de 16de eeuw kreeg het de naam gasthuis Zu den drei Königen.

En dan was er uiteraard de Porta Nigra, een stadspoort uit de Romeinse tijd (gebouwd tussen 160-200 na Christus), het oudste en grootste monument van zijn soort in Duitsland (36 m breed, 21,5 m diep en 30 m hoog). Door verwering en roetafzetting werden de zandsteenblokken, oorspronkelijk licht van kleur, in de loop der eeuwen zwart. Hierdoor kreeg de poort in de middeleeuwen zijn huidige naam, de oorspronkelijke Romeinse naam is niet bekend!
Alleen de hogere verdiepingen hebben openingen met bogen in de vorm van een venster. Aanvallers die erin slaagden de buitenste poorten te overwinnen, konden op die manier op de binnenplaats van alle kanten bekogeld worden.

We kozen ervoor – gezien het slecht weer – om het Stadsmuseum Simeonstift te bezoeken dat vlak naast de Porta Nigra ligt. Het museum laat zich nog het best omschrijven als een allegaartje van voorwerpen die een dichte of verre link hebben met de stad Trier in de loop van de eeuwen. Het gaat zowel om schilderijen, kostuums, kunstwerken, voorwerpen allerhande eigenlijk waarvan er heel wat geschonken zijn door ‘bekende inwoners en weldoeners’. Daarnaast ook historische stukken en dagelijkse gebruiksvoorwerpen die de geschiedenis van de stad doorheen de eeuwen letterlijk in beeld brengen. Dat in beeld brengen bekijken ze daar trouwens behoorlijk inclusief, er zijn voelmaquettes, brailleteksten, … en zowat overal staan infobordjes in 3 talen (Duits, Frans en Engels).

Op het binnenplein is het er bij mooi weer ongetwijfeld aangenaam toeven met een drankje en een hapje. Nu stonden de parasols helaas stevig dicht, stoelen en tafeltjes nog netjes opgeborgen. Het was leuk om hier eens rond te lopen en we hebben wel enkele mooie dingen gezien, maar een echte must visit zouden we dit nu persoonlijk niet noemen.

Verder op onze wandeling kwamen we ook langs de Dom van Trier (of de Sint-Pieterskathedraal), deze kathedraal is de oudste bisschopskerk van Duitsland. De basis gaat terug op een Romeinse basilica die in de 4de eeuw na christus werd gebouwd door de Romeinse keizer Constantijn de Grote.

Vlak naast de dom ligt de Elisabethkerk, of in het Duits de Liebfrauenkirche (via een kloostergang zijn de beide bouwwerken trouwens verbonden met elkaar).

We bleven nog even in de religieuze sfeer en kwamen zo bij de Basilica van Constantijn, een Romeinse basilica in baksteen, wellicht gebouwd omstreeks 310 tijdens de regeerperiode van keizer Constantijn de Grote. Aanvankelijk deed het gebouw dienst als ontvangstzaal (aula) van het keizerlijk paleis; later werd het een versterkte Frankische burcht, daarna werd het onderdeel van het paleis van de aartsbisschoppen van Trier. In de 19e eeuw werd het gehavende gebouw hersteld en in gebruik genomen als kerkgebouw van de Evangelisch-Lutherse gemeente. Het gebouw liep zware schade op tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar later gerestaureerd.

De Basilica van Constantijn geldt als de grootste, intact gebleven overdekte ruimte uit heel de Romeinse oudheid, groter dan het Pantheon in Rome. Het pantheon in Rome staat nog op de must visit lijst, maar de basilica laat effectief een indruk na. Dat er op dat moment net een oefensessie op het orgel (dat er ook best indrukwekkend uitzag) bezig was, zorgde voor een extra effect.

Sinds 1986 maakt de basilica met de 2 andere kerken deel uit van het UNESCO werelderfgoedensemble ‘Romeinse bouwwerken, Dom en Onze-Lieve-Vrouwekerk in Trier’.

Letterlijk om de hoek ligt het keurvorstelijk paleis (ofte Kurfürstliches Palais) van Trier, van de 16de tot 18de eeuw de residentie van de keurvorsten van het aartsbisdom en keurvorstendom Trier. De basis gaat – opnieuw – terug naar de Romeinse tijd, met de voormalige troonzaal van Constantijn de Grote, nu de basilica. Vanaf de 11de eeuw gebruikten de aartsbisschoppen de deels gesloopte Basilica als versterkte burcht. In de 16de eeuw bouwde de toenmalige keurvorst hier een woonvleugel in renaissancestijl aan. Zijn opvolgers bouwden het uit tot een renaissancekasteel. In de 18de eeuw werd de zuidvleugel deels herbouwd in rococostijl. Ook de baroktuinen werden in die tijd aangelegd. Na de Franse Revolutie werd het paleis als kazerne gebruikt.
Midden 19de eeuw werd besloten de Basilica van Constantijn te reconstrueren. Daarom moest een deel van het paleis worden gesloopt, om op die plek de verdwenen delen van de basilica te kunnen herbouwen en de zuidelijke façade van de basilica weer enigszins zichtbaar te maken. Een deel van het paleis is momenteel in gebruik als overheidsgebouw.

De twee gebouwen ‘plakken’ nu een beetje onnatuurlijk tegen elkaar, maar het is ook wel boeiend op een manier om de verschillende gebouwen en periodes bij elkaar te zien staan.

Aan de rand van de paleistuin van het Kurfürstliches Palais ligt het Rheinisches Landesmuseum, een museum van kunst, archeologie en oudheden afkomstig uit de stad en de regio, met veel aandacht voor de Romeinse periode. Al van bij de oprichting in 1877 is het museum actief op het gebied van archeologische opgravingen en onderzoek. Een groot deel uit hun collectie is dan ook afkomstig van eigen opgravingen. De wetenschappelijke activiteiten van het museum zijn gericht op de stad en de wijde omgeving, waar ruim 10.000 archeologische sites te vinden zijn.

Het museum is echt wel een aanrader. De Romeinse mozaïeken zijn prachtig en de maquette van de stad tijdens de Romeinse hoogdagen deed me stiekem dromen van een teletijdmachine om even naar die periode geteleporteerd te kunnen worden 😉 Trier, of Augusta Treverorum (Augusteïsche stad van de Treveri) zoals het toen heette, moet echt wel een indrukwekkende stad geweest zijn toen.

Na ons bezoek aan het Landesmuseum hebben we zin in een koffietje. Een wandeling door de stad doet ons uiteindelijk, in een hippe koffiebar belanden met een vriendelijke barrista. Aangezien het sluitingsuur al dichterbij komt, is het er erg rustig. Naast een klassieke cappuccino en latte macchiato voor ons, liet Maya zich verleiden tot een midnight chai latte met kokos en actieve kool (zag er indrukwekkend uit en smaakte bijzonder).

Voor het avondmaal lopen we niet ver meer, we kiezen voor Italiaans vlak bij het hotel (we zien de ingang van het restaurant zelfs vanuit onze hotelkamer).

Lekker eten en een leuke ober die ons vlot voor zijn enkele van zijn suggesties wee te winnen. Het is een gezellige afsluiter van een goed gevulde en boeiende dag ondanks het mindere weer.

 

Last Post – Ieper

Vorige maand trokken we richting Floralux in Dadizele en koppelden daar meteen een toeristisch uitstapje aan. Aangezien Ieper slechts op een beugscheut lag, leek dat ideaal om eens naar the last post te gaan luisteren. Ik had dat immers nog nooit live gehoord/gezien.

Bovendien is Floralux in april en mei in het weekend open tot 20u, dus super handig want zo moesten de gekochte plantjes niet al te lang in de koffer blijven staan. Ook mijn vader ging mee, hij wilde zelf ook nog wat plantjes kopen en de last post dat was voor hem ook al heel lang geleden.

Nadat we de enorme drukt in Dadizele overleefd hadden (blij dat we daar weg waren eerlijk gezegd want echt wel heel druk), bezochten we de lokale middenstand in Ieper voor een drankje en een hap.

De Menenpoort, een gedenkteken in de vorm van een Romeinse triomfboog, draagt de namen van 54.896 vermiste soldaten van het toenmalige Britse Imperium. Hier worden de namen vermeld van het begin van de oorlog tot 15 augustus 1917. De vermisten vanaf 16 augustus 1917 tot het einde van de oorlog, staan vermeld op panelen van het Tyne Cot Cemetery in Passendale. Het zijn er nog eens 34.957. Behoorlijk hallucinante aantallen als je ‘t mij vraagt.

Omdat we nog een beetje tijd hadden, ging we nog snel even op de vesten kijken.

We zorgden er wel voor om toch tijdig aan de Menenpoort terug te zijn. De Last Post start immers stipt om 20.00 uur, ongeacht de weersomstandigheden, elke dag van het jaar, jaar na jaar sinds 1928 (!)  en je kan er geen plaats reserveren.

De klaroeners van de Last Post Association, vrijwilligers van de Ieperse brandweer, staan in voor het blazen van de Last Post.

Een standaard ceremonie duurt niet lang, een kleine 5 a 10 minuten. Er kunnen wel (muzikale of andere) onderdelen worden toegevoegd. Toen wij er waren, kregen we er mooi extraatje van de Silver Thistle pipes & drums gratis bij.

En het moet gezegd, ik kreeg toch wel even kippenvel.

 

Floraliën in het hotel D’Hane-Steenhuyse

Tijdens de Gentse Floraliën waren er ook heel wat gerelateerde activiteiten op andere locaties. Ik kon er nog eentje uit de lijst meepikken, nl. een bezoek aan hotel D’Hane-Steenhuyse, voor de gelegenheid opgefleurd met heel wat bloemstukken.

Het voormalige stadspaleis, in het midden van de Veldstraat, is voor velen nog onbekend. Het is echter meer dan een bezoekje waard. Wij namen er al eerder een kijkje (verslag van toen), maar ik sprong met plezier het voorbije weekend nog snel even binnen 🙂

Een fotoverslagje:

In de inkom een weelde van typisch Gentse azalea’s

De ongelooflijk mooie parketvloer, met 3D-effecten, heeft volgens mij een extra boenbeurt gekregen.

Je kan deze ruimte zelfs van bovenaf bekijken, ideaal wellicht om vroeger te piepen wie er allemaal aanwezig was van gasten zonder je er zelf tussen te begeven 😉

Mooie boeketten en bloemstukken in zowat alle kamers van het stadspaleis.

Op de kasten, tafeltjes en secretaires diverse leuke attributen.

Bloemen en bloemendetails tot in de slaapkamers.

Maar even goed op de ‘overloop’ en in de muziekkamer.

En je kon zelfs even een kijkje nemen tot in de kelderverdieping met de voorraadkamers en keukens (al stonden er daar geen bloemen) 😉

Zelf eens een kijkje gaan nemen? Dat kan nog steeds, zij het dan zonder de bloemen (maar nog altijd zeer de moeite waard).

Alle info op de website van Historische huizen.

 

 

Floraliën 2022

Met twee jaar vertraging door corona, maar eindelijk was het dan toch zover en konden we opnieuw een bezoekje brengen aan de Gentse Floraliën. Iets wat ik al sinds mijn kindertijd elke vier jaar doe en nog steeds met evenveel (of zelfs meer) plezier 🙂

De 36ste editie van Floraliën Gent gaat door in de gebouwen van het ICC, de Floraliënhal en het Kuipke, in het Citadelpark, ‘back to the roots’ dus eigenlijk. Het thema van de editie dit jaar is “Mijn Paradijs, mijn wereldse tuin” met een duidelijke link naar het Van Eyckjaar.

Bij de ingang scannen we onze tickets, lopen door een klein stukje geschiedenis van de floraliën en worden al snel ondergedompeld in Van Eyck.
Verschillende bloemenkunstenaars namen het beroemde Lam Gods onder de loep en haalden een stukje uit het schilderij dat ze verwerkten in hun floraal werk. Achter de bloemkunst hangt het referentiestuk uit het Lam Gods uitvergroot op doek.
Sommige kunstenaars focussen heel duidelijk op de bloemen en planten die in het kunstwerk terug te vinden zijn, andere kiezen meer voor het accentueren van structuren in het schilderij en nog andere geven een creatieve invulling aan een specifiek stukje uit het wereldberoemde werk.

Het is een beetje schuiven hier en soms wat wachten om een werk goed te kunnen bekijken en nog iets moeilijker om er een goede foto van te maken (in dit deel van de tentoonstelling stond ongeveer iedereen met de smartphone/camera in de hand om het vele moois vast te leggen).

Het is fascinerend om te zien welke elementen sommige kunstenaars uit het werk gehaald hebben en hoe ze er creatief mee aan de slag gingen.
Het Lam Gods heeft een enorme detailgraad en dat hebben sommige kunstenaars heel goed gezien. Wil je daar trouwens meer over weten, dan moet je zeker eens de tentoonstelling bezoeken in de crypte van het Sint-Baafskathedraal en vervolgens het echte werk in volle glorie gaan bekijken (onze ervaringen lees je hier).

Dat je met mos hele mooie en leuke dingen kan doen dat bewezen deze kunstwerkjes wel (en ze zouden hun kleur behouden stond er op een bordje vermeld!).

Spelen met vormen en bijzondere kleuren om de mooist (tafel)decoraties te maken, ook dat was er te zien.

Deze kleine luchtplantjes in hun strakke zwarte houdertjes zag ik dan weer zeker mooi in ons interieur passen en ook de installatie met de witte azalea’s in combinatie met de leuke zeteltjes en verlichting zag wij helemaal zitten 🙂

Fascinerend vond ik de hoek met vleesetende planten. Normaal gezien ben ik daar niet erg fan van, maar deze waren zo mooi dat ik er wel enkele foto’s van ‘moest’ nemen.

Uiteraard zijn er ook nog steeds heel wat azalea’s, rododendrons en andere klassiekers te vinden op de beurs. Goed voor massa’s kleur en bloemenpracht.

En ook hier nog een verwijzing naar het Lam Gods.

Uiteraard ook nieuwe of bijzondere varianten van klassieke soorten te ontdekken.

En nog meer bloemsierkunst.

In het Kuipke stond er zelfs een volledig bos met 500 bomen die je kon adopteren.

Na het ietwat mystieke in het Kuipke kwamen we in de Floraliänhal zelf ook nog wat meer in de open tuinsfeer terecht met zowel meer klassieke presentaties als de misschien wat gedurfde tuininrichting met wilde bloemen en planten of ‘onkruid’ zoals menig bezoeker wellicht toch nog dacht, ik kon me echter helemaal vinden in het standconcept en de plantenkeuze van het Scheppersinstituut 😉

Ook een mooie verzameling bromelia’s en aanverwante en een indrukwekkende constructie in bamboe.

 

Jarenlang gingen de floraliën door in het ICC en het Floraliënpaleis in het Citadelpark, een aantal edities gingen door in Flanders Expo en de vorige editie verspreid over verschillende locaties in de stad. Deze editie bracht heel wat herinneringen naar boven van vroeger zonder echter oubollig te zijn. Je zag duidelijk enkele nieuwe en verfrissende ideeën en de bloemenkunstwerken als uitbeelding van stukjes van het Lam Gods waren echt wel knap.

Die uitgave van 2016 (geteisterd door heel slecht weer en een pak minder bezoekers waardoor de organisatie er een stevige financiële kater aan overhield) blijft voor mij toch de meest bijzondere en tot de verbeelding sprekende, waar ik ruim 5 uren rondliep en winterse buien trotseerde onderweg van de ene naar de andere locatie. Hieronder vind je de link naar mijn verslagjes van toen:
deel1-OudeBijloke
deel2-Leopoldskazerne
deel3-Sint-Pietersplein
deel4-Sint-Pieterskerk en -abdij
deel5-MSK
deel6-Citadelpark

 

Arne Quinze op Gentse Kouter

Sinds kort staat er een extra kunstwerk op de Kouter in Gent. Het is een werk van bijna 6 meter hoog, heet “Lupine Flowers” en is een interpretatie van de lupinebloem. Maker is Arne Quinze, die je misschien kent van zijn grote knaloranje beelden op de dijk in Oostende. Dit kunstwerk is ietwat vergelijkbaar van vormgeving, maar heel donker van kleur.

Ik las achteraf online dat het beeld op de Kouter eerder al in Amsterdam stond en er kwam naar aanleiding van de Floraliën en in samenwerking met Coutre, een nieuwe coworking- en netwerk-plek in de Wolweverskapel (Kleinvleeshuissteeg) waar ook een gratis expo te zien zal zijn tijdens de Floraliën.

Het kunstwerk is een sculptuur van een lupinebloem en de kunstenaar verwoordt het zelf als volgt “Het is een symbool. Ik heb ooit een reis gemaakt van Peking naar Parijs. Hoe dichter ik naar Europa kwam, naar de Westerse beschaving, hoe meer de diversiteit aan fauna en flora verdween. Ook de wilde lupinebloem verdween van Siberië naar de Duitse grens. Dat vond ik zo jammer. Dit kunstwerk toont een beetje mijn gevecht om de bloem opnieuw te introduceren in de natuur.”

Ik zie weinig linken met een lupine en vind het wel een donker werk, maar smaken verschillen en ik denk dat ik het nu ook weer niet erg zou vinden dat het werk een permanente plek op de Kouter zou krijgen. De dijk van Oostende en de Rock Strangers (geplaatst naar aanleiding van het kunstenfestival Beaufort in 2012) vind ik intussen ook wel onlosmakelijk met elkaar verbonden en ze figureren op heel wat foto’s 😉

Tijdens de Floraliën zal er ook een groot wanddoek van Arne Quinze in het ICC hangen. En voor die Gentse Floraliën kocht ik twee jaar geleden al tickets, maar corona stak 2 jaar na elkaar een stokje voor de organisatie. Vanaf 29 april tot en met 8 mei 2022 zal het dan eindelijk toch zover zijn 😉

Over de vorige editie van de Floraliën, in 2016, schreef ik trouwens meerdere verslagjes (deel1 deel2 deel3deel4 deel5 deel6).

Parijs – deel 5

Wie Parijs zegt, zegt (na de Eiffeltoren) het Louvre, toch? En dus besloten we om voor deze wereldberoemde plek, het meest bezochte museum ter wereld, toegangstickets te bestellen. De laatste dag van ons verblijf in Parijs was duidelijk die van het minst mooie weer, dus dat kwam toevallig goed uit 🙂

Het Louvre is eigenlijk gevestigd in een van oorsprong middeleeuws kasteel dat door de koningen van Frankrijk werd gebruikt. Er is zelfs een link met de tempeliers. Toen de strategische betekenis van het kasteel verloren ging (als gevolg van de stadsuitbreiding), maakte de Franse koning Karel V van het kasteel zijn koninklijk paleis. Als liefhebber van kunst installeerde hij er zijn bibliotheek die in de 14de eeuw al bijna 1000 werken telde, best indrukwekkend toen. Tijden en koningen kwamen en gingen en het kasteel werd meermaals herbouwd.

Catharina de Medici liet in de 16de eeuw een nieuw paleis bouwen zo’n 500 meter van het Louvre, de Tuilerieën. Onder Hendrik IV werd dit paleis met het Louvre verbonden door een vleugel langs de Seine, de kern van de huidige Denon-vleugel. De vleugels rondom de Cour Carrée werden pas in de zeventiende eeuw voltooid.

Het plan van Hendrik IV, le grand dessin genoemd, diende als leidraad voor alle volgende generaties die zich met het uitbreiden en verbeteren van het Louvre bezighielden. Toen Lodewijk XIV echter besloot zijn residentie te verplaatsen naar het Paleis van Versailles, raakte het Louvre in onbruik als paleis en kreeg het verschillende functies. Eind 18de eeuw ontstond de idee om hier de koninklijke kunstcollectie onder te brengen, maar de Franse Revolutie stak daar een stokje voor.
Gelukkig zagen de nieuwe machthebbers in dat de nationale kunstcollectie beschermd moest worden en het idee van een nationaal erfgoed begon zich te ontwikkelen. In 1791 werd beslist dat het Louvre een museum moest worden en op 10  augustus 1793 opende het zijn deuren. Hiermee is het meteen één van de oudste musea ter wereld.

De laatste grote uitbreiding dateert van eind 20ste eeuw en stond onder leiding van de Chinees-Amerikaanse architect I.M. Pei. De moderne huisstijl met een grote piramide in glas en metaal deed in eerste instantie veel stof opwaaien. De piramide was bedoeld om de ondergrondse toegangshal te markeren en van daglicht te voorzien. Uiteindelijk verstomde het protest en de uitbreidingen maakten van het Louvre het op twee na grootste museum ter wereld, na het Metropolitan Museum of Art in New York en de Hermitage in Sint-Petersburg.

De collectie van het Louvre is in acht afdelingen onderverdeeld en loopt van werken van de grote beschavingen uit de oudheid tot aan de eerste helft van de 19e eeuw.

Ik moet toegeven dat ik minstens even veel naar de architectuur van het museum heb lopen kijken als naar de kunst. Ik liep dan ook regelmatig eens met mijn hoofd en mijn camera naar boven gericht, soms misschien tot verwondering van bepaalde bezoekers. Niet iedereen vindt trappenhallen en gewelven de moeite om op foto te zetten 😉

Uiteraard keek ik niet enkel naar boven, in het museum zelf is meer dan genoeg te zien. Het Louvre heeft meer dan 70.000 m² tentoonstellingsruimte en telt meer dan 600.000 verschillende werken, waarvan er ‘slechts’ 35.000 tentoongesteld zijn.

Met de antieke culturen zat het alvast helemaal goed voor ons. Van hun Egyptische collectie was ik echt wel onder de indruk, helemaal gecharmeerd door de vele mooie stukken en al die details.

Ook zeer de moeite, maar van een andere orde en tijd waren de (kroon)juwelen en nu weten we meteen ook hoe kronen werden opgeborgen 😉

Maar uiteraard ‘moesten’ we ook de pijltjes richting La Joconde ofte de Mona Lisa van Leonarda Da Vinci eens gaan bekijken. Een systeem van ‘poortjes’ voert 2 rijen van bezoekers in zigzaglijnen naar een plekje vlak voor het kunstwerk. Daar krijg je even tijd om het werk van (vrij) dichtbij te bewonderen en er een foto  van te maken en vervolgens werd je vriendelijk verzocht om plaats te maken voor de volgende bezoeker (wel eens nodig bij sommige mensen die vonden dat ze toch minstens een selfie of 10 moesten maken en zichzelf daarbij duidelijk het belangrijkste onderwerp op de foto vonden).
We gingen trouwens bij het begin van ons bezoek naar deze zaal. Naarmate de dag vorderde, werd het wel drukker en de aanschuiftijden uiteraard ook langer. Bij ons viel dat echter heel goed mee (o.a. ook door het lagere bezoekersaantal algemeen als gevolg van corona).

Alle praktische info op de museumwebsite.

Toen we het museum verlieten, was het aan regenen. Dus wandelden we naar onze wagen, met nog een tussenstop in een artisanale bakkerij om iets te eten, en reden we vervolgens terug naar huis.
Het waren 3 fijne dagen in de Franse hoofdstad waarin we heel veel gewandeld en gezien hebben. Hopelijk mogen er dit jaar nog meerdere van dergelijke uitstappen volgen.

Parijs 2022 – deel 4

De volgende stop op ons programma kan je eigenlijk ook wel een Parijs monument noemen, maar weer van een heel andere orde: het grootwarenhuis Galeries Lafayette. Meer dan de moeite waard om eens binnen te stappen, zelfs voor wie totaal geen koopintenties heeft (zoals wij).  Het gebouw dateert van eind 19de eeuw, in 1912 werd de reusachtige koepel van glas in lood gebouwd. Het tien verdiepingen tellende gebouw mag je gerust indrukwekkend noemen: de koepel, de galerijen, de oude liften, … Niet meteen mijn stijl, maar toch keek ik mijn ogen uit en genoot 😉

Een mooie extra (en bijkomende reden waarom ik hier naar binnen wou met Maya) is dat dit gebouw een dakterras heeft waar je als bezoeker gratis toegang toe hebt en  je een wijds overzicht over de stad hebt.  We waren zeker niet de enigen hier,  ‘uiteraard’ ook heel wat dames (en heren) die zich van hun beste kant lieten zien voor de (vele) foto’s. Best wel grappig hoe de winterjas uit moest bij sommigen voor een mooier beeld terwijl er boven een best ijzige wind stond die dan weer het haar in de verkeerde richting blies waardoor die foto uiteraard nog eens opnieuw gemaakt moest worden.
We zagen (uiteraard) de Eiffeltoren, maar ook de Sacré Coeur en het Centre Pompidou.

We wandelden nog even verder in deze winkelbuurt en keken vooral naar de façades van de gro(o)t(s)e gebouwen.

In de omgeving van de Place Vendôme met de triomfzuil van Napoleon werden de vitrines nog wat exclusiever en de klanten duidelijk ook. Exclusieve parkeerplaatsen voor de winkel, inclusief ‘valet’ die het voertuig parkeert en/of het portier opent en een oogje in het zeil houdt. Helemaal hilarisch werd het wanneer we een dame zagen toekomen aan de winkel van Dior met een hele hippe elektrische step, waaraan vooraan een rugzak-mandje hing dat duidelijk voor een huisdier bestemd was. Ik dacht spontaan aan een chihuahua, maar het bleek zowaar voor een grote, witte papegaai te zijn die met een metalen kettinkje aan de poot op de schouder van het baasje zat (maar dus even het mandje in moest terwijl baasje ging shoppen)! Dat zal wellicht toch de meest bijzondere oppas van de dag geweest zijn voor de valet van dienst zou ik zo denken 😉

Volgende stop was het Palais Royal, zoals de naam het zegt, ooit een koninkrijk paleis in Parijs, maar tegenwoordig een overheidsgebouw waarin het Franse Ministerie van Cultuur, de Franse Raad van State en de Grondwettelijke Raad gezeteld zijn. De basis voor het gebouw is gelegd in de zeventiende eeuw, door kardinaal de Richelieu die het na zijn dood aan de toenmalige koning Lodewijk XIII schonk. Toen Napoleon aan de macht kwam, werd het paleis vooral een kantoorgebouw en na een grondige restauratie in 1876 werd het pand tot nu een overheidsgebouw. Het Palais Royal zelf is niet toegankelijk voor het publiek, maar de tuin en het binnenplein zijn dat wel.

In het midden van de tuin vind je een grote fontein. Rondom de fontein allemaal groene stoeltjes, net als in het Jardin des Tuileries bij het Louvre. Ook hier kunst in de publieke ruimte trouwens. O.a. werk van Pol Bury, een Belgische kunstenaar trouwens, vooral bekend om bijdragen aan de kinetische kunst zo lees ik.

Je vindt er ook een plein met zwart/wit gestreepte zuilen van verschillende hoogtes. Dit kunstwerk wordt Les Deux Plateaux genoemd. Het is een kunstinstallatie gemaakt door de Franse kunstenaar Daniel Buren (dezelfde van Les Anneaux of De Ringen die we vorig jaar in Nantes zagen trouwens). De zuilen camoufleren blijkbaar ventilatieschachten voor een ondergrondse opslagruimte en waren op het moment van hun plaatsing halfweg de jaren ’80 nogal omstreden omwille van de hoge kostprijs en omdat ze niet zouden passen in de omgeving (zoals wel vaker het geval met dergelijke projecten). Intussen neemt wellicht niemand nog aanstoot aan het kunstwerk en zijn de zuilen een zeer populaire selfiespot geworden. Het is een fijne plek om even te relaxen.

We wandelden nog even verder, langs La Samaritaine, nog zo’n befaamde winkel in Parijs, maar ‘t was vooral de Lego Store waar we toch met plezier even binnen gingen (en Maya grote ogen trok over de prijzen van enkele Lego themadozen).

We zagen het Centre Pompidou al vanuit de verte en dan ook van dichterbij…

… om uiteindelijk, net voor het invallen van de duisternis, aan te komen bij de kathedraal van de Notre-Dame.

Maya verbleef net in een gastgezin in Saint-Malo (meerdaagse schooluitstap) toen een brand het gebouw zwaar verwoestte. Het gebouw nu in het echt zien, riep toch bepaalde herinneringen op (één van de kinderen van het gastgezin werkte in Parijs of was daar in de buurt, die mensen waren dus echt wel bezorgd en de hele avond waren de hallucinante beelden op TV te zien). De sfeer in deze omgeving was duidelijk nog steeds bijzonder te noemen, ingetogener dan vroeger zou ik zeggen.

En dan hadden we alweer heel wat stappen op onze teller staan, tijd dus om naar het hotel terug te keren…

2 leuke eetplekjes die we vandaag ontdekten

Compose, cantine sur Mesure,  Square de l’opera Louis Jouvet

DS Café Beaugrenelle, rue de l’ingénieur Robert Keller