Tag Archives: Frankrijk

Malmaison

Het leek ons een leuk idee om na de juni-examens enkele dagen op stap te gaan: ideaal om te ontspannen na een stresserende periode – voor Maya zeker en vast, maar ook ik ‘mocht’ delen in de examenstress 😉 – en nog net iets rustiger voor de echte zomervakantie start. Maya had al laten weten dat ze graag eens Versailles wou bezoeken (en wij zagen dat ook helemaal zitten want al lang op ons lijstje), ik wilde sowieso eens naar het huis en de tuin van Monet in Giverny en dus werkte M. een vakantieprogramma van 3 dagen uit met nog een aantal extra’s. Voer dus voor enkele blogverslagjes (die hier hopelijk snel zullen verschijnen).

Onze eerste dag startte uiteraard met een autorit richting Parijs. De stad en de Périphérique konden we grotendeels links laten liggen, letterlijk en figuurlijk want wij reden richting Rueil-Malmaison, eigenlijk een grote voorstad van Parijs, op pakweg 10 km ten westen van het centrum, aan de linkeroever van de Seine. Ons doel: het kasteel van Malmaison, vooral bekend als de woning van Napoleon I en zijn vrouw Joséphine de Beauharnais.

In de zesde eeuw stond op de plaats van het huis al een koninklijke villa, met de naam mala-mansio, eigendom was van een zoon van de Frankische koning Clovis I. In het begin van de 17e eeuw werd het landhuis gebouwd. Joséphine de Beauharnais woonde er in de buurt en zij besloot het huis te kopen. Toen was Napoleon nog gewoon generaal en helemaal niet blij met de aankoop want het pand moest dringend gerenoveerd worden (de naam malmaison paste duidelijk bij de staat van het huis).
Toen hij er kort daarna wel de middelen voor had, werd het huis verbouwd in Empirestijl. De ingang kreeg de vorm van een legertent (net als de slaapkamer trouwens), ter herinnering aan zijn tocht naar Egypte.

De verschillende kamers (en dat zijn er wel wat) zijn meestal rijkelijk versierd, vaak met verwijzingen naar de klassieke oudheid, en duidelijk bedoeld om gasten te ontvangen (en te imponeren).

Voor de bibliotheek werden twee ruimtes samengevoegd tot één, bijzonder mooi geheel.

Ook bijzonder, en tegelijk een beetje grappig, is hoe de slaapkamers inderdaad zijn ingericht als was het een tent, met ronde vormen en speciale doeken tegen de muren om de suggestie van een tent te creëren. Eentje voor meneer en eentje voor mevrouw.

In de tuin kwam een openluchttheater, een passie van Napoleon, die zijn familie en personeel liet optreden. Joséphine richtte zich vooral op de parkaanleg.

Toen Napoleon – om politieke redenen – in 1809 van Joséphine scheidde, schonk hij haar Malmaison. Zij kreeg bovendien voldoende financiële middelen om het huis verder op te knappen.
Josephine kocht alle in de omgeving van Malmaison beschikbare bossen en landerijen op en liet haar passie voor de dieren- en plantenwereld de vrije loop. Ze beschikte over een volledige menagerie met struisvogels, fazanten, zwarte zwanen, emoes, gemzen, lama’s, een zeehond en apen. Tientallen soorten exotische planten werden aangevoerd om op te groeien in het park of in de kassen. Naar het schijnt, zou de hortensia naar haar dochter vernoemd zijn. Heel bijzonder waren haar rozen. Malmaison werd een botanische tuin met grote faam, waaraan kosten noch moeite waren bespaard.
Er staan vandaag nog een aantal machtige oude en grote bomen in het park en de tuin werd deels in de oorspronkelijke staat hersteld.

Na haar dood in 1814 erfde haar zoon uit haar eerste huwelijk Malmaison. Na de Slag bij Waterloo woonde Napoleon van 22 tot 29 juni op Malmaison voordat hij vluchtte naar Rochefort. Malmaison kreeg nog verschillende eigenaars, tijdens de Frans-Duitse Oorlog werd het zwaar beschadigd, de gronden rondom het huis werden deels verkaveld en verkocht tot er enkel nog een park van 6 ha bleef.

Sinds 1904 is Malmaison eigendom van de Franse staat en vind je er een museum ter nagedachtenis aan Napoleon (en Joséphine).

Op de bovenste verdieping vind je nog heel wat info over de periode van het ballingschap van Napoleon. Aan comfort bleek het hem precies toch niet te ontbreken op Sint-Helena wanneer je onderstaand meubilair ziet 😉

Op een boogscheut van het wereldberoemde Versailles is een bezoekje aan Malmaison zeker de moeite waard. Er ligt een gratis parking, weliswaar een beetje verborgen, vlakbij (bussen moeten in de buurt gewoon in een straat staan wat voorbijrijden soms wat moeilijker maakt, maar wij zagen dat er tussen elke bus toch wat ruimte gelaten was waar een auto even kon opzij gaan staan om een tegenligger door te laten). Naast een bezoek aan het kasteel en de tuin, kan je ook nog een wandeling maken in de omgeving.

Alle praktische informatie (openingsuren, tickets, tijdelijke tentoonstellingen etc.) vind je op de website van de site.

Angers – het kasteel

De Loirestreek staat bekend om zijn kastelen, zo ook in Angers. Uiteraard brachten we deze plek ook een bezoek.
Het Kasteel van Angers dateert uit de 13de eeuw en staat op een rots boven de rivier Maine. Het kasteeldomein is ruim 25.000 m² groot en telt 17 massieve torens. Al in de Romeinse tijd stond er trouwens een fort op deze strategische plek.

De burcht diende als zetel van het machtige Huis van Anjou, het latere Engelse koningshuis Plantagenet. Lodewijk I van Anjou, hertog van Anjou en tweede zoon van de Franse koning Jan II, liet tussen 1373 en 1383 een enorm wandtapijt maken, het Tapisserie de l’Apocalypse. Met een lengte van meer dan 100 meter is het het langste geweven wandtapijt ter wereld. Het overtreft in afmeting ruimschoots dat andere beroemde Franse tapijt van Bayeux uit circa 1068.

In de loop der jaren kwamen er verschillende delen aan het kasteel bij.

Vrij bijzonder vond ik het verhaal van de grachten. Vanaf het moment dat men begon aan de bouw van de vesting, werden ook de grachten gegraven. Ze vormden vooral een grens tussen het kasteel en de (voor)stad. In de 14de eeuw en in de 16de eeuw werden de grachten 2x vergroot. Hoewel de Maine langs de voet van het kasteel stroomt, heeft men echter nooit overwogen om de grachten te vullen met water. De hoofdreden was het hoogteverschil van het gebied.
In de 15de eeuw kregen de grachten een andere functie. Ze werden gebruikt als omheining voor het verloop van steekspelen. In de 18e eeuw werden de grachten omringd door tuinen en moestuinen. In 1912 werd de stad Angers huurder van de grachten. Tot in het jaar 1999 plaatste het gemeentebestuur er damherten. Daarna werden ze omgedoopt tot middeleeuwse tuinen.

In de 18e eeuw diende het kasteel als militaire academie. Tijdens de opstand in de Vendée in de tijd van de Franse Revolutie werd het gebombardeerd door de opstandelingen. De dikke muren van het kasteel bleken echter prima bestand tegen het kanonnenvuur en uiteindelijk gaven de opstandelingen hun poging om het kasteel in te nemen op.
Tijdens de Duitse bezetting van Frankrijk in de Tweede Wereldoorlog werd het kasteel zwaar beschadigd nadat geallieerde bombardementen een explosie in een munitieopslagplaats in het kasteel veroorzaakten.

Het kasteeldomein lijkt wel een dorp op zich. Via de remparts heb je een mooi zicht op de omgeving en binnen de omwalling liggen verschillende tuinen, eerder strakke maar ook ‘hangende tuinen’ en een zone waar groente en fruit gekweekt werd. Best verrassend.

In het kasteel zelf valt ook heel wat te ontdekken over de geschiedenis.

Vandaag de dag functioneert het kasteel ook als museum voor wandtapijten. Het heeft de grootste en oudste collectie wandtapijten ter wereld, waaronder dus het enorme Tapisserie de l’Apocalypse. Er werd zelfs een volledig nieuw gebouw opgetrokken om het in optimale omstandigheden te kunnen bewaren en tentoonstellen.

Naast een afbeelding van de Apocalyps uit de Openbaring van Johannes geeft het tapijt ook een beeld van het politieke klimaat op het moment van de vervaardiging: de Honderdjarige Oorlog tussen Frankrijk en Engeland tussen 1337 en 1453. Het wandtapijt is een weergave van de ravages veroorzaakt door de oorlog, de razzia’s, de pest en de hongersnood.

Het weven van het wandtapijt nam zeven jaar in beslag, wat relatief snel was voor een werk van die omvang. Ondanks de schade in de loop van de jaren (ongeveer een derde deel is verloren gegaan), is de essentie ervan bewaard gebleven.

Alle praktische info voor een bezoek aan het kasteel vind je op hun website.

 

 

 

Angers – de stad

Schrijven dat de Loirestreek de moeite van een bezoek waard is, is uiteraard een open deur intrappen. Tijdens onze zomervakanties houden wij al graag eens een tussenstop in deze streek, kwestie van de autoritten niet al te lang te maken. Aangezien er heel wat te beleven valt hier, doen we dat al verschillende jaren en zitten we nog steeds niet zonder inspiratie 😉

Het voorbije jaar hielden we halt in Angers, één van de steden in de Loirevallei waar je al wandelend zowel kan genieten van een portie natuur als cultuur. We logeerden er in het nog nieuwe Novotel Centre Gare en parkeerden in de publieke parkeertoren er vlak naast. Het ronde torengebouw zorgde voor een ietwat apart indeling: het was wel grappig om uit de lift te stappen en de kamerdeuren in een halve cirkel er omheen te zien, ook in de onze kamer kwam de boogvorm terug (maar alle beschikbare ruimte was goed benut).

Angers is de hoofdstad van het departement Maine-et-Loire en ligt zelf langs de Maine, ongeveer 300 km ten zuidwesten van Parijs. Het gebied rondom de stad staat ook bekend onder de provinciale naam Anjou. Eén (of beter, twee) van de hoogtepunten in de stad is (zijn) het kasteel en het wandtapijt van de Apocalyps, maar daarover meer in een aparte blogpost.

Het plannetje dat we meekregen in het hotel suggereerde een kleinere wandeling in het centrum, wij besloten echter meteen ook een stuk van de stad aan de andere kant van de rivier mee te nemen in onze verkenningstocht.

We liepen o.a. in de wijk la Doutre, een doolhof van steegjes, met heel wat mooie huizen om te ontdekken: zowel oude vakwerkhuizen, met een skelet van houten balken (waarvan het oudste uit 1400 zou dateren), als charmante herenhuizen.

We ontdekten op onze wandeling het Maison Bleu, een Art Decogebouw met blauwe mozaïektegeltjes. Een beetje vergane glorie, maar toch nog steeds mooi om te zien.

We pauzeerden even op een bankje in één van de stadsparken, genoten van de zon, de bloemen en de mussen die er zich duidelijk ook amuseerden.

We flaneerden door het meer commerciële deel van de stad met winkels, kerken, galerijen, restaurantjes, pleinen, kunst, …

In het historische centrum kan je uiteraard niet naast de cathédrale Saint-Maurice kijken. ‘t Is wel even klimmen – iets meer dan 100 treden – om ze van dichtbij te bekijken, tenzij je zoals wij de wandeling anders begint, dan kan je de trappen naar beneden nemen 😉
Beneden is het trouwens erg gezellig zitten bij de fonteinen (waar klein en soms iets groter zich op warme dagen duidelijk amuseren). Wij genoten er ook even van het zonnetje en een ijsje.

We staken de Maine over naar de andere kant van de rivier die ook nog heel wat mooie plekjes telt. Mooie huizen, pittoreske straatjes, een Neo-gotisch altaar waar ooit de Corpus Christi processie eindigde (nu een kiosk voor recepties en concertjes), een monumentale graanschuur uit de 13de eeuw (nu een concertgebouw en cultuurcentrum), en een van de oudste hospitalen van Frankrijk, … best veel toch om te ontdekken?

Ook langs het water zelf is het fijn wandelen en je vindt er verschillende plekken om iets te eten of te drinken (zowel langs als op het water trouwens). Aanvankelijk twijfelden we nog even, maar uiteindelijk kozen we toch voor een bistro dicht bij een klein haventje (aan de Cale de la Savatte) waar we buiten op een ruim terras nog een plekje in de avondzon vonden en een mooi uitzicht hadden op de stad. Het eten werd er geserveerd in weckpotjes: heel leuk, best lekker en lokale productie, meer moet dat niet zijn 😉

 

 

Nantes – les machines de l’île

De grootste publiekstrekker in Nantes zijn wellicht Les Machines de l’île.

Ontsproten aan de verbeelding van François Delaroziere en Pierre Orefice en omschreven als “een plek op het kruispunt van de imaginaire werelden van Jules Verne (wiens huis ook in Nantes staat trouwens!), van het mechanisch universum van Leonardo da Vinci en de industriële geschiedenis van Nantes”.
Les Machines de l’île kregen een onderkomen in enkele voormalige scheepshangars waarvoor een nieuwe bestemming werd gezocht. In de hangars bouwden ze een wereld voor en met gelede machines die reusachtige dieren voorstellen. De beroemdste is de reuzenolifant, 12 meter hoog en 48 ton zwaar. Mits bijbetaling en zolang er plaats is, kan je zelfs een ritje boeken op de olifant. Tijdens een wandeling van 30 minuten, aan een snelheid van letterlijk een paar kilometer per uur, kan je genieten van een andere blik op de omgeving. (Wij besloten dat een ritje voor ons niet hoefde.)

La galerie des machines zou je kunnen omschrijven als een bestiarium vol mechanische dieren. Sommige – een spin, een mier, een rups, een reiger – zijn zo groot dat je ze zelfs kan berijden. Enkele sympathieke gidsen vertellen het verhaal van de site en de dieren en nodigen een aantal vrijwilligers uit het publiek uit om plaats te nemen in de machines en ze mee te helpen bedienen.

Het ziet er allemaal erg indrukwekkend uit (en de spin best wel griezelig wanneer ze uit de grond komt gekropen). Ook de ontwerptekeningen van de machines zijn prachtig uitgewerkt. We kijken onze ogen uit en blijven steeds nieuwe details ontdekken. De kolibrie is één van mijn favorieten. De kameleon vangt een vliegje net voor het oog van mijn lens. De luiaard is uitermate schattig en uiteraard ook traag, de paradijsvogels verfijnd. Ook het stukje woud met o.a. mechanische exemplaren van de zonnedauw heeft iets magisch.

Het nieuwste project is l’arbre aux hérons (de reigerboom): een reusachtige boom met 22 takken en hangende tuinen. Vandaag is enkel nog maar een experimentele tak toegankelijk om op te lopen, maar het eindresultaat zal ongetwijfeld indrukwekkend zijn. De eigenlijke bouw start in 2022 en het project zou voltooid moeten zijn in 2027 met een unieke stadstuin van 55 m diameter en 35m hoog. De vorderingen van de werken zul je kunnen volgen vanop de galerijen in het gebouw. Onderstaand filmpje geeft al een idee van wat het zal worden.

Nadat we binnen vol be- en verwondering hadden rondgewandeld, gekeken en geluisterd, wachtte ons buiten nog meer moois.

Uiteraard liepen we even mee met de olifant, er wel voor zorgend dat we buiten het bereik van zijn water sproeiende slurf bleven 😉

Iets verder zagen we nog de schattige draaimolen Manège d’Andréa 

En ten slotte liepen we nog even verder naar le carrousel des Mondes Marins. Op 3 niveaus ontdekt je zeedieren die de zeebodem, de afgrond en het oppervlak van de zee bevolken: gigantische krabben, roggen en inktvissen waarop je kan rijden (maar de molen was op het moment van ons bezoek al gesloten).

Alle info over deze bijzonder plek lees je op hun website.

Het eiland van Nantes

Midden in de Loire, bij het centrum van de stad, ligt het île de Nantes, omgeven door twee armen van de rivier (de ‘bras de la Madeleine’ in het noorden en de ‘bras de Pirmil’ in het zuiden). Het eiland is verbonden met de stad door 13 bruggen.
Vroeger was het een havenplaats en dat merk je nog steeds voor een deel aan de architectuur: grote loodsen die deels behouden bleven en een nieuwe bestemming kregen.

Het eiland is echter ook een soort ‘vrijhaven’ voor moderne architectuur. Je vind er o.a. werk van Jean Nouvel (het justitiepaleis is van zijn hand) en ook Christian de Portzamparc (bij ons bekend van het Hergémuseum in Louvain-la-neuve, ook leuk om te bezoeken trouwens) was er actief.

Ook hier viel heel wat kunst te ontdekken, sommige zaken tijdelijk, in kader van het zomerfestival, andere meer permanent zoals de reusachtige lintmeter (Lilian Bourgeat). De latttenstructuur op de eerste foto kreeg als titel ‘the zebra crossing’ mee (een werk van Angela Bulloch), het lichtblauwe gebouwtje op de vierde foto  ‘l Absence’ (Atelier Van Lieshout). De grote hoofden zijn een werk van Nathalie Talec met als titel ‘in a silent way’.
De pingpongtafels (Laurent Perbos) met hun ‘aparte’ vormgeving leken me een uitdaging om te gebruiken, maar wel heel leuk gevonden (er was trouwens een restaurant in de buurt waar je balletjes en palletjes kon ontlenen om te spelen). De ‘basketboom’ (A/LTA) werd effectief gebruikt 🙂

Les anneaux (de ringen) is een kunstwerk van Daniel Buren en Patrick Bouchain. Het werk werd in 2007 geplaatst op de quai des Antilles aan de oever van de Loire. Voor Buren staan de ringen voor de ketenen van de slaven die in de 18e eeuw door schippers uit Nantes verhandeld werden. De metershoge ringen worden ‘s nachts verlicht in rood, groen en blauw.

De omgeving en de sfeer van het eiland deden ons hard denken aan la Confluence in Lyon. Waar vroeger de havenactiviteit het belangrijkste was, kwam er nu plaats voor vernieuwend wonen, kunst in de open ruimte, ontspanning, groen, … boeiend om te ontdekken.
In de oude bananenpakhuizen liggen intussen geen bananen meer, maar vind je heel wat hippe loungeplekken, bars en restaurantjes waar het bij mooi weer heerlijk toeven is. In La cantine du voyage werken ze vooral met lokale producten van landbouwers uit de streek en de opbrengst van de plantenbakken op de site.

Fijn ook dat een deel van het industriële erfgoed bewaard werd (en waar mogelijk ook een nieuwe invulling kreeg). Op het westelijk deel van het eiland bepalen 2 reusachtige kranen mee de skyline. De gele kraan verscheen in 1955 op de site en werd o.a. gebruikt om prefab-delen van boten op de kade te trekken voor verdere assemblage. De kraan werd overgekocht door de stad die ze in 1989 restaureerde. Een grijs exemplaar dat sinds de jaren 60 gebruikt werd om schepen te lossen op de oostelijke punt van het eiland, kreeg in 2005 ook een bescherming als monument.

Op de achtergrond zie je trouwens de draaimolen (le carrousel des Mondes Marins) piepen die deel uitmaakt van les machines de l’île, maar dat is voer voor een aparte blogpost 😉

Ook hier naast industrieel erfgoed kunst in de open ruimte: de picknicktafels zijn een realisatie van Fichtre die zich liet inspireren door de vorm van slijpstenen (les meules), de kinderen (en volwassenen) kunnen zich uitleven op kleine trampolines ingewerkt in de lichtgrijze ophoging. Detroit Architects en B. Peinado noemden de creatie ‘on va marcher sur la lune’.

Vanop het eiland zie je trouwens ook heel mooi een ander stukje historisch erfgoed liggen aan de andere kant van de rivier: een voormalig marineschip dat nu als museum te bezoeken is, de Maillé-Brézé, een torpedobootjager van de Franse marine. (Zie vorige blogpost voor meer info hierover). De ‘stekelige’ constructie op de rechterkant van de foto is een werk van Vincent Mauger ‘Résolution des forces en présence’.

Kortom, het eiland is echt een heerlijke plek om te ontdekken en er even rond te hangen en je te laten verrassen! En dan heb ik het nog niet over Les Machines gehad 😉

 

 

 

 

Nantes – centre historique

De voorbije zomervakantie trokken wij opnieuw richting Frankrijk. Voorzien van onze vaccinatiecertificaten, mondmaskers en ontsmettingsgel gingen we een paar dagen op ontdekking in Nantes en verbleven er in het Mercure hotel in het centrum van de stad.
‘t Is vooraf even goed terugkoppelen met het hotel zodat je zeker de toegangscode hebt om in het centrum (en dus bij het hotel) te komen (er staan namelijk paaltjes die de toegang voor wagens beperken) en dan was het nog even navragen hoe we de hotelparking moesten binnenrijden want dat was niet zo duidelijk aangegeven. Eens dat achter de rug konden we vlotjes inchecken met de nodige uitleg van de onthaalbediende ivm de geldende coronamaatregelen en wat extra tips voor een bezoek aan de stad. Gedurende de zomermaanden loopt Le Voyage à Nantes, een waaier aan manifestaties en culturele extra’s doorheen de stad, vaak in de publieke ruimte en gratis toegankelijk. Een mooie extra dus om op ontdekking te gaan.

Nantes ligt als havenstad eerder landinwaarts, in het westen van Frankrijk, waar de Erdre en de Sèvre uitmonden in de Loire. Het is de hoofdstad van de regio Pays de la Loire en van het departement Loire-Atlantique.
Nantes werd al een handelscentrum in de Romeinse tijd en groeide in de middeleeuwen uit tot een steeds belangrijker havenstad. In de 18de eeuw was het zelfs de belangrijkste havenstad van Frankrijk, toen de handel met de Amerikaanse koloniën ontstond en de stad het centrum werd van de Franse slavenhandel. De Franse Revolutie en later vooral de Tweede Wereldoorlog zorgden ervoor dat de ontwikkeling van de stad stil- of terugviel. Vandaag is het echter (opnieuw) een boeiende en bruisende stad waar heel wat te beleven valt.

Het hart van Nantes is de middeleeuwse wijk Bouffay, vol leuke straatjes, winkels, cafés en terrasjes. Je vindt hier de kathedraal en het Château des ducs de Bretagne (één van de best bezochte monumenten van heel Frankrijk volgens onze reisgids).

 

In de gotische kathedraal van Sint-Petrus en Sint-Paulus staat de graftombe van Frans II, hertog van Bretagne, en zijn gemalin. Het duurde meer dan 500 jaar om de kathedraal te bouwen. Ze is ongeveer zo groot als Notre-Dame-de-Paris. De witte stenen gevel is geflankeerd door 2 massieve torens met uitzicht op de stad.

De kathedraal haalde onze nieuwsberichten toen er in juli 2020 brand uitbrak, waarbij onder meer het 17de-eeuwse orgel verloren ging. Het gebouw stond anno zomer 2021 nog steeds deels in de steigers voor herstellingswerken. We zagen enkel de buitenzijde, maar die mocht er zeker zijn.

Het hertogelijk kasteel Château des ducs de Bretagne dateert uit de 10e eeuw (toen Nantes nog de hoofdstad van Bretagne was) en werd in de 15de eeuw herbouwd. Sinds 1840 is het een monument historique. In het kasteel is het historische museum van Nantes gevestigd. Maak zeker een wandeling op het 500 meter lange pad aan de top van de stadsmuren, zo kan je het kasteel en de stad van alle kanten bewonderen.

Op het binnenplein was er kunst te zien, onderdeel van het zomerfestival Le voyage à Nantes, werk (Petrol cargo / Water cargo) van Romuald Hazoumé  uit Benin.

Doorheen het ruime kasteel leer je als bezoeker het volledige verhaal van de stad doorheen de geschiedenis kennen, met zijn mooie en minder mooie kanten en dus ook over de periode dat de stad een heuse draaischijf was voor de slavenhandel.
Langs de Loire rivier ligt trouwens een openbaar toegankelijk slavernijmonument: een wandelpad van zo’n 400 meter. De namen van de slavenschepen (2000!) zijn in glazen gedenkplaten in de grond verwerkt.
De hoeveelheid informatie in het museum is indrukwekkend, misschien zelfs wat overweldigend. Je bent er al gauw enkele uren zoet om alles te bekijken.

Wist je trouwens dat Nantes ook de thuishaven (pun intended) is van de koekjesfabriek LU die we allemaal kennen omwille van de wereldberoemde Petit-Beurre?
In 1846 openen Jean-Romain Lefèvre en zijn vrouw Pauline-Isabelle Utile, een koekjesfabriek in de stad. Hun familiebedrijf breidde zich snel uit en werd in 1848 het huis Lefèvre-Utile (LU). In het begin van de 20ste eeuw werden er twee torens aan de ingang van de fabriek bijgebouwd met op de top een lantaarn in de vorm van een koekjesdoos. Ze moesten symbool staan voor de macht van de toenmalige industrie in Nantes. In de jaren 80 werd één toren vernietigd, de productie werd verplaatst buiten de stad. De overgebleven toren werd gerestaureerd, is nu een cultureel centrum en de site kreeg de naam Lieu-Unique, ook LU dus 😉
In het museum is veel ruimte gemaakt voor het verhaal van de koekjesfabriek met oude posters, foto’s, moulures en verpakkingen van verschillende koekjes, …

De overgebleven LU-toren vormt trouwens nog steeds een mooi beeld in de stad.

Het bekendste product van LU, het Petit-Beurrekoekje, mooi in de kijker gezet.

Wij sloten ons bezoek aan het museum op een leuke manier af door de tijdelijke alternatieve uitgang te nemen, nl. een glijbaan. De glijbaan van ruim 50 meter rondom het kasteel werd in 2017 gebouwd, als onderdeel van de Green Line route (een wandelparcours dat je langs alle interessante plekken in de stad brengt). Het programmaboekje van Le Voyage à Nantes vertelt ons dat het het laatste jaar is dat de glijbaan er staat.

Een ander ‘must see’ in het centrum is de Passage Pommeraye, een 19e-eeuwse winkelgalerij met een heerlijk ouderwetse charme. De winkelgalerij heeft een glazen dak, waardoor de pracht en praal van de trappen, de beelden en de bewerkte muren nog beter tot hun recht komen. Naar het schijnt, zou de kerstversiering ook zeker de moeite zijn.

Ook de omgeving van de opera is de moeite om eens te passeren. Tijdens het zomerfestival mocht het plein gebruikt worden om te (rol)schaatsen en dat zorgde voor extra animatie voor passanten en de gasten op de vele terrasjes. We wandelden verder rond en bleven mooie plekjes en gebouwen ontdekken in de oude binnenstad…

De link met Nantes als havenstad kwam ook terug in de street art.

Op de rivier ligt een voormalig marineschip dat nu als museum te bezoeken is. De Maillé-Brézé (D627) is een torpedobootjager van de Franse marine. Het schip werd op 4 mei 1957 in gebruik genomen en is vernoemd naar een 17de-eeuwse Franse admiraal Jean Armand de Maillé-Brézé. In 1988 verliet het vaartuig de actieve dienst en werd het een museumschip. Sinds 1991 is het ook een monument historique.

De indringende geur van diesel, smeerolie en andere producten in het ruim moet je er even bij nemen tijdens de rondleiding (nog een voordeel dat we een mondmasker moesten dragen), maar ‘t blijft fascinerend (of hallucinant is misschien een beter woord) om te zien op wat voor een kleine ruime een grote groep soldaten tijdens een missie moet samenleven. Niet eens voldoende plaats om allemaal te slapen, een douche nauwelijks die naam waardig, een behoorlijk ingenieus in elkaar gestoken keuken en refter en heel smalle trapjes om van het ene dek naar het andere te gaan…

Er valt trouwens nog heel wat meer te ontdekken in Nantes, maar dat is voer voor een volgende blogpost 😉

 

 

 

Haras national du Pin

De laatste blogpost van onze zomervakantie in 2020 kreeg ik niet meer uitgeschreven vorig jaar en verschijnt daarom begin 2021.
Als afsluiter hadden we nog een bezoekje gepland speciaal voor Maya, nl. aan le Haras national du Pin, de eerste (oudste) koninklijke stoeterij van Frankrijk, in de gemeente Pin-au-Haris in de Orne (Normandie Basse).

Het landgoed beslaat vandaag meer dan 2.471 hectare. De eerste stallen werden gebouwd vanaf 1715 en de eerste hengsten arriveerden in 1717. De bouwstijl is gelijk aan die van de “École de Versailles”. De huidige gebouwen (zowel de stallen als het kasteel) werden gebouwd onder het bewind van Lodewijk XV, tussen 1715 en 1730 en kregen de bijnaam “het Ruiter Versailles “.
De terrassen van het kasteel werden aangelegd volgens de traditie van de Franse formele tuin. De stallen zijn in hoefijzervorm rond de majestueuze binnenplaats gebouwd. Hier verblijven een dertigtal hengsten van tien verschillende rassen, allemaal bestemd voor de fokkerij.

De Percherons, uit de Perche-regio, zijn de sterpaarden van de Pin-stoeterij. Zij trekken de traditionele rijtuigen. Ze zijn zwart of grijs en wegen tussen de 800 en 1200 kg. Bij de Pin worden ze zowel gereden als in harnas getoond, en soms worden ze gepresenteerd met side-saddle riding. Ze worden wereldwijd geëxporteerd en zijn vooral populair in de Verenigde Staten en Japan. Daarnaast vind je er ook verschillende warmbloedrassen zoals Arabische paarden, Anglo-Arabieren, Selle Français, Lipizzaners, Hannoveraanse paarden, Franse dravers, volbloeden, Andalusische paarden …

De stoeterij verwelkomt jaarlijks (in niet-coronatijden uiteraard) enkele tienduizenden bezoekers. In de eerste stal worden tentoonstellingen over paarden georganiseerd en er zijn regelmatig evenementen. Op de site worden ook heel wat internationale sportwedstrijden georganiseerd, vooral rond eventing, maar ook menwedstrijden en races. De “École Supérieure du Cheval et de l’Équitation” biedt op de site opleidingen aan in zadelmakerij, smeden, rijden op jonge paarden en gecombineerd rijden.

In de erekamer van het zadel worden een mooie collectie tuigen gepresenteerd. De collectie bevat twee soorten harnassen: halsbanden in Engelse stijl en borstgordels.

De stoeterij bezit twee magazijnen met door paarden getrokken voertuigen, die deel uitmaken van het erfgoed van de Haras Nationaux. De meeste van deze voertuigen zijn gespoten in de kleuren van de Haras Nationaux: marineblauw en rood, met een “H” op de deuren.

Wij hielden het bij een eerder kort bezoek aan de site en kregen een minidemonstratie van een tiental minuutjes. Op bepaalde dagen zijn er ook langere voorstellingen waarvoor je tickets kan kopen.

Dat er plaats genoeg is om te oefenen, konden we nog eens vaststellen toen we wegreden: kilometers lange brede stroken met haagjes om over te springen 😉

Alle praktische info lees je op hun website: https://www.haras-national-du-pin.com/

 

 

Le Mans

Wanneer we terugkeren uit het zuiden van Frankrijk, doen we dat meestal met een tussenstop. Op die manier wordt de rit minder lang en vermoeiend en tegelijk ontdekken we ook stukjes Frankrijk dichter bij huis, waar uiteraard ook heel wat de moeite van een bezoekje waard is.

Deze keer gingen we niet voor een tussenstop in de Loirestreek, maar bogen we iets meer af naar het noordwesten en boekten nog een nachtje in Le Mans. We deden een klein beetje gek (nu ja, gek, met vroegboekkorting en klantenkorting viel dat heel goed mee) en boekten een nacht in het Mercure hotel Le Mans centre. De fitness en het restaurant waren gesloten (yep, corona) maar de kamer was meer dan dik in orde met een king size bed, een mooie badkamer (incl. badjassen en heerlijke verzorgingsproducten) en zelfs een eigen balkon met stoelen en een tafeltje waar we de avondzon nog even konden meepikken. Aan de lobby gaven ze ons enkele suggesties mee van restaurants in de buurt waar we zeker iets lekkers zouden vinden om te eten.

Slapen was heerlijk, het ontbijtbuffet tiptop en uitermate uitgebreid voor het geringe aantal gasten. Hier hadden we gerust nog een paar nachtjes willen doorbrengen 😉

Le Mans heeft een hoop historische bezienswaardigheden te bieden. In het oude centrum, la Cité Plantagenêt, vind je prachtige gebouwen van verschillende tijdperken. Zo zijn er vakwerkhuizen uit de renaissance, mooie kerken uit de middeleeuwen en een indrukwekkende stadsmuur uit de Gallisch-Romeinse tijd. De stad heeft dan ook een rijke geschiedenis en veel oorlogen en bezettingen meegemaakt.
In de zomer is er elke avond een mooie lichtshow in de stad die de geschiedenis van Le Mans vertelt.

De kathedraal van Le Mans behoort tot de voornaamste gotische bouwwerken in Frankrijk. De kathedraal bestaat uit een gotisch koor en een Romaans schip. Je kunt de kathedraal van binnen en van buiten bewonderen en je vindt er enkele bijzondere kunstwerken.

In augustus is het altijd wel rustiger in de ruime omgeving van Parijs, het was bovendien zondag (en ja, ook corona zal wel een stevige duit in het zakje gedaan hebben) waardoor het extreem rustig was in de stad. Een beetje onwennig, maar ergens ook wel handig, trokken we op verkenning en genoten we van de rust en de schoonheid van de stad. We kuierden door de straten, maakten foto’s en genoten van de Franse keuken op een gezellig, afgeschermd terras.

Le Mans is zeker een aanrader om eens een bezoekje te brengen en in ‘normale’ omstandigheden zal  het er beslist een stuk levendiger zijn.

 

La Roque Gageac

Een laatste stukje over onze reis naar de Dordogne gaat over La Roque Gageac, in de buurt van Domme en Sarlat-la-Canéda. Het dorp behoort tot Les Plus Beaux Villages de France. Het langgerekte dorp bestaat voornamelijk uit een hoofdstraat met huizen die voor de hoge rotswand zijn gebouwd.

Langs de klif bloeit een verbazingwekkende exotische tuin met palmbomen, bananenbomen, agaves, vijgenbomen, cactussen, bamboe… (helaas gesloten wegens corona). 

Het dorp en de omgeving kennen al een lange geschiedenis. Er zijn verschillende voorwerpen gevonden die er op duiden dat de omgeving al in de prehistorie bewoond was. Ook zijn er resten van een heirbaan en een Romeinse villa gevonden. Door de eeuwen heen werd de regio bedreigd door invallen van de Noormannen. Tijdens deze periode van dreiging schuilden de inwoners in het fort dat in de hoge rots was uitgehouwen. De bouw van dit fort begon al in de twaalfde eeuw. Tot aan de zeventiende eeuw werd het fort alsmaar verbeterd, voordat het in de achttiende eeuw ontmanteld werd. Omdat dit fort volledig in de hoge rots werd gebouwd, was het bijna niet te veroveren.

In de middeleeuwen was La Roque-Gageac een bruisende en welvarende plek, de rivier Dordogne was een van de belangrijkste handelsroutes in de regio.

We wandelden door de schilderachtige straatjes, maakten uiteraard de nodige foto’s, kochten zowaar een vakantiesouvenir in de vorm van een kledingstuk voor M. (aka een linnen hemd bij een lokale handelaar met ook een winkel in Monpazier, ons wel bekend van een eerder bezoek aan deze mooie streek). Niet de eerste keer trouwens dat we op vakantie een uitbreiding van de garderobe voor de wederhelft doen, zijn zomerhoed kochten we ooit ook op vakantie in Frankrijk 😉

Domme

In de Dordogne liggen heel wat mooie stadjes en dorpen om te bezoeken, Monpazier, Bergerac, PérigeuxRocamadour en Sarlat om er maar enkele op te sommen waar we eerder op verkenning gingen.

Domme is een oud vestingstadje met een ommuurde vesting, boven op een berg langs de rivier de Dordogne. Het ligt in de Périgord Noir, vlak bij Sarlat, aan de grens met het departement Lot. Met de wagen parkeer je buiten het centrum want het stadje zelf heeft vooral smalle straatjes en heel weinig parkeerplaats, aan de rand is er echter voldoende ruimte.

Domme is erg in trek bij toeristen, het is dan ook een mooie plek met prachtige uitzichten. Wie wil, kan met een treintje door het stadje rijden maar wij wandelen liever op eigen tempo en waar ons kaartje ons brengt. In het centrum, vlak aan de toeristische dienst, kan je ook een ondergrondse grot bezoeken maar we besluiten bovengronds te blijven en vooral van de uitzichten te genieten.

Wij liepen even door de drukkere winkelstraat, maar wandelden dan vooral door de rustiger straatjes en genoten van de omgeving en het uitzicht.

Domme is een is vestingstad of bastide die door Filips de Stoute in 1281 werd gesticht op een strategische plek. Bij Domme is dat ook zo: op een berg en direct aan de rivier de Dordogne. Om de opmars van de Engelsen tegen te houden, heeft Filips hier een kasteel gebouwd. De muur van de stad is voor een groot deel bewaard gebleven en heeft drie poorten: de Porte del Bos, de Porte des Tours en de Porte de la Combe.
In deze poorten werden rond 1310, op bevel van Filips de Schone, de Tempeliers gevangen gehouden. De Tempeliers maakten gebruik van een codesysteem om met elkaar te communiceren. Deze codes zijn nog steeds te zien op de muren van de torens.

Domme was tot in de zeventiende eeuw een welvarende stad met mooie huizen en gebouwen. Na het verdwijnen van de welvaart zijn er weinig huizen meer bij gebouwd. Dat heeft er juist voor gezorgd dat Domme zijn historische karakter heeft behouden.

Voorwaar de moeite van een bezoekje waard.